Een 'Hollandse diva' maakt de balans op
"Hoe gaan we dit nu aanpakken? Nou zitten we hier, na
zoveel jaar opera, en dan ga ik jou vertellen dat ik ermee stop. Dat
is toch best wel belangrijk..."
Een Interview - begint meestal anders, maar op 3 februari valt in
Het Muziektheater definitief het doek voor de operacarrière van Charlotte
Margiono. De sopraan die op hetzelfde toneel triomfen vierde als de
Gravin in Mozarts Le nozze di Figaro, neemt dan met de rol van Marcellina
in diezelfde opera afscheid van een indrukwekkende theaterloopbaan.
Niet dat zij daarna niet meer zal zingen, en het betekent al helemaal
niet dat zij niet meer actief is in de muziekwereld. In de concertzaal
zal zij nog regelmatig te horen zijn, haar tijd wordt in toenemende
mate opgeslokt door haar werkzaamheden als docente aan het Utrechts
conservatorium en daarnaast blijft de altviool haar 'eerste hobby'.
Bruikbaarheid...
Haar Marcellina in Le nozze di Figaro maakte in 2005-2006
deel uit van het Da-Ponteproject van De Nederlandse Opera (DNO), waarin
Charlotte Margiono ook een'grote' rol zong, Donna Elvira in Don Giovanni,
maar met die rol was zij niet zo blij:
"Het begon er al mee dat ik zelf niet in topvorm was. Ik zat midden
in de overgang, mijn lichaam deed niet echt goed mee, mijn stem zat
niet lekker, en dan moest ik ook nog eens op het toneel in een bed liggen...
Dat is bikkelhard, want je ligt daar alleen maar te bedenken dat het
straks misschien helemaal niet zo goed gaat! En dan met een dirigent
die niet te vertrouwen was! Ik ben nog nooit in een Mozart-opera tijdens
een aria uit de bocht gevlogen, maar deze man heeft het gedaan gekregen.
Nota bene tijdens 'Mi tradì', een aria die ik echt kan drómen. En dan
die schattige Mario Luperi, die ik al jaren ken en die daar de hele
avond onbeweeglijk op dat bed moest liggen, die lag daar gewoon met
mij mee te lijden. Na afloop kwam hij helemaal ontzet naar me toe. We
hebben wel vijftig, zestig opera's samen gezongen en voor hem was ik
zo ongeveer het toppunt van betrouwbaarheid op het toneel. Ik heb soms
misschien wat lang nodig om op stoom te komen, maar ik heb nooit echt
veel fouten gemaakt en als je dan opeens zoiets meemaakt, is dat echt
dodelijk voor je kunstenaarsziel. Ik leer ervan, het is de realiteit,
maar zeker als je je lichamelijk en geestelijk toch al een beetje uit
balans voelt, is zoiets vreselijk!"
"De regie werkte natuurlijk ook niet mee. Geen kwaad woord over
Jossie Wieler en Sergio Morabito, hartstikke leuke jongens, lief, beschaafd,
gewoon tof! Maar je weet bij voorbaat dat het bij het publiek niet gaat
werken en als dan de volgende dag Roland de Beer in de Volkskrant schrijft
'Charlotte Margiono zingt Elvira, de vocale bruikbaarheid voorbij, (...)',
dan gaat dat door je ziel. Alsof je een oude ijskast bent! Ik heb andere
recensies gehad waarin ook heel eerlijk stond 'we hebben haar wel beter
gehoord - misschien zijn de Mozart-dagen een beetje voorbij', maar die
hadden daarna toch ook iets positiefs. Zo kan het ook! Waarom moet je
een ouder wordende kunstenaar zo'n trap nageven?"
Band met DNO
"Ik wist heel goed dat er iets van waarheid zat in wat
hij schreef, en dus ga je nadenken en alles op een rijtje zetten. Het
is niet zo dat ik vanwege die recensie besloten heb ermee te stoppen,
maar ik was er wel al over aan het nadenken. Het was meer een optelsom.
De hoofdreden was, als ik heel eerlijk moet zijn, het feit dat je als
zanger in het hedendaagse operabedrijf toch een marionet bent in de
handen van de regisseur en de dirigent. Er zijn wel goed regisseurs,
maar te weinig, en als je een goede dirigent tegenkomt, heb je vaak
het idee dat hij opera er maar zo'n beetje bij doet. Voor mij was op
een gegeven moment de maat vol. Ik heb toen verder alle opera-engagementen
teruggegeven en alleen deze Figaro aangehouden, omdat ik het
vanwege mijn grote band met DNO toch een leuk idee vond om er hier,
op dit toneel, mee te stoppen. Ja, en dat is eigenlijk het verhaal in
een notedop."
