Opera en operette

Anti-muzikale regie Rusalka
ontaardt in baarlijke nonsens

 

© Paul Korenhof, januari 2023

 

Dvorák: Rusalka

Pavel Cernoch (Prins), Annette Dasch (Vreemde prinses), Johanni van Oostrum (Rusalka), Raehann Bryce-Davis (Jezibaba), Maxim Kuzmin-Karavaev (Watergeest), Erik Slik (Jachtopziener), Karin Strobos (Koksmaat), Inna Demenkova, Elenora Hu, Maya Gour (Bosnimfen), Georgiy Derbas-Richter (Jager)
De Nationale Opera
Koninklijk Concertgebouworkest
Dirigent: Joana Mallwitz
Regie: Philipp Stölzl & Philipp M. Krenn
Decor: Heike Vollmer, Philipp Stölzl
Kostuums: Anke Winckler
Choreografie: Juanjo Arqués
Foto's: © Clärchen & Matthias Baus
Amsterdam, 2 juni 2023
www.operaballet.nl

Citaat uit de seizoensbrochure:
Philipp Stölzl brengt een nieuwe lezing [...] Bij hem is Rusalka een transvrouw die het hoopt te maken in de droomwereld van filmstad Hollywood.
Kennelijk heeft Stölzl (of zijn regiepartner Philipp Krenn) echter tijdig ingezien dat het begrip 'transvrouw' haaks staat op een sprookje dat ons juist leert onszelf te accepteren zoals we zijn. Dus werd de waternimf die uit liefde voor een rpins mens wil worden, in de nieuwe productie van DNO een heroïnehoertje dat in de bioscoop wegdroomt bij de romantiek en glamour van Hollywood.

Hollywood

Daarmee ontstaat meteen de eerste frictie. Voor Stölzl en Krenn wordt de primaire drijfveer van Rusalka het verlangen naar die andere wereld, maar voor Dvorák's Rusalka zijn die andere wereld en die andere identiteit bijzaken. Haar drijfveer is louter en alleen de liefde voor een mens die toevallig tot die andere wereld behoort en haar verlangen om met hem samen te kunnen zijn.

Citaat uit de seizoensbrochure:
De muziek uit de opera is uiterst poëtisch en sensueel en laat de natuur, nimfen en watergeesten in een prachtige klankschildering tot leven komen.
Een waar woord! En vanaf de eerste maat ontplooit het door Joana Mallwitz geleide KCO een weergaloos klanktapijt dat vooral in het eerste en derde bedrijf overkomt als een kleurrijke en subtiel geschakeerde natuurschildering. De opening van het eerste bedrijf is als een scherzo van Mendelssohn dat een zwoele maannacht met ruisend riet en dansende nimfen voor ons oproept. Even later omlijsten harp en strijkers de de intimiteit van Rusalka's befaamde ballade aan de maan, en de verschijning van de prins wordt ingeleid door een romantische, naïef-onschuldige jachthoorn. Muzikale pasteltinten alom die door dirigent en orkest tot een betoverend geheel worden samengesmeed.

Hilariteit
Dat deze muzikale schoonheid aan het regieduo niet besteed was, bleek al toen tijdens het voorspel de Boheemse wouden op het toneel vervangen waren door een Hollywood-choreografie vol zuurstokkleuren, een filmfinale die prompt besloten werd met de woorden 'The End'. Hilariteit bij het publiek, natuurlijk, maar ook was duidelijk dat de enscenering niets, maar dan ook echt helemaal niets met de muziek te maken had en er zelfs tegenin ging. En zo zou het tot de laatste maat blijven: muziek die niets met de toneelbeelden te maken had en toneelbeelden die niets met de muziek te maken hadden.

Citaat uit het programmaboek:
Jullie situeren jullie eind jaren vijftig of begin jaren zestig. Waarom is dat?
“Het waren de gloriedagen van Hollywood-diva's als Marilyn Monroe en Jayne Mansfield. [...] Hollywood ademde glamour in die tijd; denk aan films als Singing in the Rain of de Busby Berkeley-films."
Een vreemde vergelijking, te meer daar Singing in the rain juist inhaakt op het 'make believe' van het witte doek met de boodschap dat filmsterren ook maar mensen zijn. De kern van Rusalka is bovendien dat een personage uit een sprookje tot de reële wereld wil behoren en de partituur van Dvorák schildert daarom in het eerste en derde bedrijf de natuur en de ongrijpbare sprookjeswereld, terwijl in het tweede bedrijf het aardse element en de menselijke drijfveren doorklinken. Op het toneel van DNO zien we echter een Rusalka die de realiteit van een smerige achterbuurt wil verruilen voor een droomwereld, precies het tegenovergestelde dus!

