Opera en operette Dramatisch sterke Donizetti
© Paul Korenhof, april 2024
|
||||||||||
Donizetti: Roberto Devereux Barno Ismatullaeva (Elisabetta), Angela Brower (Sara), Nikolai Zemlianskikh (Nottingham), Ismael Jordi (Roberto Devereux), Thando Mjandana (Lord Cecil), Mark Kurmanbayev (Gualtiero), Peter Arink (Un cavaliere), Sander Heutinck (Un famigliare)
Een ouverture waarbij het voordoek weer eens dicht blijft, zonder visuele fratsen op het toneel waarmee de regisseur zijn fantasie wil demonstreren, en aan het slot zangers die zowaar vóór het doek komen buigen. Het enige wat misschien aan een 'ouderwets' avondje Italiaans bel canto ontbreekt, is een over alles heen zeilende slotnoot van de sopraan, maar die heeft Donizetti voor dit werk niet geschreven. Zo'n einde is hier zelfs onmogelijk. Roberto Devereux eindigt met een vermoeide en gedesillusioneerde koningin en haar laatste woorden ('Dell'Anglia Giacomo è re, è re' - 'James is nu koning van Engeland - hij is koning') laten geen briljante slotnoot toe. Dat ontbreken van een virtuoze cabaletta aan het slot is kenmerkend voor Donizetti's instelling bij het schrijven van deze partituur. Daarom is het ook misleidend om Anna Bolena, Maria Stuarda en Roberto Devereux samen te voegen toe 'Tudor trilogie'. Niet alleen heeft Donizetti deze drie opera's nooit als zodanig bedoeld, maar muzikaal passen ze ook niet bij elkaar. De eerste twee wel, maar in Roberto Devereux horen we echt een andere Donizetti, niet meer de belcantist die we kennen van L'elisir d'amore en Lucia di Lammermoor, maar de dramaticus die drie jaar later de nog steeds miskende Poliuto zou schrijven, een ambitieus melodrama dat vanwege het onderwerp door de koning van Napels persoonlijk werd verboden. Dat stijlverschil wordt meteen duidelijk tijdens de ouverture (die overigens pas een jaar na de Napolitaanse première aan het werk werd toegevoegd). Die kondigt al aan dat in dit werk de nadruk op romantische, soms Belliniaanse cantilenen plaats moet maken voor bijna Verdiaanse contrasten en accenten. Het blijkt ook uit de meer op krokante accenten dan op melodische lijnen gerichte directie van Enrique Mazzola, uitstekend gerealiseerd door het geciseleerde spel van het Nederlands Kamerorkest.
Met circa zestig man in de bak ontstaat bovendien de juiste akoestische verhouding om in de lastige akoestiek van het Muziektheater zowel de zang als de tekstweergave alle kansen te geven. Zelden heb ik aan het Waterlooplein in een 19de-eeuwse opera de zangers zo goed en bijna woord voor woord kunnen verstaan. Een extra bijdrage daaraan leverde het decor van Ben Baur met in het eerste bedrijf het boudoir van Elisabetta als een effectieve akoestische box, terwijl in de grotere maar eveneens gesloten ruimte van het tweede bedrijf de solisten door de regie overwegend op de voorgrond waren geplaatst. In het internationale solistenteam ontbreekt het een beetje aan italianità, zowel in de zangstijl als in de tekstbehandeling, maar als geheel levert de bezetting een solide voorstelling op. De sopraan Barno Ismatullaeva leek bij de première in het begin wat onzeker en in haar spel ook ietwat grof (haar kostuum werkt daarbij niet in haar voordeel), maar na de pauze maakte zij van de Engelse vorstin, hier gekleed als een tweede koningin Wilhelmina, een krachtige persoonlijkheid die uitgroeide naar een sterke slotscène. In haar zang miste zij weliswaar de individualiteit van voorgangsters als Beverly Sills en Leyla Gencer, maar wel riep haar vertolking van de slotscène soms associaties op met een Callas-achtige vocale dramatiek.
Fraai is het contrast met de jeugdig getimbreerde mezzosopraan Angela Brower als een rivale die in het eerste bedrijf onbedoeld haar vorstin overtreft in glamour en koninklijke allure. Haar vocale bijdragen, in het bijzondere haar duetten met zowel haar minnaar als haar echtgenoot, behoren tot de hoogtepunten van dit avondje Italiaans bel canto, zowel door haar zang als door de warmte en de emotionele integriteit van haar vertolkingen. Dat goede baritons moeten rijpen, blijkt uit de bijdragen van Nikolai Zemlianskikh. In het programmaboek van DNO wordt hij aangeduid als bas. maar in werkelijkheid is hij een jonge lyrische bariton van wie ik mij kan voorstelleen dat hij nu al een goede Jevgeni Onegin en dito Marcello (La Bohème) kan neerzetten. Donizetti's Nottingham vraagt echter om een breder timbre en een vocale autoriteit waaraan deze jonge Russische zanger nog niet toe is, terwijl hij in de ensembles enkele malen in stemvolume werd weggedrongen.
Juist rijping blijkt echter in het voordeel van Ismael Jordi die als enige van de solisten ook aanwezig was in de voorstellingen van Anna Bolena en Maria Stuarda. Terwijl hij toen beide malen niet helemaal overtuigde, overtuigt hij hier meer in een rol die Donizetti schreef voor de Franse tenor Adolphe Nourrit en die vooruitwijst naar de tenorrollen in zowel Poliuto als Verdi's Ernani, Een enkele topnoot klonk afgelopen donderdag nog een beetje benauwd, maar het lijkt dat Jordi in de loop der jaren is gegroeid van een zuiver lyrische tenor naar een meer dramatisch gekleurd repertoire. De verplaatsing van de handeling naar het midden van de vorige eeuw werkt wonderwel, zeker omdat regisseuse Jetske Mijnssen zich met een vermijden van onnodige details (afgezien van de toevoeging van twee overbodige kinderen) heeft geconcentreerd op een strakke personenregie. Dat Elisabetta en Sara daarbij beter uit de verf komen dan de mannelijke personages is een uitvloeisel van het werk zelf, maar desondanks krijgt zowel de titelrol als Nottingham in de regie van Mijnssen voldoende reliëf om ook als karakter te overtuigen.
Een vraagteken kan worden gesteld bij de samenvoeging van meerdere scènes tot één geheel. Waarom het eerste bedrijf moet spelen in de slaapkamer van Elisabetta, is op zich al onduidelijk, maar het feit dat zowel Sara en Roberto als Roberto en Nottingham daar hun duetten zingen, werkt enigszins bevreemdend. De vier taferelen van het tweede en derde bedrijf lopen in deze enscenering zelfs in elkaar over met onder meer een 'in zijn cel' rondwandelende Roberto tijdens het duet van Sara en haar echtgenoot. Echt storend werkt dit procedé aan het slot als de in een eerdere scène aan haar stoel vastgebonden Sara moet worden losgemaakt om bij Elisabetta te verschijnen. Enkele anachronistische fricties storen nauwelijks, maar wel zijn er andere oneffenheden, zoals het moment waarop Elisabetta 'sta op' zegt tegen iemand die pal naast haar staat. Overbodig in de door DNO verstrekte synopsis is bovendien de vermelding dat de shawl van Sara 'blauw' is; de gezongen tekst zwijgt over de kleur en de ontwerpster is die (totaal overbodige) vermelding in de toneelaanwijzingen kennelijk niet opgevallen. Begrijpelijk! index |
||||||||||