Opera en operette

De regie is leuk...

 

© Paul Korenhof, maart 2019

 

Hamel: Caruso a Cuba
Airam Hernández (Caruso), Jeanine de Bique (Aida), Simon Shibambu (Calazán), Cody Quattlebaum (Bruno Zirato), Michael Wilmering (Adolfo Bracale, Reporter, Ritual singer), Tichina Vaughn (Mother, Ritual singer), Eva Kroon (Cook, Woman, Ritual singer), Gabriel Rollinso (Arturo Cidre, Intruder, Tata, Ritual singer)
Nederlands Kamerorkest
Dirigent: Otto Tausk
Regie: Johannes Erath
Decor: Katrin Connan
Kostuums: Noëlle Blancpain
Gezien: Amsterdam, 3 maart 2019
Voorstelling: DNO/OFF (Stadsschouwburg)
Zie: website DNO

Een probleem bij operacomponisten die zelf hun libretto willen schrijven, is dikwijls dat zij weinig zelfkritiek bezitten. Een nog groter probleem is dat dit gebrek aan zelfkritiek sterker lijkt te worden naarmate hun gevoel voor theater kleiner is. Natuurlijk is niet iedereen een tweede Richard Wagner, maar juist daarvan zou iedere componist met enige zelfkritiek zich terdege bewust moeten zijn. Bovendien kan samenwerking met een librettist leiden tot kritische discussies die het gevaar van zelfingenomen navelstaarderij voorkomen.

Caruso a Cuba - ensemble. Foto: Monika Rittershaus/DNO

De eerste drie kwartier van Caruso a Cuba, de nieuwe opera van Micha Hamel. boden bij de première in de Stadsschouwburg nog de hoop op een amusant avondje muziektheater, al gaat het verhaal nergens over, en zeker niet over personages die onze interesse wekken. Uitgangspunt is een optreden van Enrico Caruso in Havana, waar tijdens de opera Aida een bom ontploft die de tenor in kostuum de straat op doet vluchten

Buiten het theater wordt de verwarde zanger opgevangen door een jonge Cubaanse die toevallig ook Aida heet en die van hem in verwachting raakt. Vanaf dat moment wordt het verhaal steeds verwarder (van een 'handeling' is geen sprake), vooral door allerlei toestanden rond een oude Afro-Cubaanse religie. De krampachtige pogingen het werk hierdoor meer lagen te bezorgen lijken echter hooguit verteerbaar na consumptie van een flinke dosis paddo's.

Caruso en Aida. Foto: Monika Rittershaus/DNO

Muzikaal begon het allemaal heel onderhoudend. In de bak spreidde het Nederlands Kamerorkest onder leiding van Otto Tausk een fleurige orkestrale lappendeken uit waarin bekende operamelodieën, Napolitaanse liederen en Zuid-Amerikaanse dansmuziek waren vervat in een geheel dat soms meer aan een zomerse revue dan aan een serieuze opera deed denken. Bovendien was het na de intervalsprongen van Adams in Girls of the Golden West best aangenaam om zangstemmen meer horizontaal (zo men wil: melodisch) te horen bewegen en op het toneel zorgde regisseur Johannes Erath voor een leuke, inventieve enscenering die zelfs de indruk wekte van een voorstelling die echt iets betekende.

Het dient gezegd dat de regie tot het einde toe bleef boeien en dat het enthousiasme van dirigent en orkest weldadig overkwam. Grote lof verdienen daarbij de overwegend jonge solisten met in de frontlinie de tenorAiram Hernández in de titelrol en Jeanine De Bique als Aida. Hun inzet was een betere zaak waardig en rechtvaardigde de bijval aan het slot ten volle. Ondertussen ontaardde Caruso a Cuba muzikaal echter in een opeenvolging van stoplappen, herhalingen en kakafonische climaxen met harmonieën die zelfs het meest traditioneel ingestelde oor niet uit zijn winterslaap vermochten te wekken.

Caruso en Aida. Foto: Monika Rittershaus/DNO

Bij dat alles komt het libretto zelden verder dan een schier eindeloze opeenvolging van semi-interessante, semi-intellectuele en semi-diepzinnige teksten op middelbare-schoolniveau. Na het tenenkormmende en overlange Snow White dat componist-librettist Micha Hamel in 2008 bij de Reisopera presenteerde, is er gelukkig wel sprake van enige vooruitgang: zijn nieuwe opera duurt is met nog geen twee uur een stuk korter. Een pauze is er alleen niet met alle nadelen van dien


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links