![]() Opera & Operette Un ballo in maschera als politiek drama © Paul Korenhof, april 2008
|
||||
Verdi: Un ballo in maschera. Roberto Aronica (Riccardo), Andrzej Dobber (Renato), Tatjana Serban (Amelia), Rosemary Joshua (Oscar), Marianne Cornetti (Ulrica), Thomas Oliemans (Silvano), Friedemann Röhlig (Samuel), Konstantin Gorny (Tom), Ruud Fiselier (Un giudice), Robert Koops (Un servo di Amelia). Koor van De Nederlandse Opera, Rotterdams Philharmonisch Orkest. Dirigent: Carlo Rizzi - Regie: Claus Guth. Gezien: Het Muziektheater, 10 april 2008. Lange tijd heeft Un ballo in maschera het in Nederland bijzonder goed gedaan. In de jaren vijftig schreef Gré Brouwenstijn geschiedenis in een productie met onder anderen Giuseppe Zampieri en Scipio Colombo, halverwege de jaren zestig alterneerde zij met Gerry de Groot in een productie die befaamd bleef door de medewerking van Sesto Bruscantini en Renato Bruson en in de jaren tachtig werd in Amsterdam opnieuw operageschiedenis geschreven, ditmaal door het trio Cristina Deutekom, Adriaan van Limpt en Jan Derksen. Na de opening van Het Muziektheater ging het echter fout. Er moest zo nodig iets met bekende werken 'gedaan' worden, maar dat pakte minder gelukkig uit. Zo kregen we in 1990 een productie te zien die niets met het libretto en weinig met de muziek te maken had, die dramaturgisch gewoon slecht in elkaar zat, en die tot overmaat van ramp uitermate slecht gedirigeerd en mede daardoor ook nog eens heel middelmatig gezongen werd. Anachronismen De première van weer een nieuwe productie - althans voor Nederland, want regie, decors en kostuums kwamen uit Frankfurt - gaf enige redenen voor een positiever geluid, al blijft het moeite kosten om de gedachtegang van sommige regisseurs te volgen. Met libretto van Antonio Somma had de voorstelling in ieder geval niets meer te maken. Riccardo was nu een moderne politicus die kennelijk kort daarvoor een verkiezing gewonnen had (zijn page Oscar werd nu een dartele secretaresse), maar in combinatie met de boventiteling leverde dat diverse ridicule effecten op. Welke moderne politicus pakt anderen kastelen af, laat zomaar mensen doden of ondertekent openlijk een verbanningsbevel? En welke moderne vrouw legt zich erbij neer dat haar man aankondigt haar te doden, waarna zij hem smeekt om nog één keer hun zoontje te mogen zien? En in welk modern parlement of partijgebouw kan demonstrerend volk vrijelijk in en uit kan lopen? Voeg daarbij de soms wel heel ridicule koorbewegingen, die soms deden denken aan een revue van André van Duin, en het resultaat is de zoveelste 'actualisering' die op zich redelijk goed in elkaar zit en ook leuke vondsten bevat, maar die daardoor juist van het werk afleidt. Je vraagt je dan toch af wat een operagezelschap ermee voor heeft zo'n dramaturgisch discutabele benadering aan het publiek voor te zetten...
Akoestisch gunstig decor Het lijdt overigens geen twijfel dat regisseur Claus Guth zijn werk verstaat, maar het blijft onduidelijk waarom hij zo nodig een opera moest regisseren die Verdi nooit geschreven heeft. Een extra technisch probleem vormde bovendien het gigantische draaidecor uit Frankfurt, dat in Amsterdam uiteindelijk niet paste. Na veel passen en meten moest de decorafdeling op het laatste moment zorgen voor een nieuwe, enigszins uitgeklede versie die niet draaide, maar van links naar rechts geschoven kon worden. Een bijkomend voordeel van het ontwerp van Christoph Sehl was overigens, dat de scènes zich afspeelden in aan vijf kanten gesloten 'dozen' die akoestisch gunstig werkten voor de stemmen, en dat maken we tegenwoordig weleens anders mee! Sterke bezetting Die stemmen mochten trouwens gehoord worden, al verliep de première niet helemaal vlekkeloos. Als Riccardo hoorden we Roberto Aronica, een tenor met een 'open' Italiaans geluid en de neiging regelmatig meer volume te geven dan noodzakelijk was. Dat leidde tot een licht gebrek aan nuances en mogelijk droeg het ook bij aan de lichte stemcrisis die tijdens het tweede tafereel plotseling hoorbaar werd. Later herstelde hij zich en hopelijk komen zijn evidente capaciteiten tijdens volgende voorstellingen beter tot hun recht. De Russische sopraan Tatjana Serjan maakte als Amelia meteen bij haar eerste opkomst de tragiek van haar rol hoorbaar, maar klonk in de tweede akte enigszins monochroom en soms zelfs schril. In de aria 'Morró' in de derde akte ontplooide zij behalve een grote intensiteit ook een uiterst solide techniek en die combinatie werkte bijzonder sterk aan het slot van dat fragment, al miste zij de warmte en het stevige borstregister van de echte Verdi-sopraan. Nog meer succes had de Poolse bariton Andrzej Dobber als Renato. Hoewel zijn timbre in feite te licht is voor een rol als Renato, beschikt deze Poolse zanger wel over de intensiteit en het gevoel voor lange lijnen dat de Verdi-bariton kenmerkt, en zijn 'Eri tu' werd terecht het meest toegejuichte fragment van de avond. Dat was trouwens heel opvallend bij deze première: er zat opeens een 'ouderwets' operapubliek dat al na de eerste solo van de tenor 'Bravo!' riep en ook daarna werd menig afzonderlijk fragment beloond met een bijval zoals we die in Het Muziektheater lang niet meer gehoord hadden. De Ulrica van Marianne Cornetti, in deze voorstelling een werkster met een prachtig italiaans geschoolde mezzosopraan, deelde terecht in dit enthousiasme, maar de Oscar van Rosemary Joshua trok minder aandacht. Ten dele kwam dat wellicht doordat haar vertolking te weinig Italiaans en te weinig extravert klonk, maar hier speelde zeker ook mee dat de overgang van een page naar een secretaresse de rol toch van een deel van zijn charme beroofde. Thomas Oliemans zong ene goede Silvano, maar kwam nauwelijks uit de verf door het clowneske karakter dat de regisseur voor ogen stond, terwijl de Samuel en Tom van Friedemann Röhlig en Konstantin Gorny noch de persoonlijkheid noch de humor uitstraalden, die van deze rollen twee juweeltjes kunnen maken.
Orkestrale details Vanaf de eerste maten was duidelijk dat dirigent Carlo Rizzi de partituur van haver tot gort kende en in het spel van het Rotterdams Philharmonisch Orkest wist hij dan ook een schat aan details naar boven wist te halen. Minder duidelijk was zijn gevoel voor dramatische spanning, maar hier dringt zich wel de vraag op in hoeverre de regisseur hier een negatieve bijdrage geleverd heeft. Bij het Koor van de Nederlandse Opera lijkt iets van de vroegere precisie verdwenen, maar daar staat tegenover dat de klankverzorging uitmunt door een groot scala aan pasteltinten. Dat werkte vooral bijzonder goed in de slotscène, waar de historische insteek, met een echt 18de-eeuws gemaskerd bal, opeens weer Verdi's eigen opera in het centrum plaatste... index | ||||