"Natuurlijk had ik het best wel leuk gevonden om te eindigen met
een mooie grote rol, maar dat zat er gewoon even niet meer in. Ook wel
door mijn eigen schuld, want ze hadden mij ook Rosalinde in Die Fledermaus
aangeboden en dat heb ik toen niet aangenomen. Maar goed, op dit
punt ben ik heel realistisch. Een echte carrière wordt bovendien niet
altijd gestuurd door wat jij zelf wilt. Helemaal niet. Waarom ben ik
zo lang in Mozart blijven hangen? Heel simpel: omdat niemand me voor
iets anders vroeg. Ik had dolgraag veel meer Puccini gedaan. Ik ben
gek op die muziek, maar het werd me niet aangeboden. Wagner gelukkig
wel en daarvan heb ik heb ik nog wel een flinke hap mogen meeknabbelen.
Dat begon met het eerste bloemenmeisje in Parsifal onder Hans
Vonk, dat was echt heel leuk, daarna Eva, Elsa en Sieglinde, en concertant
ook nog Das Rheingold en Tannhäuser."
... en drama's
Rond Charlotte Margiono hebben zich bij De Nederlandse
Opera twee drama's afgespeeld. De bekendste daarvan was het feit dat
zij wegens hooikoorts Desdemona in Verdi's Otello onder leiding van
Riccardo Chailly tijdens de repetities moest afzeggen. Niet in de pers
kwam het feit dat de regisseur van Wagners Tannhäuser enkele jaren
geleden na eindeloze discussies besloot dat hij haar niet in zijn enscenering
wilde hebben omdat zij 'niet slank genoeg' meer was. Dat heeft De Nederlandse
Opera geweten. Haar vervangster heeft ondanks ziekte zo goed als het
kon de première gezongen, maar moest daarna verstek laten gaan werd
op haar beurt weer vervangen door twee capabele, maar beslist niet ideale
vertolksters. Maar goed, ik vraag er toch naar...
|
 |
|
Als Sieglinde in »Die Walküre«
van Wagner DNO 2004
regie: Pierre Audi
|
"O ja, Elisabeth (schaterlach) - laten we het daar eens over hebben.
Nee hoor, we gaan niet alleen maar rotte appels pakken! Maar inderdaad,
dat was wel een drama. Alles was in kannen en kruiken, ik zou die rol
zingen, maar op het laatste moment heeft de artistieke directie van
dit huis, mijn geliefd huis, geen stokje gestoken voor het ietwat ridicule
gedrag van een regisseur die mij niet wilde hebben. Het was helemaal
geregeld. Ik zou hier die drie rollen doen, de beroemde drie 'E's' van
Wagner: Eva, Elsa en Elisabeth, maar toen puntje bij paaltje kwam, was
de wil van de regisseur wet, ondanks het feit dat ook Hartmut Haenchen
zich achter mij stelde. Godzijdank diende zich precies op dat moment
Sieglinde in Die Walküre aan, die ik misschien nog veel leuker
vond, maar leuk was het niet. Ik heb in mijn relatie met Dde Nederlandse
Opera heel veel heerlijke momenten meegemaakt, maar dit was een zwarte
bladzijde. Aan de andere kant: zo belangrijk is het eigenlijk ook weer
niet. Er gebeurt zo veel in dit leven, ook in het operawereldje. Ik
voel me ook zo rijk door wat ik allemaal heb meegemaakt. Ik blijf toch
altijd een blij en optimistisch mens. Dat kun je me gewoon niet afnemen,
en dat neem ik ook mee in mijn lesgeven."
Marcellina
Hoe is het eigenlijk om nu op het toneel te staan als
Marcellina, als je zelf zo ongeveer overal ter wereld en onder de grootste
dirigenten de gravin hebt gezongen?
"Leuk! Ik ben daar zelf heel blij om, en dat had ik drie jaar geleden
ook al. Toen zat ik wel met het probleem dat ik mezelf de gewetensvraag
moest stellen of ik nou een beetje de kift had op de zangeres die de
gravin zong of dat ik haar echt niet zo goed vond. maar ik ben er nu
toch wel uit dat ik haar echt niet zo goed vond - en ik was niet de
enige. Een aardige meid verder, maar ik vond het wel een beetje jammer.
Bovendien denk ik toch dat ik een echt ensemblemens ben. Bij mij staat
voorop dat het goed moet zijn, ook al zou ik daarbij zelf misschien
minder op de eerste plaats komen."
