Opera & Operette

 Bayreuther Festspiele 2005 (1)

 

© Paul Korenhof, 13 september 2005

 

Parsifal blijft ondermaats

De grote trekpleister van de Bayreuther Festspiele 2005 was natuurlijk de nieuwe Tristan und Isolde in de regie van Christoph Marthaler, maar eerlijk is eerlijk: ik was niet minder nieuwsgierig naar de vorig jaar met groot misbaar ontvangen Parsifal in de regie van Christoph Schlingensief. Mijn hoop op verbetering werd echter niet beloond. Deze  productie, die deze zomer voor de laatste maal gedirigeerd werd door Pierre Boulez, was visueel een nog een even grote en onbegrijpelijke rommel als vorig jaar, met een volgestouwd draaitoneel waarop menige koopman op het Waterlooplein jaloers zou zijn, maar waarop de zangers zo ondergeschikt waren, dat zij zich af en toe alleen maar moeizaam langs de rand van de uitdragerij konden bewegen met het gevaar eraf te vallen.

Er was wel iets veranderd. Een filmpje over hazen was vervangen door een filmpje over dansende negers, de prominente plaats van de voluptueuze halfblote negerin als de zwijgende Kundry in de laatste akte was teruggedrongen en in plaats daarvan werd Parsifal nu bij zijn omzwervingen begeleid of gevolgd door een schaars geklede blanke jongedame, en zo viel me nog het een en ander op. Of ik het allemaal goed heb gezien, weet ik niet, want deze voorstelling is visueel nog altijd dermate overladen dat het gewoon onmogelijk is tijdens één voorstelling alles in je op te nemen. Wat het allemaal betekende, weet ik nog steeds niet. De afzonderlijke betekenis van diverse symbolen is nog wel te begrijpen, maar Schlingensief is er nog steeds niet in geslaagd het publiek duidelijk te maken wat die allemaal met Parsifal te maken hebben.

Bij het publiek had de aanvankelijke verbijstering inmiddels plaatsgemaakt voor lichte hilariteit, maar zeker niet voor gelatenheid en de afkeurende reacties aan het slot van de voorstelling bereikten dan ook een ongekend hoog niveau. Niet ten onrechte. Hier was geen sprake meer van het ergens wel of niet mee eens zijn, hier was sprake van een absolute mislukking, van een regisseur die misschien wel veel wil, en die soms ook echt wel zinnige dingen te zeggen had, maar die gewoon niet in staat was zijn bedoelingen adequaat te verwezenlijken. Dat hij nog steeds voorbijging aan veel van de inhoud van Wagners muziekdrama maakte het alleen nog maar erger en aan het einde van de Festspiele werd officieus bekend dat deze productie volgend jaar, dus al na drie seizoenen van het toneel zal verdwijnen. Dat is voor Bayreuth bijzonder snel, zeker gezien de hoeveelheid tijd en geld die in deze enscenering gestoken moet zijn, maar ik denk dat Wolfgang Wagner ondanks alle economische overwegingen geen ander besluit kón nemen - daarmee impliciet toegevend dat ook hij van mening was dat Schlingensief een mislukt product heeft afgeleverd.

Triomf voor Boulez

De muzikale leiding zal bij die laatste serie niet meer in handen zijn van de nu 80 jaar oude Pierre Boulez, maar dat hoeft niets met de regie te maken te hebben. Boulez had bij voorbaat maar voor twee jaar toegezegd en hij wordt nu opgevolgd door Adám Fischer, die er ongetwijfeld langer over zou doen. De voorstelling die ik dit jaar op de Groene Heuvel meemaakte was namelijk de kortste Parsifal die ik ooit heb bijgewoond. De eerste akte duurde circa 95 minuten, nog een fractie korter dan de 96 minuten waarmee Boulez bij een eerdere voorstelling al een record had gevestigd, en mede dankzij een ongekend kort applaus stond ik om tien voor negen buiten, een half uur tot drie kwartier eerder dan in Bayreuth bij Parsifal gebruikelijk is.

