Berg: Lulu
Mojca Erdmann (Lulu), Jennifer Larmore (Gräfin
Geschwitz), Rebecca Jo Loeb (Ein Theater-Garderobiere, Ein Gymnasiast,
Ein Groom), Aus Greidanus (Der Medizinalrat, Der Poliziekommissar, Der
Professor), William Burden (Der Maler, Ein Neger), Johan Reuter (Dr.
Schön, Jack the Ripper), Saniel Branna (Alwa0, Franz Grundhebere
(Schigolch), Werner Van Mechelen (Ein Tierbändiger, Ein Athlet),
Gerhard Siegel (Der Prinz, Der Kammerdiener, Der Marquis), Julian Close
(Der Theaterdirektor, Der Bankier) e.a.
Koninklijk Concertgebouworkest
Dirigent: Lothar Zagrosek
Enscenering: William Kentridge
De Nationale Opera, 1 juni 2015
 |
Berg: Lulu, scène uit het eerste bedrijf
Daniel Brenna (Alwa), Johan Reuter (Dr. Schön), Mojca Erdmann (Lulu), William Burden (Der Maler)
Foto: DNO/Clärchen&Matthias Baus |
Als artistiek leider van De Nationale Opera heeft Pierre Audi de afgelopen
jaren niet alleen een groeiende voorkeur getoond voor het werken met
beeldende kunstenaars van internationala formaat, maar zij kregen daarbij
van hem ook steeds meer de vrije hand. Waartoe dat kan leiden, blijkt
deze maand uit de nieuwe productie van Lulu in de enscenering
van William Kentridge. Een ramp als de op alle fronten mislukte Macbeth
van twee maanden geleden is het absoluut niet, maar wel blijkt wederom
dat een 'moderne regie' niet altijd tot bevredigend, laat staan opwindend
muziektheater hoeft te leiden.
William Kentridge
De uit Zuid-Afrika afkomstige William Kentridge is zo'n kunstenaar en
tijdens een presentatie in EYE aarzelde Audi niet hem als 'the greatest
living artist' van dit moment te betitelen. De publiciteitsstorm rond
Kentridge, die nu als regisseur van deze nieuwe Lulu was aangetrokken,
heeft - niet ten onrechte - enorme proporties aangenomen met zelfs een
fascinerende expositie en een druk bezochte film- en discussieavond
in EYE en het visuele, sterk filmische aspect werd ook de grote trekpleister
van de DNO-voorstelling. Helaas werd de opera van Alban Berg door al
dat visuele geweld naar het tweede plan geschoven. Voor de zoveelste
maal werd Lulu het slachtoffer van mannelijk ego en een kans zich hiertegen
te weren, was haar ditmaal niet gegund.
Overdaad en bombast
Om te beginnen moeten we natuurlijk vraagtekens plaatsen bij de keuze
voor de door Friedrich Cerha voltooide versie in drie bedrijven, zeker
als niemand daarbij het blauwe potlood durft hanteren. De traditionele
versie in twee bedrijven met een 'epiloog' mist inderdaad enkele elementen
uit de oorspronkelijke opzet van Wedekind, maar is op een enkele scène
na muzikaal ijzersterk en laten we eerlijk zijn: opera is géén
toneel! De wens om een toneeltekst integraal of bijna integraal tot
muziektheater om te werken, gaat voorbij aan het eigen karakter van
een opera. Een groot deel van het huidige derde bedrijf is door de tekstbrij
bovendien redelijk overdadig, en ik kan mij voostellen dat Berg met
al dat gezeur over aandelen niet goed raad heeft geweten. Waarom hij
toen dat blauwe potlood niet rigoureus durfde hanteren, blijft een raadsel
en bij alle overdaad heeft Cerha er muzikaal nog eens een schepje bovenop
gegooid. Het is alsof je na een uitstekend, afgewogen diner vlak vóór
het dessert nog even een pan erwtensoep op tafel krijgt!