"In dit geval wilde ik ook echt niet meer. Van al mij rollen heb
ik de gravin het meeste gezongen - en in de meeste verschillende producties
ook, maar op een gegeven moment heb je het gehad. Toen vijf jaar geleden
de voorbereiding voor de Da-Pontecyclus begon, vond DNO dat ik er absoluut
aan mee moest doen, maar toen Peter De Caluwe (de toenmalige casting-director
- PK) aan mijn agent Pieter Alferink vroeg of ik de gravin nog zou willen
doen, zei die meteen: 'Ben je gek! Tegen die tijd is zij vijftig. Dat
wil zij niet meer! Zij doet veel liever Marcellina.' Dat vond Peter
fantastisch, ik dus ook, en we hebben besloten om die rol in de complete
cyclus te combineren met Donna Elvira in Don Giovanni."
|
 |
|
Puccini: »La Bohème«, Komische
Oper Berlin, 1983
r egie: Harry Kupfer (Rodolfo: Günther Neumann) |
|
|
"Afgezien daarvan: Mozarts comprimariorollen zijn briljant. Je
kunt daar heel veel plezier mee hebben en met Bartolo en Basilio vorm
je in de Figaro natuurlijk ook de drie pazzi, de gekke komische
mensen in het verhaal. Als je leuke collega's hebt, is het een feest!
Wel heel bijzonder is dat dit echt de eerste en ook de enige 'kleine'
rol is die ik ooit gezongen heb. Alleen heel vroeger, toen ik begon
bij de operastudio zat, maar in 1983 zong ik al Mimì in La Bohème
bij Harry Kupfer in Berlijn. Eigenlijk realiseer ik me nu pas dat
er mensen zijn die in hun hele leven alleen maar dat soort rollen zingen
- en die dat trouwens ook heel erg goed doen! Maar goed, ik kan mezelf
niet betrappen of enig gevoel van nijd of afgunst dat ik nu een keertje
geen hoofdrol heb. Hooguit heb ik een praktisch probleem in de finale
van de tweede akte, waar ik moet uitkijken dat ik niet de muziek van
de gravin ga zingen, maar dat is ook echt alles!"
"Bovendien is het heerlijk dat deze Nozze een productie
is met 'echte Mozart-mensen', die bereid zijn om in een team te werken,
zonder al te veel sterallures. Dat moet ook bij Mozart. Als je het in
zo'n werk leuk wilt hebben met elkaar, moet je een ensemble vormen en
dat is toch iets anders dan Verdi of Bellini zingen. Daar mag je veel
meer je ego ontplooien. Bij Wagner is zo'n ensemblesfeer trouwens ook
belangrijk, veel meer dan je zou denken. Daar moet je echt iets hebben
van 'jongens, houd elkaar maar vast, want samen zijn we sterk!', en
terecht! Je moet elkaar zelfs af en toe letterlijk vasthouden om erdoorheen
te komen!"
Regisseurs
Maar wat deed je met die energie als regisseurs op repetities
dingen van je vroegen die je zelf niet zo zag zitten?
"Dat was af en toe inderdaad wel moeilijk, maar ik houd oprecht
van mensen. Ik ben een 'mensenmens'. Ooit heb ik een regisseur meegemaakt
die zo ontzettend aan de drank was, dat een van de assistenten 's ochtend
om elf uur al een nieuwe fles whisky moest halen. Zoiets brengt toch
een grote mate van onrust in het ensemble en dan zijn er mensen die
zich gaan verzetten, maar dat kán ik niet. Wel als ik merk dat iemand
onheus bejegend wordt. Dan kan ik enorme klauwen uitsteken. Maar op
zo'n moment zie ik toch alleen maar een regisseur, of liever een méns
die ten onder gaat aan zijn eigen gevoeligheid of frustraties of onvermogen,
maakt niet uit, en dan probeer ik vooral om oplossingen te zoeken. Hoe
kan ik proberen de gemoederen tot rust te brengen zodat de sfeer en
de productie er niet aan kapot gaan..."
"Zo herinner ik me nog heel goed een productie van Le nozze
di Figaro in Aix-en-Provence in de regie van Rudolf Noelte in zijn
nadagen. Werkelijk de slechtste Figaro die ik ooit gedaan heb!
Die man kon het echt niet meer, terwijl we een dirigent hadden die net
kwam kijken en die zich ook niet kon laten gelden. We hebben hele weken
aan tafel gezeten en 'dan mochten we alleen maar aantekeningen maken,
terwijl Noelte met een tekening van de plattegrond voor hem zat te praten
in de trant van 'en als jij dan opkomt bij maat 4, Charlotte, ga je
van stoel b naar stoel d, en dat doe je dan in acht maten' - en zo ging
het maar door. Drie weken lang! Wij werden op een gegeven moment zo
melig dat we als pubers met water gingen kliederen en met propjes gingen
gooien! Toen ben ik naar de directie gegaan. Het was mijn derde jaar
daar, ze wilden me graag hebben, dus ik dacht dat ik die positie wel
kon gebruiken om te zorgen dat er iets gebeurde. En toen hebben de assistenten
het overgenomen om te zorgen dat er toch nog iets van een voorstelling
van de grond kwam."
Frustraties en egotripperij
Als hoofdreden voor je beslissing om te stoppen noemde
je de positie van de zanger in het huidige operabedrijf...