Rusalka en de watergeest

Fricties
Ook dat leidt tot de nodige fricties tussen wat we horen en wat we zien en zelfs tot pure onzin. Zo worden de koksmaat en de jachtopziener van de prins hier een kapster en een productieassistent op de filmset, waarbij de laatste gaat zitten klagen dat hij voor een naderend feestdiner zoveel wild moet verzorgen. Nog afgezien van het feit dat een beetje filmbedrijf daarvoor catering inhuurt: als dat echt zijn taak is, kan hij toch gewoon even de Amerikaanse Sligro bellen?

Ondertussen was het toneel na de suikerzoete opening overgegaan in een smerig straatje in een New Yorkse achterbuurt met een sekstheater, een sjofel bioscoopje en een armoedige kapperszaak. Evenals drie hoerig geklede bosnimfen blijkt Rusalka een heroïnehoertje in dienst van een pooier (Dvorák's 'wateregeest') die als een klein maffiabaasje ook een paar gangsters commandeert.

Rusalka en Jezibaba

Zelfs het 'lied aan de maan', gezongen op het balkon van de bioscoop, zorgt nauwelijks voor wat sfeer in dit grauwe geheel. Een beetje interessant wordt het pas als Rusalka zich wendt tot de bazin van de kap- en schoonheidssalon met de smeekbede haar het uiterlijk van een echte filmster te geven. Dat gebeurt in een kelder die meestal gebruikt wordt voor andere praktijken, maar de zinderende alt en het aplomb waarmee Raehann Bryce-Davis deze Jezibaba neerzet, doen even vergeten dat de combinatie van haar teksten met een achterbuurt in New York de grootst mogelijke onzin oplevert.

Contrasten
Terwijl de muziek nog steeds de Boheemse wouden oproept, verplaatst het toneel zich dan naar een filmset in Hollywood waar Rusalka ziet hoe de 'prins', zingend over de vrije natuur en de Boheemse wateren een scene opneemt in een rijdende auto. Zij begint dan te begrijpen dat haar droomwereld inderdaad een droomwereld is, meer illusie dan werkelijkheid. Dat maakt de weg vrij voor het tweede bedrijf waarin zij door een rivaliserende filmster (Dvorák's 'vreemde prinses') wordt afgetroefd en beseft dat zij de verkeerde keuze heeft gemaakt.

De prins

Tegelijk laat het KCO, als in een totaal andere opera, horen hoe knap Dvorák datzelfde bedrijf muzikaal heeft opgebouwd met een duidelijk contrast tussen de wereld van de mensen en die van Rusalka. Dat begint met een shakespeareaanse scène waarin een koksmaatje en een jachtopziener commentaar leveren op de gebeurtenissen, en het eindigt met de triomf van de vreemde prinses als de prins zich - teleurgesteld door haar zwijgen en haar schijnbare koelte - van Rusalka afkeert. Muzikaal hoogtepunt is het tafereel waarin Dvorák een groots feestkoor plaatst tegenover klachten van de watergeest, die Rusalka voorspelt dat niet de rode rozen van het bruidsbed naar de witte waterlelies van haar doodsbed haar lot zullen zijn.

Rusalka en de vreemde prinses

Warrig
Het derde bedrijf speelt weer in New York, waar Rusalka terugkeert in haar filmjurk, waardoor je je toch afvraagt of zij dat hele eind is komen lopen. Even lijkt het erop of de gangsters van de watergeest een afstraffing gaan geven, maar al snel wordt het toneel opgeëist door Jezibaba die de ongelukkig een wijze levensles geeft - en weer doet de zang van Bryce-Davis ons even alle onzin vergeten.

