![]() Opera & Operette Bayreuther Festspiele 2006 (1): Schlingensiefs Parsifal: anders maar niet veel beter © Paul Korenhof, augustus 2006
|
||||||
De troonopvolgster In het programmaboek van de Bayreuther Festspiele 2006 staat op de laatste pagina de foto van de mensen die dit jaar het secretariaat, het persbureau en de feitelijke algehele technische leiding onder hun hoede hadden met natuurlijk op de eerste rij de festivalleiding zelf. En wie zit daar helemaal in het midden? Niet meer Wolfgang Wagner, ook niet zijn vrouw Gudrun, maar hun beider dochter Katharina, die na enkele jaren 'Assistentin' en ander coulissenwerk volgend jaar haar officiële Bayreuther debuut maakt met de regie van een nieuwe Meistersinger von Nürnberg.
Die centrale plaats daar op die laatste pagina kan toeval zijn, maar dat wil er bij mij niet in. Daarvoor ken ik na dertig jaar Bayreuth Wolfgang Wagner te goed. Ook nu hij op 30 augustus zijn 87ste verjaardag viert, gaat achter zijn gemoedelijke 'bayerisches' voorkomen nog altijd een geslepen manager schuil, een rasdiplomaat met oog voor het kleinste detail. Zo'n 'statiefoto' in het officiële Bayreuther jaarboek is een statement. Natuurlijk zal Wagner, een geboren vechter met een onuitblusbare energie, er alles aan doen om er volgend jaar nog bij te zijn. Niet alleen vanwege een Meistersinger-première die door de hele Wagner-wereld met grote spanning wordt afgewacht, maar vooral om zijn dochter daarna definitief in het zadel te kunnen zetten. De familie blijft zich roeren
Kundry als terroriste Met Parsifal ging het dit jaar in Bayreuth nog steeds niet beter, ondanks een duidelijke investering van nieuwe ideeën van de kant van regisseur Christoph Schlingensief en geld van de kant van de Fespspielleitung. De voluptueuze blote negerin mocht nu aan het slot van de eerste akte plaatsnemen naast een groot Afrikaans vruchtbaarheidsbeeld met een enorme bloederige vagina, waarin alle ridders hun hand staken om vervolgens een bloedrode afdruk op de witte jurk van Parsifal te plaatsen. In de tweede akte had het blote blonde meisje het veld moeten ruimen ten gunste van een tweede, zwijgende Parsifal en de negerin mocht terugkeren in de derde akte, maar nu als bijfiguur en niet meer als duidelijk daarin geëvolueerde Kundry. De belangrijkste wijzigingen van dit jaar betroffen Kundry en Klingsor. De eerste stond aan het slot van I, tijdens de altsolo, plotseling in een heldere lichtbundel als Al-qaida-strijdster en die rol werd niet alleen doorgetrokken, maar haar zwarte kostuum keerde op diverse manieren in de productie terug, ook bij figuranten, onder wie zelfs een klein meisje. Klingsor wandelde niet alleen door de hele tweede akte heen, maar was ook present in de derde, waar hij voortdurend trachtte Parsifal alsnog van het rechte pad te brengen. Het was allemaal niet moeilijk te duiden en de symboliek werd het publiek bij wijze van spreken met de paplepel ingegoten, maar nog altijd was het toneelbeeld dermate overladen, dat menige bedoeling van Schlingensief alleen al daardoor haar doel voorbij moest schieten. Wel leek het decor soms net iets minder overvol en daardoor beter begaanbaar, en al met al had de voorstelling door deze nieuwe wijzigingen iets meer lijn en structuur gekregen. Aan de andere kant was dit alles ten koste gegaan van de wilde en onbeteugelde associatiebeelden die het eerste jaar weliswaar enorme weerstand opriepen, maar wel de aandacht tot een maximum opvoerden. En weerstand was er natuurlijk nog steeds, maar desondanks moet deze enscenering nog één jaar meedraaien, waarmee deze Parsifal-productie een voor Bayreuth ongewoon korte levensduur heeft gehad. Daarna volgt een nieuwe - waarover natuurlijk alweer de nodige geruchten de ronde doen... Wisselend niveau Muzikaal was de voorstelling gegroeid. Adám Fischer, die de dirigeerstok van Boulez had overgenomen, kwam met een verklanking in goede Bayreuther traditie waarbij het orkest hem uitstekend volgde, en het leek of Robert Holl (Gurnemanz) zich bij hem beter thuis voelde dan bij zijn voorganger. Een absoluut winstpunt was de Kundry van Evelyn Herlitzius, duidelijk gepassioneerder en doorleefder dan Michelle De Young in de voorgaande jaren, en met een scala aan boventonen dat haar rol een sterkere présence gaf. Grote bijval was er ook voor de markante Klingsor van John Wegner, maar de larmoyante, technische inadequate titelrol van Alfons Eberz en de kleurloze Amfortas van Alexander Marco-Burmester hadden bepaald niet het niveau dat men in het Festspielhaus zou mogen verwachten. (Marco-Burmester liet zich overigens excuseren en werd bij latere voorstellingen vervangen door Jukka Rasilainen.)
index | ||||||