"Dat klopt. Op dit punt is het enigszins uit balans is geraakt
en een zanger van nu moet zich realiseren dat hij een marionet is van
de dirigent en de regisseur. Daarbij komt bovendien te veel dilettantisme,
met te veel regisseurs of dirigenten die echt niet weten waarmee ze
bezig zijn. Het gevolg is dat de zangers er maar een beetje bij hangen,
terwijl je er toch echt niet omheen kunt dat opera niet zonder zangers
kán. Wel zonder decor, zonder dure belichting, zonder kostuums. Kijk
naar die fenomenale Don Giovanni van Gardiner in het Concertgebouw,
waarbij iedereen uit zijn dak ging zonder dat er één decorstuk
aan te pas was gekomen! Maar zolang het publiek niet protesteert, blijven
zaken als die andere Don Giovanni in Het Muziektheater doorgaan
en blijven regisseurs denken dat zij de spil zijn waar het allemaal
om draait met hun fantasieën, hun frustraties en hun egotripperij,
en het publiek laat het ook af en toe al merken. Het gebeurt al vaak
genoeg dat de zaal niet meer vol komt, zelfs in Nederland."
"Voor ons zangers is dat allemaal heel hard en ik heb daar geen
zin meer in. Waarom moet ik me op die manier laten bevuilen als ik met
zulke fantastische mensen heb gewerkt? Dat is heel hard, dus wat doe
je als je verstandig bent: je zorgt dat je een gezonde dosis niet-opera
zingt en dat heb ik ook gedaan! Niet alleen met het gewone concertrepertoire,
maar ook met heel veel kamermuziek en bijvoorbeeld twaalf jaar lang
met het Margiono Quintet. Daarmeee hebben we leuke cd's uitgebracht,
maar vooral heel erg leuk muziek gemaakt. Je kunt je gewoon niet voorstellen
hoeveel muzikantenplezier we in die tijd hebben gehad, ook de mensen
van het kwartet."
Stoppen - maar niet helemaal
"Dat hoeft ook nog niet. Ik ben wel iets ouder geworden
en ook door die problemen met mijn hooikoorts is de laagte soms niet
meer helemaal wat die vroeger was, maar als ik hem niet op zijn staart
hoef te trappen, klinkt mijn stem eigenlijk misschien nog wel mooier
dan ooit. Dan gaat rijping in mijn voordeel werken. Maar als ik echt
veel hoog en hard moet zingen, merk ik toch wel dat ik vijfenvijftig
ben met een behoorlijke carrière achter de rug. Op zich af en toe toch
ook wel interessant om mee te maken. Dan sta ik te hikken voor een frase
waar ik een paar jaar geleden moeiteloos doorheen zeilde en dan heb
ik echt iets van 'hoe kan dat nou!', maar het gebeurt gewoon. Dat hoort
erbij."
"Alles bij elkaar heb ik voor de komende jaren toch nog heel wat
concerten gepland, Les Nuits d'été met het Gelders Orkest, de
Rückert-Lieder met het Noord-Nederlands Orkest, en dat vind ik
best wel spannend, want die heb ik nog nooit gezongen, in oktober staan
er nog concerten gepland met liederen van Alma Mahler in de Wiener Musikverein.
Allemaal dingen die perfect zijn voor mij, een beetje dat hoge mezzowerk,
en daarnaast ook nog een paar recitals, onder andere van de Kleine Zaal
tot in IJsland, en zo zit er nog wel het een en ander in de bekende
pijplijn. Maar ik heb vooral een báán! Volgend jaar ga ik zelfs in vaste
dienst. Dat is een fenomeen waaraan ik toch wel een beetje moet wennen.
Aan de andere kant komt het nu goed uit dat ik met opera gestopt ben.
Met een vaste baan kun je niet meer zo makkelijk zes weken in Parma
gaan zitten voor een voorstelling. Dat kun je niet máken!"
Margiono-sound
"Ik ben een tijdje geleden aan het werk gegaan met Frans
Eelhart, iemand die vanuit een klassieke piano-opleiding liedjes is
gaan schrijven in een iets lichter genre, ook al voor Toon Hermans,
Wim Sonneveld, Willem Nijholt en Adèle Bloemendaal. Op een gegeven moment
wilde hij graag een cyclus schrijven en dat zijn 23 liederen geworden
op teksten van de Zuid-Afrikaanse dichteres Ingrid Jonker. Dat is een
cd geworden, niet echt 'cross-over' maar meer mijn eigen 'Margiono-sound'
zonder een duidelijke 'operaklank', die op veel mensen toch een beetje
artificieel overkomt, gewoon mijn normale stem dus. En om een lang verhaal
kort te maken: die cd is in september uitgekomen, doet het heel erg
goed, en zelf voel ik me ook hele gelukkig in dat genre. De vrijheid
die je daarbij toch hebt in het samenbrengen van noten en teksten, werd
voor mij een ongelooflijke openbaring. Dat programma zijn we nu aan
het uitbouwen, ook met wat concerten eromheen, en dat kan ik waarschijnlijk
blijven doen tot ik omval."
