Muziek (algemeen)

Verdi's Don Carlos in Manhattan Center

 

© 1994 Aart van der Wal

 

In 1992 begon Sony aan een zeer ambitieus project: de opname van Verdi's Don Carlos in het Manhattan Center in New York, waarbij op tamelijk bijzondere wijze de 20 bits-techniek werd toegepast.


Het Manhattan Center werd in 1906 door Oscar Hammerstein gebouwd als permanent onderkomen voor de Manhattan Opera, de voornaamste tegenhanger van de Metropolitan Opera (waar James Levine alweer geruime tijd de scepter zwaait).

Het imposante gebouw, waaronder een immense 'ballroom' (balzaal) op de zevende verdieping, bevindt zich op Manhattan Island, in de wijk tussen 8th Avenue en 34th Street. Amerikanen hebben de neiging om de zaken grootschalig aan te pakken ('our hamburgers are bigger than yours') en daarom kost het geen enkele moeite om een volledig bezet symfonie-orkest, een aparte kopersectie, een orgel, twee koren, solisten plus een uitgebreide opnamentaf met een immense batterij aan opname-apparatuur, bekabeling en microfoons in die zaal onder te brengen.

Aan het comfort werd ook gedacht: de ruimte is uitgerust met een uitgebreide, zij het luidruchtige klimaat- en luchtverversingssysteem. Gedanst wordt er echter zelden of nooit...

De Manhattan Opera had geen geluk: een hevige brand maakte in een klap een einde aan een droom en bracht opnieuw huisvestingsnood, maar die balzaal groeide uit tot een van de belangrijkste en meest gewaardeerde opnamentudio's in New York, qua belang vergelijkbaar met de beroemde Abbey Road studio's in Londen. Het is enigszins ironisch dat de Metropolitan Opera nu met de regelmaat van de klok in dit Manhattan Center voor opnamen te vinden is (o.a. Luisa Miller en Il Trovatore) en zo ook voor deze Don Carlos!

Realisme?

Waarom vinden velen dat er tijdens de opname niet of nauwelijks mag worden ingegrepen en wil menigeen thuis 'concertzaal-realisme' (overigens: welke zaal, welke plaats, welke rij)? De vleugelarpeggio's in Beethovens op. 73 (dit werk was sowieso niet voor de Grote Zaal van het Concertgebouw bedoeld!) leggen het dan af tegen de brullende orkesttutti en uitgerekend die prachtige begeleidingsfiguur in de altviolen in die Mahler-symfonie blijft achter een dikke geluidswal verborgen.

Dit dogma duikt steeds weer op en valt evenmin te verdedigen als het adagium dat de muziek moet klinken 'zoals de componist het bedoeld heeft'. Het laatste weten we bijna nooit (meer) zeker en het eerste loopt in de woonkamer van menige (regelmatige!) concertbezoeker op een regelrechte teleurstelling uit. De akoestische tekortkomingen van praktisch iedere zaal of opnameruimte worden immers óók naar de luidsprekers gevoerd, terwijl de relatief zwakke instrumenten onderbelicht en de van nature luidruchtige(r) instrumenten overbelicht worden.

En veronderstel dat bij een live-opname van een willekeurige opera dat 'realisme' consequent zou worden toegepast! Je kunt die bariton echt niet meer volgen, wanneer hij tijdens de toneelhandeling uitgerekend met zijn rug naar de microfoon moet staan. En wat gedacht van de sterfscène van de sopraan, die het gelaat verbergt in de diepe jasplooien van de tenor? Zender-gestuurde draagmicrofoons bieden hier echt geen oplossing, en vooral niet omdat de akoestiek over het gehele toneeloppervlak zelden of nooit identiek is. Nee, de zaal is, evenals de microfoons, de versterkers, de mengtafel en de monitor-luidsprekers, niet meer dan een hulpmiddel om de partituur zo goed mogelijk in klank om te zetten. Het enig juiste vertrekpunt is de partituur en nooit die zaal of studio.

