|
|
|
David Porcelijn |
Nederlandse symfonieorkesten spelen nauwelijks nog Nederlandse werken. Een première op zijn tijd hoort kennelijk erbij, maar belangrijke composities uit het verleden lijken vergeten. Vreemd genoeg is er in het buitenland meer aandacht voor onze muziek. David Porcelijn dirigeert vaak Nederlandse muziek over de grenzen: van Sydney tot Madrid en van Mexico-Stad tot Hannover. Ook werkt hij aan omvangrijke cd-projecten rond Nederlandse componisten voor CPO.
CPO brengt de ene cd met Nederlandse muziek na de andere uit. David Porcelijn is er druk mee. Hij dirigeert voor het Duitse cd-label de complete symfonieën van Julius Röntgen, Jan van Gilse, Hendrik Andriessen en Henk Badings. De stapel cd's is indrukwekkend. Een belangrijk deel wordt opgenomen in het buitenland.
Hoe is uw contact met CPO ontstaan?
'Ze vroegen me om symfonieën van Sinding op te nemen. Kennelijk waren ze daar tevreden over. Toen we spraken over Nederlandse componisten viel de naam van Julius Röntgen. In Nederland wordt hij meesmuilend afgedaan, omdat hij - niet helemaal terecht - gezien wordt als een epigoon. Röntgen heeft wel degelijk sterke stukken geschreven, zoals de pianoconcerten in D en F, het Derde celloconcert, de Bitonale symfonie en Aus Goethes Faust. Zijn composities klinken goed en duren nooit te lang. CPO heeft een voorkeur voor muziek die nooit is opgenomen en wilde alle symfonieën op cd uitbrengen. Het zijn niet allemaal meesterwerken, maar er zit geen slechte muziek bij. Een werk als Röntgens Walzersymphonie is ronduit schitterend.'
U heeft voor CPO ook de symfonieën van Jan van Gilse gedaan. Wat trekt u daarin aan?
'Jan van Gilse is de belangrijkste Nederlandse laatromantische componist. Hij was Duits georiënteerd, maar liet een eigen geluid horen. Nederlandse componisten waren destijds sterk op Frankrijk gericht. Misschien viel hij er daardoor enigszins buiten. Zijn opera Thijl is de beste en belangrijkste traditionele Nederlandse opera. De Derde symfonie is een werk met veel drama en Schwung. Alleen al dat lange Scherzo dat vroeger ook los werd uitgevoerd. De Tweede heeft trouwens ook een prachtig Scherzo. Onbegrijpelijk dat die muziek in de vergetelheid is geraakt.'
Komt er nog meer van Van Gilse uit op cd?
'Op de plank liggen de Variaties over een St. Nikolaasliedje en de Drei Tanzskizzen, voor piano en klein orkest. We willen nog losse orkestwerken doen, zoals de Prologus brevis en orkestliederen. Van de grote vocale werken wil ik Der Kreis des Lebens, Eine Lebensmesse en de cantate Sulamith doen. Eine Lebensmesse is overigens niet lang geleden uitgevoerd door het RFO onder Markus Stenz. Sulamith heb ik zelf gedirigeerd in Madrid. Thijl zou ik graag in het Muziektheater willen doen. Ik heb daarover gesproken met Pierre Audi, maar dit past helaas niet in zijn beleid. Jammer, want het is fantastische muziek.'
Wat staat er verder bij CPO op stapel?
'Van Hendrik Andriessen komt nog de Vierde symfonie uit, de laatste opname uit Enschede. Dat zal waarschijnlijk ook de laatste blijven. Er komen nog drie cd's met symfonieën van Röntgen, die al zijn opgenomen in Helsingborg en Frankfurt an der Oder. Van Badings heb ik in Bochum de Vierde en Vijfde symfonie vastgelegd. De Achtste en Negende moeten nog worden opgenomen. Badings is een van de belangrijkste Nederlandse componisten, met een nog persoonlijker geluid dan Van Gilse. Van Cornelis Dopper zijn enkele symfonieën nooit opgenomen. Ik heb ze voorgesteld aan het Noord Nederlands Orkest, omdat Dopper uit Stadskanaal - hun regio - komt, maar ze willen niet. Onbegrijpelijk! Die symfonieën komen op cd, maar we zullen het waarschijnlijk met een Duits orkest moeten doen.'
