Opera en operette

Orfeo als clown van de goden

 

© Pierre Audi, maart 2018

 

Bij de door hem geregisseerde voorstelling van Stefano Landi's opera La Morte d'Orfeo schreef Pierre Audi onderstaande toelichting, die wij met zijn instemming graag weergeven ten behoeve van de bezoekers van de komende twee voorstellingen:
Plaats: Muziekgebouw aan 't IJ
Tijd: 25 maart, 14.00 uur, en 26 maart, 20.00 uur
Duur: 1 uur en 50 minuten (geen pauze)
Voor meer gegevens omtrent de opera, de inleidingen en de nabesprekingen: klik hier
___________________________________

La morte d'Orfeo
van Stefano Landi maakt deel uit van een aantal ongewone projecten die ik al een tijd dolgraag wilde regisseren. Toen duidelijk werd dat ik precies 30 jaar nadat ik hier werd aangesteld, DNO zou gaan verlaten, leek dit werk mij ideaal voor mijn laatste productie.

In diverse opzichten is deze vroege opera fascinerend. Ten eerste is daar het verhaal. Het stuk neemt ons mee door de lotgevallen van Orfeo in de onderwereld (waar Monteverdi hem aan het eind van zfjn opera L'Orfeo achterlaat), tot aan het moment dat hij wordt verscheurd door de vrouwen die hij had vervloekt. Het vertelt over zijn voortbestaan als dolende ziel, over zijn tweede ontmoeting met Caronte en Euridice en ten slotte over zijn door de goden verordonneerde reïncarnatie als ster aan het firmament.

Ten tweede is daar de vorm. De scènes waaruit deze opera bestaat, worden in sterke mate gedomineerd door koorensembles - Griekse koren, gezongen door goden, saters, herders, Maenaden, die de onvermijdelijke val en de dood van de halfgod teweegbrengen. Het personage Orfeo toont zijn impulsieve aard, met al zijn gebreken, om steeds dieper weg te zakken in melancholie, depressiviteit en zelfmedelijden. In zijn trots en narcisme is hij zich tot het bittere einde niet bewust van zijn lot en van de wereld om hem heen.

Uit de vorm van de opera blijkt hoe de componist ernaar streefde zich te verdiepen in de mystieke dimensie en de geestelijke boodschap van het drama. We moeten dan ook niet vergeten dat dit stuk een Romeinse, pauselijke opera is. De invloed van de roomskatholieke kerk op de Orfische mythe is hier heel expliciet. Orfeo wordt gestraft voor zijn excessen en voor zijn haat tegen de vrouwen, die hem wegens misbruik hebben 'ge-out' als de seksverslaafde verleider die hij was vóór zijn ontmoeting met Euridice, de liefde van zijn leven.
Volgens Orfeo kwam het door de wrok en de jaloezie van de vrouwen dat hij haar twee keer moest verliezen, en nu zweert hij voor de rest van zijn leven categorisch alle vrouwen af. Zijn leven krijgt een kortstondige verlenging door het mededogen van de Apollinische goden, die hem met het vieren van zijn verjaardag willen afleiden van zijn verdriet. Orfeo's Dionysische natuur is in conflict met zijn Apollinische kant. Het duistere in hem maakt hem tot een haatprediker. Hypocrisie is troef, zowel bij Orfeo als bij degenen die zijn ego verheerlijken en voeden.

De versmade volgelingen van Bacco (Bacchus) en diens vrouwelijke aanhangers besluiten Orfeo gevangen te nemen en aan stukken te scheuren. Hun opzet slaagt en wanneer hij terugkeert als geest, wordt hij geconfronteerd met een Euridice die hem uit­lacht en die de spot drijft met zijn verlangen naar haar. Maar nadat hij water uit de rivier de Lethe heeft gedronken, vergeet hij haar voor eens en voor altijd. Hij wordt een ster, een soort Christus om te aanbidden en te vereren, een rots in de hemel.