De juiste plaats

Iedere uitvoering en iedere opname staat of valt met de prestaties van de musici. Dat betekent werken onder hoogspanning (tijd is geld), snel opdoemende irritaties en, naarmate de problemen zich opstapelen en de sessie langer duurt, een lethargie die alleen nog kan worden opgekrikt door verse broodjes of een kruidige mop van de dirigent of producer.

Onder die omstandigheden heeft het geen enkele zin om een opnametechnisch ideale opstelling te kiezen, terwijl de musici elkaar nauwelijks kunnen horen en zich alleen al daardoor ongemakkelijk voelen. En het is even vervelend wanneer dikke kabels en een woud aan microfoons tijdens het musiceren belemmerend werken. Violisten moeten de ruimte hebben, willen ze de finale van de Vijfde van Sjostakovitsj zonder kleerscheuren kunnen doorstaan!

In de loop der tijd experimenteerde Sony in het Manhattan Center met vele bezettingen in talloze posities en opteert nu merendeels voor de opstelling met het orkest in de zaal. Voor Don Carlos is echter meer nodig: naast het orkest zijn er een groot gemengd koor en solisten, harp, orgel, alsmede - op enige afstand (lontano!) - een kleine kopersectie en nog een extra koor.

Dat harmonie-orkestje kreeg een plaats achter het grote koor, dat op die manier als een geluidswal van vlees en bloed fungeerde. Zonder kunstmatige ingrepen klonk dat koper, zoals de partituur voorschrijft, nu keurig uit de verte, al blijkt achteraf dat die afstand tot het koor nog best wat groter had mogen zijn.

Balans en dynamiek

James Levine moet temidden van een akoestische chaos de juiste balans zien te vinden in een werk dat zowel grote symfonische allure heeft als kamermuzikale concentratie vereist. Aan zijn lessenaar is van een breed en diep klankperspectief niets te merken. Er resten slechts luttele meters tussen hem en de eerste violen (links), de tweede violen (rechts) en daartussen de celli en viola's. Achter het strijkorkest zijn links de contrabassen en hoorns, en rechts de koperblazers met daarachter het slagwerk opgesteld. Precies in het midden, op het raakvlak tussen celli en viola's, bevinden zich de houtblazers. Op een verhoging, achter het orkest, staan de solisten opgesteld.

Op het eigenlijke toneel tenslotte het gemengde koor en - op enige afstand - rechts daarachter de blazers die in de eerste akte voor de uit de verte klinkende jachtsignalen moeten zorgen. Niet alleen in de tutti bij de verschillende sterktegraden (dynamiek), maar ook tussen de instrumenten onderling moet de balans op basis van een logisch, reeds aan de hand van de partituur uitgewerkt concept, worden gerealiseerd. De dirigent lijkt dan op de schilder die met een palet de verschillende kleuren mengt, tot het goede timbre is bereikt. En dat timbre hangt weer samen met de dynamische verhoudingen (de individuele klankkleur wordt niet alleen door de toonhoogte, maar ook door de dynamiek bepaald: een hobo bijv. klinkt in het piano heel anders dan in het forte). En zijn er de solisten en koren, die met hun volstrekt eigen timbres moeten worden 'ingekleurd' in het orkestrale palet.

De dynamische verhoudingen moeten op inzicht en logica gestoeld zijn: niet alleen moeten de luidste en zachtste passages en samenklanken worden gedefinieerd, maar daarbinnen moeten ook de overige sterktegraden een logische plaats krijgen, met evenwichtige crescendi en decrescendi die op het juiste niveau beginnen én eindigen.

Achter het glas

James Levine is gedurende de registratie zeker geen alleenheerser. Achter het dikke glas van de controlekamer bevindt zich de opnamentaf onder leiding van producer Michel Glotz en recording supervisor Christian Constantinov, Sony Classicals vice-president. Verscheidene sound engineers in de zaal en in de controlekamer controleren de balans aan de hand van proefopnamen en lopende takes.