Personenregie
Overdaad tekent ook de enscenering van Kentridge, die
maakte dat ik bij de première doodmoe en met een beginnende hoofdpijn
de zaal uit liep. Die enscenering bestaat vooral uit een ruim drie uren
durende collage van tekeningen, filmbeelden, visuele symboliek en beeldcitaten,
overwegend gebaseerd op films uit de jaren twintig en dertig. In EYE
of een zaal in het Stedelijk Museum zou dat alles uitstekend op zijn
plaats zou zijn, maar nu maakte het dat de zangers er nietig en verloren
in rondliepen. Van dramatische spanning of personenregie was nauwelijks
sprake, maar we mogen ook serieuze vraagtekend plaatsen als bij zo'n
complexe 'literair-theatrale' opera de verantwoordelijke 'regisseur'
niet 'regisseert', maar de personenregie toevertrouwt aan een 'co-regisseur'
(Luc de Wit), van wie wij ons serieus mogen afvragen wat hij in feite
gedaan heeft. (En dan te bedenken dat een van de beste en meest ervaren
Nederlandse toneelregisseurs, Aus Greidanus, aan dezelfde voorstelling
mocht meedoen in de spreekrol van de Medizinalrat en twee andere rolletjes!)
Als gevolg van deze aanpak liepen, zaten of deden de meeste zangers
maar wat en alleen degenen die hun rol eerder onder een echte regisseur
hadden vertolkt, kwamen tot een zekere mate van karakterisering. Voor
een echte invulling van zijn rol zorgde echter alleen de ervaren Franz
Grundheber: zijn Schigolch was het enige personage dat niet alleen helemaal
uit de verf kwam, maar ook boven de overheersende toneelbeelden uitsteeg.
 |
Berg: Lulu, scène uit het tweede bedrijf
Jennifer Larmore (Gräfin Geschwitz), Daniel Brenna (Alwa), Franz Grundheber (Schigolch),
Mojca Erdmann (Lulu)
Foto: DNO/Clärchen&Matthias Baus |
Onrijpe teenager
Na het complete gebrek aan regie was de grote tegenvaller de titelrol
van de sopraan Mojca Erdmann die voor Berg's femme fatale wel de hoogte
en de techniek had, maar niet de stem en zeker niet de uitstraling.
Zij deed mij denken aan een uitspraak van Cristina Deutekom die ooit
een kleurloze, onbetekenende Traviata-vertolkster in Salzburg betitelde
als 'een muis achter het behang'. Wie Lulu ziet als een onrijpe teenager
met twee lange benen, komt hier aan zijn trekken, maar wie hier of in
Brussel Anja Silja, Teresa Stratas, Julia Migenes, Laura Aikin of Marlis
Petersen heeft meegemaakt, komt van een koude kermis thuis. Na Kundry
in Parsifal is Lulu zo ongeveer het meesy complexe en meest raadselachtige
vrouwelijke pesonages in de hele operaliteratuur, maar de vraag 'wie
of wat is Lulu?' bleef hier volledig onbeantwoord.
Obsessie
Een andere tegenvaller was de kleurloze vertolking van Jennifer Larmore,
die de constante innerlijke conflicten van Gräfin Geschwitz op
geen enkele manier voelbaar maakte, en die ook in het lagere register
niet meer de ronde klank had om in deze rol vocaal te overtuigen. Afgezien
van de weinig markante Dr. Schön van Johan Reuter kwamen de mannen
over vrijwel de gehele linie vocaal beter over het voetlicht, waarbij
vooral Werner van Mechelen en Gerhard Siegel genoemd moeten worden als
een heerlijk barokke atleet en een vileine markies. De tenor Daniel
Brenna onderscheidde zich door zijn inzet, maar miste helaas de lyriek
voor Alwa, na Geschwitz het meest tragische slachtoffer van Lulu - of
van hun beider obsessie van Lulu, want dat was een vraag waarop de voorstelling
geen antwoord gaf.
Gedisciplineerd orkestspel
In de bak weerde een gedisciplineerd Koninklijk Concertgebouworkest
zich op niveau, maar wel leek het of invaller Lothar Zagrosek zich alleen
in de tussenspelen helemaal vrij voelde en verder te sterk geïmponeerd
was door het visuele geweld boven zijn hoofd om de partituur scherp
aan te zetten. Ook hier dacht ik met weemoed terug aan vorige voorstellingen,
in het bijzonder aan de prestaties van Hans Vonk en het Radio Filharmonisch
Orkest, die ooit de voltooide versie hier ten doop hielden. Wel vertelde
iemand mij dat het orkest aan de zijkanten van de balkons beter doorkwam,
maar behalve de opstijgende klank speelt daarbij wellicht mee, dat bezoekers
op die plaatsen ook minder sterk met de toneelbeelden geconfronteerd
werden.