Harnoncourt
Heb je nooit moeite gehad met de trage tempi van Harnoncourt
in Mozart, vooral in de Nozze?
"Nee, alleen met het begin van de finale tweede akte. Dat vind
ik onzinnig. Maar ja, wat heet moeite? Je hebt er als zanger gewoon
geen moeite mee te hebben! Ik herinner me wel het moment waarop ik voor
het eerst 'Per pietà' in de Così met hem deed. Toen had ik iets
van 'wat gebeurt hier?', dus ik ging in de pauze naar hem toe om te
vragen of hij echt dat tempo wilde. 'Ja,' zei hij, 'bevalt het u niet?'
Ik zei toen maar dat ik er niets over kon zeggen, omdat het mijn eerste
Così was, maar dat ik het inderdaad wel langzaam vond. Goed,
ik ben er toen aan gaan werken, dus ik ben thuis echt gaan studeren
hoe je in die aria de spanning kon vasthouden als het zo langzaam ging.
Dat is in zekere zin ook een uitdaging, dus ik gooide me er echt helemaal
op en na de volgende repetitie vroeg ik hem of het zo goed was en toen
zei hij: 'Ja, u was zelfs té langzaam', dus toen hij daarna terugging
naar zijn eigen tempo, was het voor mij inmiddels normaal geworden.
En uiteindelijk geeft de acceptatie van zijn tempi mij geen windeieren
gelegd, want als je zoiets aan kunt, kunt je op dit gebied alles aan
zonder dat je de spanning loslaat."
Houd ze bezig!
"Ik ben echt op en top een bühnemens. Ik ben bijna geboren
op het toneel - letterlijk! Mijn moeder was een goede danseres die vóór
de oorlog in Duitsland haar opleiding had gehad en daar ook solisten
bij de opera was geweest. Daarna is zij ook choreografe geworden en
de hele eerste veertien jaar van mijn leven kende ik mijn moeder alleen
maar als iemand die constant in het cabaret zat of in de revue, die
met Willy Walden en Piet Muiselaar op het toneel stond en daar dan een
ballet met vijf meiden organiseerde. Daardoor heeft mijn zus balletacademie
gedaan, ik heb zelf heel lang serieus gedanst, dus opera was voor mij
bijna niet te vermijden. Mijn moeder heeft toen ook nog een Zuid-Amerikaanse
dansgroep gehad, en daar heb ik ook jaren in gedanst, als solisten.
En als dan de bandrecorder kapot ging en er een gat in het programma
viel, gaf ze me een mand met kleren en zei ze: 'Ga de bühne op en doe
wat. Houd ze bezig!' En dan ging ik het toneel op en dan deed ik zomaar
wat, improviseren, een beetje de clown uithangen, en dat is toch heel
belangrijk. Dat je gevoel krijgt wat dat inhoudt, op het toneel staan.
Data merk ik nu aan jonge mensen. Die weten soms niet, hebben ook geen
houding, kunnen niet eens fatsoenlijk lopen, wat zeg ik: ze weten niet
eens hoe ze moeten stáán! Alles moeten ze leren, zelfs hoe ze hun voeten
moeten neerzetten! Dat is toch heel erg! Maar goed het betekent wel
dat er heel wat werk aan de winkel is."
"Leuk is wel dat ik opera overigens in het begin helemaal niet
zag zitten. Ik herinner me dat ik met zangles begon bij Aafje Heynis
en dat ik zei dat ik in ieder geval geen operazangeres wilde worden,
en Aafje, wijs als ze was, zei toen meteen 'ah kind, dat is goed hoor,
maak eerste je studie maar af'', maar die zag het volgens mij al lang
aankomen. Het bloed kruipt toch echt waar het niet gaan kan."
Hooikoorts
"Mijn veelbesproken hooikoorts is nog steeds niet echt
weg, maar gelukkig zit die al jaren niet meer op mijn stem. Toen ik
in 1996 op het laatste moment die Otello moest afzeggen, was
er geen sprake meer van een 'hooikoortsperiode', maar was het gewoon
chronisch geworden. Juist doordat ik al die jaren echt een gevecht leverde
met die ziekte, werd het steeds erger en kreeg ik er ook een soort astma
door. Ik heb toen een paar heel belangrijke zaken moeten afzeggen, om
te beginnen de Ariadne auf Naxos die ik met Colin Davis in München
zou doen, dat wilde hij al jaren en precies toen lukte het niet meer,
heel erg! Mijn eerste keer met Solti, Donna Elvira in Don Giovanni
in Parijs ging niet door, een heel leuke productie van Die Fledermaus
met Harnoncourt in de Wiener Festwochen - allemaal van dat soort
toppers. Eigenlijk heeft die hooikoorts precies op het beslissende moment
mijn carrière kapotgemaakt! Dat kan ik toch rustig zo zeggen. Ik was
toen al begonnen met rondkijken of ik wat meer les kon geven, dat trok
me ook erg aan, toen ik echt in een crisis terechtkwam. Dat was de laatste
klus die ik nog moest doen, een grote internationale Schubert-tournee
met het KCO, Harnoncourt en Robert Holl, maar ik kon eigenlijk niet
meer zingen. Dat was verschrikkelijk! Juist met Harnoncourt en het KCO!