In de controle- en afluisterkamer wordt de balans op de grote Studer 962 meng- en regeltafel (mixing console) met de vele schuifregelaars - waar nodig - uiterst zorgvuldig aangepast. Het zijn niet de oplichtende leds, maar de gouden, muzikale oren die hier de dienst uitmaken.

De staf is muzikaal en technisch gevormd en in hun handen is de elektronica-batterij geen doel op zich, maar een middel om een verantwoord muzikaal klankbeeld te realiseren. Dankzij de multitrack (meersporen) techniek kan later in alle rust, wanneer de opname voltooid is, de balans, kan het klankbeeld nog verder worden verfijnd 'en op maat worden gemaakt'.

De bijdragen van het orkestapparaat, de solisten, de koren: zij zijn door die meersporen-techniek a.h.w. over vele geluidssporen verdeeld, hetgeen individuele aanpassing per spoor en vervolgens de samenvoeging tot een geheel mogelijk maakt (overigens een moeizame, lastige klus).

Microfoons

Voor deze opname werden slechts een paar hoofdmicrofoons van Neumann in combinatie met steunmicrofoons van Schoeps en Sennheiser gebruikt. De Neumann TLM-50 werd voornamelijk ingezet voor de vastlegging van het orkest, waarbij de boven en achter James Levine gepositioneerde microfoons het leeuwendeel voor hun rekening namen. De Neumann TLM-170 werd bij het solistenteam geplaatst.
De steunmicrofoons werden op een zeer laag niveau (ca. -30 dB) ingeschaald, waardoor zij voor de muzikale registratie nauwelijks betekenis hadden, maar wel bijdroegen aan de akoestische ambiance en het incidenteel 'bijkleuren' van timbres.

Aan de regeltafel werd het aldus ingestelde niveau niet ingrijpend gewijzigd, aangezien dit onherroepelijk leidt tot een eveneens gewijzigde interactie tussen hoofd- en steunmicrofoons en bijgevolg aantasting van het specifieke karakter van de opname. Sony koos voor deze relatief bescheiden opzet, omdat met de toename van het aantal hoofdmicrofoons de eigen bijdrage van de akoestische ruimte afneemt.

De akoestiek kan weliswaar tijdens of na de opname met extra microfoons apart worden vastgelegd en aan de opname worden toegevoegd, maar vooral bij een complex opus als de Don Carlos blijft dat toch een tour-de-force.

Voorversterking

De door de microfoons opgepikte signalen moeten uiteraard versterkt worden. Zoals bijv. ook het door het pick-up element afgegeven, zeer geringe signaalniveau in de pick-up voorversterker moet worden versterkt, moet het microfoonsignaal elektrisch worden opgewaardeerd, alvorens naar de 20 bits analoog/digitaal omzetters te kunnen worden gevoerd.

Het heeft weinig zin om zeer kostbare digitale converters in te zetten, wanneer het analoge microfoonsignaal al ongerechtigheden bevat. Nee, het is nu juist de bedoeling dat de signalen in hun puurste analoge vorm de ingangen van de A/D-omzetter bereiken. Sony gebruikt de microfoon-voorversterkers van Deane Jensen (de Twin Servo), George Massenburg, Focusrite, Benchmark, Neve, FM Acoustics, Creation Electronics en Esoteric Audio Research. De volgende stap was het verkorten en verbeteren van de signaalweg, o.a. door de microfoon-voorversterkers zo dicht mogelijk bij de microfoons te positioneren (een concept dat o.a. door Deutsche Grammophon en Philips in het kader van verdere kwaliteitsverbetering wordt toegepast).

Sony's eigen laboratoria zijn zowel in de experimentele fase als bij de technische evaluatie van de toegepaste opname-apparatuur betrokken. Aan de hand van de tijdens de vele opname- en afluistersessies opgedane ervaringen worden modificaties doorgevoerd. Zo wordt reeds enige tijd geëxperimenteerd met trafo-loze buizenversterkers en wordt gepoogd om de voor de enorme stroomtoevoer benodigde grote condensatoren te omzeilen.