Maar de vreemdste 'regievondsten' volgen in de laatste scènes. Het begint met de kapster, de productieassistent en de regisseur die blijkbaar samen naar New York zijn gereisd om daar (en op raad van een zekere 'tante Háta'!) Jezibaba om raad te vragen voor het vreemde gedrag van de prins. De kapster doet daarbij het woord terwijl de regisseur zijn mond niet open doet (ook al iets vreemds), en vervolgens maait op bevel van de watergeest een gangster met een mitrailleur iedereen in de kapsalon neer - kennelijk tot vermaak van Jezibaba die zelf ongedeerd blijft.
Wat daarna gebeurt, is zo warrig dat het zelfs niet eens meer logisch te beschrijven is. Uiteindelijk komt het er echter op neer dat Rusalka sterft (aan een overdosis!) en de prins blijft leven, terwijl de partituur juist weer het tegenovergestelde laat horen.

De afrekening

Stemverlies
De terechte ovaties die Mallwitz en het KCO al meteen na de pauze in ontvangst mochten nemen, werden door hen beantwoord met een prachtig transparant voorspel, gevolgd door weer een fascinerende variatie van kleuren en stemmingen. Opmerkelijk daarbij was dat Mallwitz haar musici nergens leek in te tomen, maar dat de zang wel steeds helder over het voetlicht kwam, zeker ook dankzij de componist. Dvorák, een ervaren altviolist uit het Praagse operaorkest, wist hoe hij voor het theater moest schrijven, en ook hoe hij daarbij effect kon bereiken. De bloedmooie klank van het nimfenkoor dat van onder water Rusalka laat weten dat zij niet meer in hun wereld past, behoorde muzikaal tot de mooiste momenten van de voorstelling.

Als Rusalka zich in Dvorák's opera tot Jezibaba wendt met de smeekbede haar tot mens te maken, maakt de heks haar duidelijk dat dit onvermijdelijk verkeerd afloopt en ook dat zij daarvoor zal moeten betalen met het verlies van haar stem. Ook daarop hebben Stölzl en Krenn een visie. Haar stemverlies komt in hun productie vooral voort "uit een gevoel van overweldiging: ze is diep teleurgesteld door de ontdekking dat er zoveel onechtheid is, en dat haar Prins heel iemand anders blijkt te zijn wanneer de camera's niet draaien. En wanneer het moment van haar emotionele uitbarsting in de tweede akte daar is, hoort niet alleen Vodník haar, maar iedereen op de set. Ze staren haar aan alsof ze gek geworden is.”

Wie de tekst meeleest of zelfs alleen maar de ijzersterke vertolking van Raehann Bryce-Davis over zich heen laat komen, weet wel beter. Maar Stölzl en Krenn hebben aan Dvorák's opera geen boodschap. (De door DNO via de website en andere media verspreide waarschuwing dat het een voorstelling zou worden voor 'boven de 16', moet maar moet als pr-truc worden beschouwd.)

Dood van Rusalka

Naast de grandioze Jezibaba van Bryce-Davis horen we een emotioneel krachtige maar meer aards dan feeëriek klinkende titelrol van de sopraan Johanni van Oostrum. Als de vreemde prinses overtuigde de sopraan Annette Dasch vooral door haar persoonlijkheid, maar daar moet ik aan toevoegen dat ik in die rol toch liever een donkerder en sensuelere timbre had gehoord, al was het maar om de persoonlijkheden van Rusalka en de prinses sterker te laten contrasteren.

De rol van de prins komt in deze productie nauwelijks uit de verf en werd in de voor hem zo belangrijke slotscène zelfs tot achtergrond gereduceerd. Dat Pavel Cernoch (de prins) bij de première wat houteriger en minder smeuïg klonk dan ik van deze tenor gewend ben, is daarom eigenlijk niet meer dan logisch. Verder bleek de bas Maxim Kuzmin-Karavaev een kernachtige maar weinig markante watergeest en zorgden de sopraan Karin Strobos (koksmaat) en de tenor Erik Slik (jachtopziener) voor opmerkelijke bijrollen. Maar de belangrijkste redenen voor een bezoek aan deze voorstelling vormen toch de bijdragen van het door Joana Mallwitz geleide KCO en de Jezibaba van Raehann Bryce-Davis.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links