Was het dus kwantitatief een korte voorstelling, kwalitatief was de aanpak van Boulez dat allerminst. Verzorgd orkestspel, mooie spanningsbogen en strak doorgetrokken lijnen zorgden muzikaal voor de eenheid die scenisch totaal ontbrak en het was jammer dat de zangers daarin niet helemaal konden meekomen. Ik weet niet in hoeverre zij gehinderd werden door de strapatsen die Schlingensief hen liet uithalen, maar die kunnen niet zonder invloed zijn geweest. Bovendien maak ik me sterk dat Robert Holl als Gurnemanz ook muzikaal in deze voorstelling niet op zijn plaats was. In stem en zang was hij zonder meer de beste en de meest geroutineerde onder de vocalisten, maar juist Holl zou waarschijnlijk beter op zijn plaats zijn bij een dirigent die de lange verhaallijnen meer ruimte gaf. Alexander Marco-Burmeister wist Amfortas iets meer persoonlijkheid mee te geven dan vorig jaar, maar blijft een weinig memorabele vertolking geven, terwijl Michelle De Young vorig jaar Kundry met meer gloed neerzette dan afgelopen zomer. Veel applaus was er voor de atletische Klingsor van John Wegner, de enige die zich in deze regie leek thuis te voelen, en er was beleefdheidsapplaus, maar niet meer dan dat voor de tenor Alfons Eberz, die de titelrol had overgenomen. We wachten nog af hoe het volgend jaar onder Fischer gaat klinken, maar verder zal ik blij zijn als deze Parsifal door een andere productie vervangen is. 'Vroeger was alles beter' gaat echt niet altijd op, maar in dit geval zeker wel!

Lohengrin met een gouden randje

Een reprise die beduidend hogere ogen gooide, was die van Lohengrin in de regie van Keith Warner. Bij de première in 1999 was de leiding in handen van Antonio Pappano, maar moest de voorstelling zich duidelijk nog uitkristalliseren. In de jaren daarna werd het scenische gebeuren steeds meer geperfectioneerd en ontstond er een sterke dramatische spanning, maar bleef de muzikale kant daarbij achter door de directie van Andrew Fischer, die vooral gericht leek op begeleidingskunst. Dit jaar was de routinier Peter Schneider, een kundige 'Kapellmeister' van de oude stempel, naar Bayreuth teruggehaald en het resultaat was daar ook naar. Plotseling 'klopte' alles en kreeg de totale voorstelling een voorheen ongekende zeggingskracht, waarin een welhaast perfect toneelbeeld samenging met expressieve zang en een geacheveerd orkestspel dat lyriek combineerde met grote dramatische stuwkracht. Niet ieder detail in Warners regie zal iedereen even duidelijk zijn geweest en zo had ik zelf nog altijd moeite met het slottafereel, dat steeds meer associaties biedt met een stripverhaal: het lijk van Telramund hoog verheven op een zetel als het aangeklede skelet van de boze tovenaar, aan de andere kant van het toneel het lijk van König Heinrich die zich esthetisch bijzonder fraai heeft opgehangen, en op de voorgrond Elsa wanhopig uitgestrekt in de armen van Ortrud. Lohengrin zelf heeft zich inmiddels in een spleet in de bodem laten wegglijden, nadat hij uit een groepje jongetjes iemand heeft aangeduid als de waarschijnlijke hertog van Brabant, die zich vervolgens met zwaar en hoorn op een heuvelrug plaatst, zijn silhouet scherp afgetekend in het maanlicht.

In deze voorstelling toonden Reinhard Hagen en Roman Trekel zich prima op hun plaats als de koning en zijn Heerrufer, Linda Watson en Hartmut Welker overtuigden zowel vocaal als door hun persoonlijkheid als Ortrud en Telramund, hoewel hun vertolkingen naar mijn smaak te weinig jeugdig vuur uitstraalden, en Petra-Maria Schnitzer was een goed zingende en bijzonder geloofwaardig acterende Elsa met een scherp oog voor de twijfels en innerlijke conflicten van haar personage. De ster van de voorstelling - en de vocale ster van de hele Bayreuther Festspiele 2005 - was echter de tenor Peter Seiffert in een vlekkeloos, met schitterende kleuren gezongen titelrol, waaraan hooguit één ding ontbrak: de magische registerovergang in frases als 'Alljährig naht vom Himmel eine Taube'. Maar bij zoveel stemschoonheid en tenorale overtuigingskracht is hem dat van harte vergeven. Aan het slot mocht hij dan ook een applaus in ontvangst nemen zoals ik dat in Bayreuth zelden heb meegemaakt.

(wordt vervolgd)


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links