Heel pijnlijk! Niemand zei iets. Niemand vroeg of ik ziek was. Iedereen
bewaarde een soort ijzige stilte om mij heen en ik vocht als een tijger
om erdoorheen te komen. Ik weet nog dat ik in Madrid 'Der Vollmond strahlt'
uit Rosamunde moest zingen, nou, dat stelt toch niets voor,
maar door het vocht op mijn stembanden lukte die open 'a' van 'strahlt'
in de laagte absoluut niet, dus ik zong maar 'Der Vollmond glüht'. Ik
was gewoon aan het zoeken naar andere woorden omdat die nog net bleven
hangen, dat is toch een hel! Toen wist ik zeker: dit zijn de laatste
loodjes. Het is afgelopen."
"Terug in Nederland kwam ik toen in onze kennissenkring Arie Bos
tegen, een antroposofische arts, en die zei toen: 'Ik denk dat ik je
kan helpen.' Nou, na alles wat ik al had meegemaakt op dat punt, zag
ik het helemaal niet meer zitten. Ik was niet eens meer tot een zinnig
gesprek in staat, dus hij zei: 'Ga maar liggen; ik begin gewoon.' Hij
is toen midden in die tournee begonnen met acupunctuur en antroposofische
injecties, gaf mij injecties mee voor thuis en net voordat ik het vliegtuig
in ging, en het hielp bijna meteen. Vlak voor het concert stond ik in
te zingen in de douche en ik voelde opeens mijn stem terugkomen. Ik
heb toen geen noot meer gezongen, meteen naar het concert, zonder inzingen
het podium op en het ging! Het was geen top, maar ik kon weer zingen!
Sterker nog: ik moest opeens weer wennen dat het niet ophield!"
|
 |
|
Als Donna Elvira in »Don Giovanni«
van Mozart, Parma 1994, o.l.v. John Eliot Gardiner |
|
|
Terug van weggeweest
"Kort daarna belde Pieter Alferink om te vragen hoe
het was en met de mededeling dat Hamburg voor een productie van Don
Giovanni die ik kende, een invalster zocht voor Donna Elvira, vijf
voorstellingen. Ik heb daar toen eerst met mijn man over gepraat: 'Het
is nu of nooit. Als het niet lukt, is het afgelopen, als het wel lukt,
gaan we er vol voor!' Dus we hebben allemaal injecties meegenomen, de
hele camper waarmee we naar Hamburg gingen volgehangen met schema's,
en tijdens die vijf voorstellingen kwam het helemaal terug. De eerste
twee waren nog heel moeizaam, de derde liep al iets beter en bij de
laatste twee ging het echt prima."
"Uiteindelijk blijkt achteraf wel dat mijn stem onderin, juist
in mijn laagte, meer slijm gaat vormen en na een half uur, drie kwartier
slibt het dan dicht en is iets van mijn fundament verdwenen. Het zij
zo, maar eigenlijk ben ik daarna onverwacht opeens aan een soort tweede
carrière begonnen, en toen kwamen ook de wat zwaardere rollen, Fidelio,
de Wagner-partijen, Agathe in Der Freischütz, Chrysothemis
in Elektra en af en toe dan ook toch nog een Donna Elvira ertussendoor."
Top-5
Als je één voorstelling mocht overdoen, welke zou je dan
kiezen?
"Mag het er maar één zijn? Niet een top-5? Dat zou het iets makkelijker
maken en ik vind het ook reëler. Op de eerste plaats - en dan moet ik
mijn hart volgen - staat de Così fan tutte hier in dit huis met
Harnoncourt. Daar kan ik niet omheen. Ik ben ook voor mijn hele leven
een 'addict' van die man. Alles wat ik van hem heb geleerd, zeker ook
de manier waaróp je met muziek omgaat, heeft mij voor mijn hele leven
getekend. Ik probeer dat ook door te geven aan mijn leerlingen, maar
daar zou ik ook nog wel meer mee willen doen, met welke middelen ook.
Hij weet het niet, maar misschien moet ik hem eens schrijven wat hij
voor mij betekend heeft."
"Op de tweede plaats - Amsterdam scoort echt goed bij mij - staat
dan Sieglinde in Die Walküre, vooral de laatste voorstelling.
