Opera en operette

Venetiaans operafeest

 

© Paul Korenhof, januari 2024

 

Händel: Agrippina

Stéphanie d'Oustrac (Agrippina), John Holiday (Nerone), Ying Fang (Poppea), Gianluca Buratto (Claudio), Tim Mead (Ottone), Tommaso Barea (Pallante), Jake Ingbar (Narciso), Georgiy Derbas-Richter (Lesbo)
Accademia Bizantina
Dirigent: Ottavio Dantone
Regie: Barrie Kosky
Decor: Rebecca Ringst
Kostuums: Klaus Bruns
Amsterdam, 13 januari 2024
www.operaballet.nl

In DNO's ODEON doet de afdeling dramaturgie het al in de eerste alinea voorkomen alsof Agrippina een echte ('serieuze') opera seria is, en alsof de humor en de ironie in de voorstelling vooral te danken zijn aan regisseur Barrie Kosky. Inderdaad vinden we in dit werk al meerdere da capo-aria's, een vorm die we vooral associëren met de opera seria. Wie een beetje thuis is in het behoorlijk gevarieerde operalandschap, weet echter dat enige nuancering hier op haar olaats is, en dat we echt met een andere bril naar het werk moeten kijken.

Ondanks een reeks da capo-aria's blijkt Agrippina namelijk beslist geen opera seria vanwege:
- negen personages in plaats van de zes (twee per 'plan') of hooguit zeven die in de opera seria gebruikelijk zijn;
- een terzet, een kwartet en een sextet ('coro' - en niet eens aan het slot van het tweede en/of laatste bedrijf) die het snoer van aria's meer dan eens doorbreken; 1)
- personages die da capo-aria's zingen en daarna het toneel niet verlaten;
- een hoofdpersoon (Agrippina) die het werk opent met een recitatief waarin zij eerst drie aria's van anderen moet aanhoren voordat zij er zelf een mag zingen;
- een andere hoofdpersoon (Poppea) die twee lange scènes heeft waarin zij meerdere aria's zingt zonder van het toneel te verdwijnen.

Foto © Ben van Duin/DNO

In een echte opera seria zouden al deze elementen (maar er zijn er meer) elk afzonderlijk bij de 18de-eeuwer al verbazing wekken, maar in combinatie zouden zij in zo'n strak gereglementeerde barokopera zelfs onmogelijk zijn. Agrippina werd echter geschreven voor Venetië en daar heerste een andere operacultuur, waarvoor in de 17de eeuw de toon was gezet door componisten als Monteverdi (L'incoronazione di Poppea) en Cavalli. Zij schreven voor 'democratische' theaters in de republiek (!) Venetië, waar iedereen die een kaartje kon kopen, vrijelijk toegang had. Het leidde tot een 'commerciële' operacultuur met werken die meer aan de smaak van 'het volk' waren aangepast dan die welke te zien waren in operacentra waar wereldlijke en kerkelijke overheden de dienst uitmaakten.

In tegenstelling tot veel van de latere opera's van Händel geeft Agrippina mij daardoor, ondanks de lengte (bijna vier uur inclusief één pauze) geen moment het gevoel dat er makkelijk een aria of een hele scène geschrapt kan worden. Hooguit kunnen enkele terzijdes naar het publiek worden weggelaten, vooral in het eerste bedrijf. Die waren indertijd misschien nuttig voor toeschouwers die later kwamen binnenwandelen of meer bezig waren met hun sociale contacten dan met de voorstelling, maar zij zijn overbodig voor een publiek dat in een verduisterde zaal op het toneelgebeuren geconcentreerd is en ook nog de synopsis heeft gelezen.

Foto © Ben van Duin/DNO

Als echte 'Venetiaanse opera' is Agrippina doortrokken van humor, ironie en satire, en speelt het met de vrijmoedige seksuele moraal die in theaters van de lagunenstad bon ton was. Het feit dat het werk internationaal snel aan populariteit inboette, heeft dan ook niets te maken met 'sterke' vrouwelijke hoofdrollen, zoals ODEON suggereert. Sterke vrouwen vinden we in talloze werken uit die tijd, maar het probleem was dat in Agripina een intrigante straffeloos het gezag ondermijnt. Niet alleen in vorm, maar ook in inhoud was het werk ver verwijderd van de 'brave' opera seria die het publiek en vooral de wereldlijke en kerkelijke overheden voor ogen stond.