Dirigeert u afgezien van cd-opnamen nog Nederlandse muziek in het buitenland?
'Ik heb altijd veel Nederlandse muziek in het buitenland gedaan. Ik heb zowel in Tasmanië als Adelaide veel Nederlandse muziek gespeeld, onder andere van Willem Pijper, Hans Kox, Tristan Keuris en Louis Andriessen. Arcade van Keuris heb ik ook uitgevoerd in Mexico-Stad. In Sydney heb ik De Hemel van Peter Schat uitgevoerd en in Denemarken heb ik onder andere Trajecten van Otto Ketting gedaan. Niet zo lang geleden heb ik in Neurenberg een compleet Nederlands programma gedaan, met Röntgens Walzersymphonie en Van Gilse's Tweede symfonie. De zaal zat vol en het publiek reageerde enthousiast.'
Waarom kan dat niet in Nederland?
'Ik denk dat in Nederland ook enthousiast hierop gereageerd zou worden, maar programmeurs zijn bang dat er geen publiek voor is en orkestmusici vinden dat ze te hard moeten werken. Er was een grote traditie op dit punt, met Eduard Flipse in Rotterdam, Willem van Otterloo in Den Haag, Bernard Haitink in Amsterdam en ook bij de regionale orkesten. Daar is niets meer van over.'
Eind jaren zestig wilden de Notenkrakers de muziekcultuur veranderen. Welke rol hebben zij gehad voor de Nederlandse muziek?
'Die vernieuwers waren verblind en wilden af van alles wat oud was. Als jong conservatoriumstudent stond ik aanvankelijk achter hun ideeën, maar al snel kreeg ik mijn twijfels. Waarom was het nodig om componisten als Pijper, Badings of Henkemans af te doen als passé en inferieur? De Notenkrakers gaven af op dirigenten als Van Otterloo en Haitink, die muziek van bijvoorbeeld Hendrik Andriessen en Henk Badings uitstekend uitvoerden. Zij hebben daarmee een levensdraad van de Nederlandse muziekcultuur doorgesneden. In die tijd is de positie van de Nederlandse muziek enorm verslechterd. Wij hadden een uitvoeringstraditie en die hield in de jaren zeventig gewoon op. In Engeland is dat anders gegaan en Britse muziek van voor 1970 is daar populair gebleven.'
|
Hoe verklaart u het gebrek aan belangstelling voor Nederlandse muziek op dit moment?
'Van dirigenten valt weinig te verwachten. Buitenlanders komen er niet op en worden ook niet op ideeën gebracht. Als ze al een symfonie van Matthijs Vermeulen doorbladeren denken ze: "Waanzinnig moeilijk, kost te veel repetitietijd." Dat vraagt niemand zich dat af bij de Missa Glagolskaja van Janácek, die even moeilijk is. Programmeurs zijn niet geïnteresseerd of hebben geen binding met onze muziekcultuur. Van orkestmusici hoef je niets te verwachten. Kwalitatief is het prima wat ze doen, maar ze beseffen niet dat ze aan hun culturele bankroet werken. Amsterdam heeft een mooie pianoserie van Marco Riaskoff, maar ook daar hoor je geen Nederlandse muziek. Waarom gaan de sonatines van Pijper daar niet? Prachtige muziek, waar zowel de pianisten als het publiek enthousiast over zullen zijn. Het is toch raar dat niemand daar zelfs maar aan denkt. Onze muziekcultuur is aan het wegzakken!'