Wat heb ik daarvan genoten! Dat was gewoon een euforie, iets anders
kan ik het niet noemen! En dan op de derde plaats, zo lang geleden dat
ik het bijna zou vergeten, komt La Bohème met Kupfer in Berlijn,
in 1983. Dat was onvergetelijk en het was ook mijn eerste grote rol
buiten de bescherming van de operastudio enzo. Eva-Maria Bundschuh was
toen mijn Musetta, of ik kan beter zeggen: ik was haar Mimì, want zij
was daar echt de gevierde DDR-diva. Later heb ik naast haar ook nog
Valencienne in Die lustige Witwe gezongen. Fantastische vrouw!"
 |
Puccini »La Bohème«, Komische
Oper Berlin, 1983 - regie: Hary Kupfer (Musetta: Eva-Maria Bundschuh)
|
 |
Als Valencienne in »Die lustige Witwe«
van Lehár, 1986 - regie: Harry Kupfer |
"Dan volgt een Figaro in een heel humoristische productie
van Johannes Schaaf in Hamburg met een leuke kostumering, goed doordacht
en met en voortreffelijk ensemble. Ik had toen bijvoorbeeld een nog
heel jonge Lucio Gallo als de graaf; later, in de productie met Abbado,
heb ik het ook nog gedaan met hem als Figaro en toen was Ruggero Raimondi
de graaf. Die Figaro met Schaaf staat dan voor mij misschien
op een gedeelde vierde plaats met die onder Abbado, omdat die muzikaal
zo geweldig was."
"Die verkaufte Braut met Harry Kupfer aan de Komische Oper
was ook heel fijn. Ik was toen de zangeres voor de première, de 'oer-bruid'
om het zo maar even te noemen, dus ik heb ook het hele repetitieproces
tot in de details meegemaakt en ik heb daarvan genoten. Dat was echt
een Kupfer-productie van een heel eerlijke, folkloristische aanpak,
zonder politiek, zonder toestanden en zeldzaam mooi, maar ik denk toch
dat ik op de vijfde plaats zou eindigen met de Fidelio onder
Rattle in de Proms. Iets totaal anders overigens, want dat was juist
zo'n heerlijke semi-staged sfeer waarbij de muziek helemaal op de eerste
plaats komt. Zeker met zo'n orkest en zo'n dirigent!"
 |
Als Marie in »Die verkaufte
Braut« van Smetana, Komische Oper Berlin, 1985 - regie: Harry
Kupfer |
"Alles bij elkaar eigenlijk best wel een mooi lijstje, denk ik.
Äls ik me alleen al realiseer dat ik niet alleen met zulke mensen gewerkt
heb, maar dat ik ook op dit niveau mijn carrière begonnen ben: Harnoncourt,
Gardiner, Abbado, noem maar op! Wat dat betreft kom ik nog wel uit een
rijke traditie."
"Die hele periode met Gardiner was trouwens ook iets bijzonders.
Denk alleen maar eens aan die Don Giovanni in het Concertgebouw.
Ik heb ook heel veel concerten met hem gedaan, de Beethoven-missen,
Ah, perfido!, en ook het Deutsches Requiem van Brahms,
in de Scala nota bene. Maar ze vonden het prachtig! Ik weet, je hoort
veel verhalen over Gardiner, maar ik heb nooit last van hem gehad. We
hadden altijd een prima relatie, heel open en eerlijk, en hij vond het
enig dat ik altviool speelde; dat had hij ook gedaan. En we zijn allebei
rammen! Dat schept misschien ook een band."
... en de laatste vijf
En dan de laatste vijf, dus de voorstellingen waaraan
je misschien zelfs helemaal niet meer zou willen terugdenken?
"De eerste weet je. Vul zelf maar in!"
Die laatste Don Giovanni hier in Het Muziektheater?
"Ja. Daar kon ik niets mee en ik wil er ook niet meer aan terugdenken.
Wat mij erdoorheen heeft geholpen was de onderlinge sfeer, de saamhorigheid
van de cast, maar het si vreselijk om in een productie te staan waarvan
je bij voorbaat weet dat er een golf van boe-geroep losbarst als het
doek valt. Natuurlijk, als de zangers opkomen, is men nog wel zo beleefd
om ervan uit te gaan dat die hun best hebben gedaan, maar nee, ik kan
me niets ergers herinneren!"