De librettist (kardinaal) Vincenzo Grimani, op wiens instigatie Händel zijn opera schreef, was eigenaar van het Teatro San Giovanni Grisostomo, het huidige Teatro Malibran en het enige dat nog is overgebleven van de tientallen operatheaters die in de 17de eeuw in Venetië actief waren. Zijn zwarte komedie met kritische ondertonen (en waarschijnlijk toespelingen op actuele situaties) bleek een kolfje naar de hand van de 24 jaar oude Händel, die tijdens zijn toen reeds twee jaar durende verblijf in Italië naarstig op zoek was naar nieuwe indrukken. Het leidde tot een partituur die bij de Venetianen insloeg als een bom, en na de première de eerste was van een onafgebroken reeks van totaal 27 voorstellingen. 2)

Foto © Ben van Duin/DNO

Mede door de parallellen (waaronder drie identieke personages) herinnert Agrippina sterk aan Monteverdi's, L'incoronazione di Poppea. Barrie Kosky was zich daarvan duidelijk bewust, maar ook van het feit dat beide werken nog steeds een opmerkelijk actuele uitstraling hebben. De visuele verplaatsing naar onze tijd is daardoor in feite ook geen actualisering, maar simpelweg een gebruik van eigentijdse kostuums en toneelbeelden, iets wat ook in Händel's tijd nog de gewoonte was.

Bij dat alles bleef Kosky van begin tot eind trouw aan het verhaal en de enige feitelijke ingreep is het vervangen van de godin Juno als een wat geforceerde deus ex machina door een (instrumentaal) deel uit het oratorium L'Allegro, il Penseroso ed il Moderato dat aansluit bij Agrippina's gemoedstoestand aan het slot. Weliswaar heeft de opera een 'lieto fine' waarbij de intrigerende keizerin haar doel bereikt heeft, maar evenmin als voor Monteverdi's Poppea is dat voor haar bepaald geen einde dat ethisch de hoofdprijs verdient.

Foto © Ben van Duin/DNO

De consequente en doorwrochte karaktertekening in het libretto van Grimani bood Kosky bovendien optimale kansen voor een heldere personenregie met een maximaal uitbuiten van alle komische situaties. De reacties van het toch vaak wat gereserveerde Amsterdamse premièrepubliek waren dan ook niet van de lucht en men kan hooguit een kleine bedenking koesteren tegen Kosky's aanpak van de viriele Claudius. Hem in een staat van enthousiaste, gedeeltelijke ontkleding tonen kan zeker komisch werken, maar als dat meerdere keren gebeurt, komt het toch in de buurt van onderbroekenlol.

Dat alles speelt zich af in een fraai en imposant toneelbeeld van Rebecca Ringst, beheerst door een enorm, strak metalen object, draaibaar en in delen splitsbaar, en waaruit zowel een trap als meerdere vertrekken kunnen opduiken. Mede door de belichting werkt dit draaidecor nu eens afwisselend en zelfs sfeerversterkend. Daarbij ondersteunt het de werking van de soms opmerkelijk sfeerrijke kostuums van Klaus Bruns. Effectief daarin zijn vooral de subtiele schakeringen voor Agrippina, de ironische kleuren en glitters voor de puberale Nerone en de frisse kleuren voor de duidelijk modebewuste Poppea, waarbij de opeenvolging in haar kostuums op gepaste wijze haar stijging in sociale status onderstreept. 3)

Foto © Ben van Duin/DNO

Een feest op zich was de manier waarop Händel's partituur tot klinken werd gebracht door de bijna dertig leden van de door klavecinist Ottavio Dantone in elegante, soms betoverende klankpatronen geleide Accademia Bizantina. Weliswaar was het aantal musici bijna het dubbele van dat wat Händel tot zijn beschikking had, maar de afmetingen van het Muziektheater vragen daar ook min of meer om, zeker in aria's die door een minimaal aantal instrumentalisten begeleid worden. Dat die bezetting ook leidt tot andere effecten, waarbij pizzicati van de strijkers soms een ruisend mandolineorkest suggereerden, kan ik met de originele partituur in mijn achterhoofd eigenlijk alleen maar een pluspunt noemen.