Om dit werk te ensceneren precies zoals Landi het heeft geconcipieerd, heb je eigenlijk meerdere koren en solisten nodig. Toch werden opera's als deze vaak uitgevoerd door een compacte groep madrigalisten, die vele rollen voor hun rekening namen. Deze beperking blijkt een nuttige dramaturgische oplossing, want zo beseffen we des te beter dat in feite elk personage en elke groep in het stuk verantwoordelijk is voor de dood van Orfeo. Herders, goden en Maenaden vormen een en dezelfde groep die de val beraamt - en daarvan geniet - van een man die hen fascineert, maar die tevens hun afkeer en jaloezie opwekt. Zijn gewelddadige executie maakt duidelijk wat voor diepe gevoelens hij oproept. Zijn macht maakt van hem een soort kat met negen levens: de kunstenaar die weigert te sterven omdat een kunstenaar eenvoudigweg niet sterft. Hij blijft voortleven door de eeuwige echo van zijn werk.

In de onderwereld beleven we de handeling vanuit het perspectief van de gestoorde geest van Orfeo, die niemand vertrouwt en die niet wil luisteren. Zijn beproevingen doen ons niet veel, totdat Landi op twee­derde van de opera een lange, bijzonder intense en aangrijpende scène introduceert waarin Fileno (Orfeo's broer) Orfeo's moeder Calliope vertelt hoe haar zoon werd vermoord. Hier lukt het Landi, net zo goed als Monteverdi, een Griekse tragedie te veranderen in een tijdloos muziekdrama, startpunt van de hele operaliteratuur.

Door dit stuk ervaren wij hoe vrij de eerste opera's qua vorm en inhoud waren, en hoe modern ze nog steeds zijn als we de kans krijgen ze in een opvoering opnieuw te ontdekken We moeten al gauw denken aan de #metoo-beweging wanneer we horen over de wraak van verleide en in de steek gelaten vrouwen - ook Monteverdi verdiepte zich daarin, met zijn lngrate (de overleden vrouwen in zijn madrigaal Il ballo delle Ingrate)!
Het is onvermijdelijk om het verband te leggen tussen de discussie die rond deze thema's wordt opgeroepen en de morele rol van de kunst in onze maat­schappij. Zou de kunst los moeten staan van de moraal? Zou de kunstenaar moeten profiteren van een bijzondere status, die aan een artistieke natuur half-menselijke en half-goddelijke eigenschappen toekent? Of is kunst alleen maar theater, een kunstmatig ritueel dat de mensen verleidt tot 'vergeten' en tot dromen?

Verdriet? Liefde? Genoegens? Niet van elkaar te onderscheiden? Alles en niets? La morte d'Orfeo is een werk waarin al deze vragen aan de orde komen en dat - zoals de meeste belangrijke kunstwerken - weigert de antwoorden te geven. Misschien kan de muziek met haar onstoffelijke dimensie een beetje licht werpen op deze mysteries.

Een verhaal heeft een einde maar de echo ervan kan voortleven. De essentie van het verhaal vindt een manier om in nieuwe gedaanten naar ons terug te keren, maar aan de pijn van momenten van groot verlies valt niet te ontkomen.

(Vertaald door Frits Vliegenthart)
____________________

STEFANO LANDI (Rome, 1587-1639) schreef de opera's La morte d'Orfeo (ca. 1619) en Il Sant'Alessio (1632), missen, psalmen, madrigalen en aria's. Hij was kapelmeester in Padua en Rome, vervolgens zanger in de Sixtijnse Kapel.
La morte d'Orfeo wordt beschouwd als de eerste wereldlijke opera in de Romeinse stijl, en vormt een belangrijke schakel in de ontwikkeling van het operagenre als geheel. De substantiële koren zijn typerend voor de Romeinse opera, evenals de prominente rollen voor goden, herders en natuurwe­zens. Alle vijf akten worden afgerond met een finale, waarin koren worden afgewis­seld met solo's, duetten of terzetten. Het imposante 'Fortunato semideo' vormt de apotheose.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links