A/D-omzetters

De puur analoge microfoonsignalen worden, na te zijn versterkt in de voorversterkers, eerst naar de analoge ingangen van de Analoog/Digitaal-omzetters gevoerd om na digitalisering naar de digitale bandapparatuur te worden geleid. Voor o.a. de afluisterfunctie wordt het digitale signaal d.m.v. Digitaal/Analoog-omzetters (de 20 bit Ultra Analog D-A) weer naar het analoge domein gevoerd. De superieure signaalkwaliteit van deze D/A-converters op extreem lage niveau's maakt het ook mogelijk om een diepgaand inzicht te krijgen in de aard en de kwaliteit van o.a. de akoestische informatie.

Stoorsignalen

De gebruikte opname-apparatuur heeft op zich al een extreem laag stoorniveau, maar moet ook externe stoorsignalen effectief kunnen onderdrukken. Ongerechtigheden die uit de stroomvoorziening voortkomen kunnen een opname even goed bederven als een dichtklappende deur of een jengelende claxon. En naarmate het oplossend vermogen op de lage signaalniveau's toeneemt, zal meer en meer rekening met stoorsignalen moeten worden gehouden.

In Manhattan Center zijn dan ook uitgebreide voorzieningen getroffen, variërende van op deuren aangebrachte dempende materialen tot het uitschakelen van de luchtverversing. Voor en na een take wordt ca. een halve minuut absolute stilte in acht genomen in het belang van de akoestische informatie en de editing. Dit heeft bovendien het voordeel dat tijdens die stilte het werkelijke dynamische bereik kan worden afgezet tegen de door de monitoren weergegeven dynamiek.

Veel sporen

Voor de Don Carlos-opnamen werd gebruik gemaakt van de toen zeer geavanceerde Sony PCM-3348 16 bits standaard meersporen-recorder met digitale interfaces. De wereldwijd veelal ingezette 3348 staat bekend als een uiterst betrouwbare, multi-functionele machine met een superbe geluidskwaliteit. Sony's technici ontwierpen voor de Classical Division bovendien digitale interfaces, waarmee 20 bits-opnamen zonder noemenswaardig verlies op de 3348 16 bits recorder konden worden vastgelegd. Dit wordt bereikt door een microfoonsignaal vanaf de 20 bits A/D-omzetter 'gewoon' te splitsen en over meerdere sporen te verdelen. In de 'replay'-fase worden de gesplitste delen weer tot 20 bits samengevoegd en naar de 20 bits D/A-omzetter geleid.

De in 1991 in New York tijdens de A(udio)E(ngineering)S(ociety) Convention gelanceerde D(igital)A(udio)F(rame)-4000 betekende een behoorlijke stap vooruit in de richting van de zeer nauwkeurige 20 bits audio-technologie, maar was voor deze opname niet beschikbaar. De met echte 20 bits A/D- en D/A-omzetters uitgeruste 16 kanaals-machine kan niet minder dan 250.000 verschillende audio-niveau's met de hoogste precisie kwantificeren.

De van de microfoons afkomstige signalen worden gemengd en gebalanceerd met behulp van de favoriet van veel opnameteams: de Studer 962 regeltafels (mixing console). Deze voerden in New York bovendien de gewone stereo-signalen naar Mark Levinson 23 versterkers, die op hun beurt de afluistermonitoren (B&W 801/II) aanstuurden. Op die manier kan de opname continu worden bewaakt. Signalen op zeer lage niveau's worden tijdens de opname nog eens extra met elektrostatische hoofdtelefoons gecontroleerd.



Verdi: Don Carlos.
div. solisten, koor en orkest van de Metropolitan Opera New York o.l.v. James Levine.
Sony S3K 52500 (3) ()

index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links