Met de keuze van het solistenteam scoorde DNO al even hoog en het moet aanwezige directeuren van internationale festivals ietwat jaloers hebben gemaakt. De Franse Stéphanie d'Oustrac, specifiek voorbeeld van een echte mezzosopraan zonder 'altkleuren' en specialiste voor werken van Offenbach en Chabrier (eerder zong zij hier Lazuli in diens L'Étoile) bleek perfect voor de titelrol, helder maar vol van timbre, subliem van techniek en daarbij een uitmuntend actrice met groot gevoel voor dubbele bodems en humoristische ondertonen. Haar cabareteske 'Ogni vento', waarmee Kosky het 'historische' verhaal even op heel moderne wijze parodieerde, werd daardoor een onvergetelijk hoogtepunt.

Foto © Ben van Duin/DNO

Voor een andere verrukking zorgde Ying Fang, die na een leuke Susanna (Le nozze di Figaro), een charmante Ännchen (Der Freischütz) en een wat vlakke Pamina (Die Zauberflöte) in Amsterdam als Poppea haar draai gevonden heeft. Als de jeugdige en virtuoze tegenspeelster van Agrippina, nauwelijks haar mindere als intrigante, werd zij volkomen geloofwaardig als de enige die Agrippina uiteindelijk een voet dwars weet te zetten. Met kleurrijke kostuums, virtuoze coloraturen en een ontwapenende jeugdigheid dartelt zij met een sprankelend sexappeal door de voorstelling. Absoluut hoogtepunt daarbij wordt een kamerscène met drie minnaars tegelijk waar zelfs Feydeau jaloers op zou kunnen zijn.

Foto © Ben van Duin/DNO

Een niet minder grote verrassing is de Nerone van de even virtuoze, uiterst slank getimbreerde en in zijn zang opvallend 'vrij' klinkende John Holiday, veruit de minst 'geknepen' countertenor die ik ooit gehoord heb. Daarbij lijkt hij in zijn element als de neurotische, eerder infantiele dan puberale zoon van Agrippina, wiens kroning aan het slot van de opera in 1709 wellicht een actuele steek onder water was waarnaar wij nu alleen maar kunnen gissen.

Speciale vermelding verdient de countertenor Tim Mead als Ottone, de enige die als personage onze onverdeelde sympathie verdient, maar die in het tweede bedrijf zijn rechtschapenheid duur moet bekopen. Zijn emotionele 'Voi, che udite' waarmee het eerste deel van deze komedie wordt besloten, groeit daardoor uit tot een onverwacht aangrijpend moment in deze bijzonder amusante voorstelling. Met verder ook nog een kapitale, net niet te komische Claudio van de bas Gianluca Buratto en drie uitmuntende ondersteunende rollen een voorstelling waarmee DNO op het hoogste internationale niveau meedraait!

_____________________

1) Het duetje waarmee Poppea en Ottone hun verzoening in het derde bedrijf afronden, is een variatie op de originele partituur, waarschijnlijk bedacht door Kosky in samenwerking met Ivor Bolton die in 2019 in München de première van deze productie dirigeerde.

2) Volgens zowel het programmaboekje van DNO als de meeste naslagwerken vond de première plaats op 26 december 1709, maar dat is niet zeker. Het operaseizoen ('carnaval') begon inderdaad op die dag, maar volgens sommige bronnen stond Agrippina daarin als tweede première geprogrammeerd en verscheen dus wellicht pas enkele dagen later of in de eerste week van januari op het toneel.

3) Na eerdere voorstellingen in München, Londen en Hamburg met andere solisten werden de Amsterdamse kostuums van Nerone, wellicht een knipoog naar de huidige 'woke-beweging', speciaal ontworpen voor de voorstellingen van DNO (evenals trouwens enkele kostuums voor Agrippina en Poppea).


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links