"Ook La clemenza di Tito met Pierre Audi vondik niet echt
fijn om in te staan. En op de derde plaats komt dat die vreselijke situatie
met die Figaro van Noelte in Aix, die echt resulteerde in een
regie van niks. En dan houdt het wel een beetje op denk ik. Ik heb niet
zoveel nare herinneringen. Ja, die Simon Boccanegra hier in 1989
kan er ook nog wel bij. Dat was ook een voorstelling van niks en zeker
niet iets van 'o, wat heerlijk om Verdi te zingen', maar verder... O
ja, ik zou voor het eerst Così fan tutte gaan zingen en om die
rol gewoon eens te proberen ben ik toen in Toulon terechtgekomen. Daar
schraapte een burgemeester met wat geld een groepje mensen bij elkaar
en dan gebeurden er drie opera's per jaar, ergens op een plek in het
midden van het stadje. Vraag niet onder welke omstandigheden. Het was
gewoon een Peter Sellers-film, zo in de trant van The Pink Panter,
met decorstukken die ergens aan bleven hangen en dan meegesleept werden
en omvielen, zodat we allemaal al zingend het decor stonden vast te
houden, met kostuums uit een of ander magazijn waar ik zeker niet in
paste - ik heb al geen maat 36 en zeker geen Franse maat 36 - en die
werden dan 'vermaakt' met lapjes eroverheen... Het is niet na te vertellen,
maar als je het had opgenomen had je het zo in de bioscoop kunnen afdraaien
als 'De andere kant van de opera. Het was erger dan de ergste schoolvoorstelling!"
Les geven
Sinds twee jaar is Charlotte Margiono als docente voor
het hoofdzak zang verbonden aan het conservatorium in Utrecht. Hoe staat
zij tegenover de eel gehoorde klacht dat te weinig zangdocenten in Nederland
kunnen bogen op een grote professionele bühne-ervaring?
"Daar zit heel veel waars in. Het is natuurlijk niet zo dat
veel ervaring je meteen tot een betere pedagoog maakt, maar als je echt
les wilt geven, is dat een heel waardevolle bijkomstigheid, omdat je
daardoor je studenten veel beter op de praktijk kunt voorbereiden. Wat
dat betreft, zitten wij in Utrecht dan wel goed. Ik ben daar twee jaar
geleden begonnen met een team dat ik zelf mocht samenstellen en toen
heb ik vooral gezocht naar mensen met praktijkervaring en met zo'n gezond
ego dat zij ook kunnen samenwerken. Ook in de pedagogiek moet je je
kwetsbaarheid op tafel durven leggen, durven toegeven dat je er soms
ook niet uitkomt. Niet alleen werk je met mensen, maar het gáát ook
om die mensen, niet om de ego's die er les geven. En ik wilde absoluut
een flinke portie groepsdynamiek op gang brengen, dus we hebben nu iedere
week drie uur, volgend jaar zelfs vier uur groepsles op basis van bepaalde
thema's en waarin wordt toegewerkt naar een openbare presentatie of
zelfs een concert. Zo proberen we van begin af aan het gevoel erin te
brengen dat op de bühne staan iets heel normaals is. Die dynamiek in
een groep is ook iets heel bijzonders. Het creëert ook een soort objectiviteit.
Je weet in zo'n groep dat de een iets beter kan dan de ander, maar ze
weten ook dat zoiets de een niet meer of minder maakt dan de ander.
Het betekent gewoon dat de een zijn accenten anders moet leggen dan
de ander en dat voelen zij haarfijn van elkaar aan. Wat zij elkaar leren
en wat zij elkaar geven, daar kan ik niet aan tippen!"
Energie
"Ik werk daar nu met Dobrinka Yankova, een Bulgaarse
die het vak nog op de oude manier heeft geleerd en een groot aantal
jaren bel canto heeft gezongen, met Jon Thorsteinsson, die misschien
geen wereldstem heeft gehad, maar die wel een enorm veel op de bühne
heeft gestaan, en met Karin van der Poel, die uit een heel andere hoek
komt. Zij komt uit het Nederlands Kamerkoor en dat is ook niet verkeerd,
want de koortraditie wordt door de meeste Nederlandse conservatoria
als iets vies gezien, en doen precies het tegenovergestelde. Laat iemand
maar eens proberen een beroepskoor te halen. Dat is al een doel op zich!
Niet alleen trainen we onze studenten daarin, maar we proberen ook contacten
te leggen met al die beroepskoren en dat nu al werpt vruchten af. Tweede-
en derdejaars studenten van ons stappen al in projecten van het Groot
Omroepkoor!"
"Het feit dat we iemand met echte bel-canto-ervaring erbij hebben,
is een heel groot voordeel, want in Nederland is 'bel canto' nog altijd
een vies woord. Je lacht je rot! We hebben groepslessen waarvoor ze
zich moeten inschrijven en als we oratorium doen, staan ze allemaal
in de rij, maar bij de eerste les van een bel-cantoproject was er helemaal
niemand! Maar ze wisten ook helemaal niet wat het inhoudt. Ze dachten
dat het alleen maar geriedel is. Dat begint nu te veranderen en we kunnen
natuurlijk geen wonderen verrichten, maar voor zover ik dat na twee jaar
kan beoordelen, denk ik dat we goed bezig zijn."
"Ik ben toch een heel erg dynamisch mens en ik denk ook dat les
geven heel erg te maken heeft met energie overbrengen. Daar kom ik nu
misschien nog meer achter dan toen ik alleen nog maar zong."