U heeft de glorietijd van het Nederlandse orkestenbestel meegemaakt. Hoe kijkt u terug op die gouden jaren voor de symfonieorkesten?
'Toch wel met gemengde gevoelens. Het probleem was dat het beroep van orkestmusicus één van de best beschermde ter wereld is. Iedereen wist dat bepaalde orkestmusici niet goed genoeg waren. Dat was ook merkbaar in de zaal. Er was een tijd dat sommige oudere strijkers onderuit gezakt zaten te spelen. Musici die storend zijn bij uitvoeringen zijn dat vaak ook tijdens repetities. Ik vond dat daar oplossingen voor moesten komen. Toen ik chef-dirigent was van het Noordhollands Philharmonisch Orkest bleek dat onbespreekbaar. Gelukkig is de werkhouding nu beter. Intussen zijn er orkesten verdwenen. Dat is jammer, maar wat ik veel erger vind is dat we er in muziekcultureel opzicht niets mee zijn opgeschoten. De overgebleven orkesten roeren in dezelfde soep: Beethoven, Brahms en Tsjaikovski. Je kunt roeren wat je wilt, maar het blijft tomatensoep. Orkesten vragen zich af hoe ze nog publiek krijgen, maar ze hebben de leegloop zelf bevorderd door het publiek af te stompen met veel gespeelde muziek.'
En meestal onder een buitenlandse dirigent. Hebben Nederlandse dirigenten afgedaan?
'Dat is ook iets onbegrijpelijks. Neem Ed Spanjaard, die een schitterende Ring des Nibelungen heeft neergezet bij de Nationale Reisopera. Schandalig, dat hij geen kans krijgt bij de Nederlandse Opera. Jac van Steen, een voortreffelijke dirigent, komt in Nederland nauwelijks aan de bak. Waarom dan wel een onbekende Fin, Rus of Fransman? Klinkt een Nederlandse naam te gewoontjes? Men is niet trots op wat er uit Nederland komt. Het komt misschien te dicht bij omdat je de moerstaal spreekt van de orkestmusici. Het is vermoedelijk interessanter als er een Italiaan voor staat, die in gebrekkig Engels aanwijzingen geeft. Ook dit draagt ertoe bij dat de Nederlandse muziekcultuur naar de verdommenis gaat. Hoe internationaal het muziekleven ook is geworden, er moet een binding blijven met wat er in Nederland gebeurt. De meeste dirigenten die voor Nederlandse orkesten staan, hebben geen idee van onze muziekgeschiedenis of zijn niet geïnteresseerd.'
U dirigeert zelf ook weinig meer in Nederland. Stemt dat u bitter?
'Nee, ik trek er gewoon mijn conclusies uit. Zo zit het muziekleven nu eenmaal in elkaar. Ik doe alleen nog wat ik leuk vind. Volgende week ga ik naar Bogota om een ballet van Prokofjev te dirigeren. Vorig jaar was ik daar ook en dat orkest bleek hartstikke goed, dus ik ga graag terug.'
Tot slot: welke tien Nederlandse composities horen thuis in het vaste repertoire?
'Om te provoceren komt de Zuiderzee -symfonie van Cornelis Dopper bovenaan, een goed stuk dat vaak is uitgevoerd, maar dat je nooit meer hoort. Op de tweede plaats, van een andere orde, de Musique pour l'esprit en deuil van Rudolf Escher, geniale muziek. Dan De Hemel van Peter Schat. Op de vierde plaats de Derde symfonie van Van Gilse. Daarna een symfonie van Badings, de Derde of de Vijfde. Dan een van de symfonieën van Otto Ketting, die schitterende Derde of zijn laatste, de Zesde. Van Louis Andriessen de opera Rosa. Van vader Hendrik Andriessen de Derde symfonie. Diepenbrock hoort erbij met de ouverture De Vogels. Op de tiende plaats tenslotte de Eerste symfonie van Matthijs Vermeulen, een fantastisch werk!'