Interview Het protest van Maria João Pires
© Henk de By, juli 1986
|
Henk de By (1916) studeerde piano aan het Amsterdams Conservatorium bij Cornelius Berkhout en George van Renesse. Van 1955 tot 1978 was hij muziekredacteur van Vrij Nederland; zijn beschouwingen werden gebundeld onder de titel 'In plaats van applaus'. Als televisieregisseur was hij van 1963 tot '81 werkzaam bij de VARA-televisie, in welke functie hij veel documentaires over kunst en inzonderheid muziek maakte. Op 74-jarige leeftijd overleden en de aankondiging daarvan was typerend voor hem: "Op 3 februari 1990 is het leven van Henk de By overgegaan in herinnering." Om die herinnering aan een bijzonder mens te eren en levend te houden vindt u hier een aantal van zijn artikelen. Wij danken zijn zoons voor de verleende toestemming. (Foto van Henk de By door Vincent Menzel)
(Uit In plaats van Applaus, een bloemlezing uit eerder in Vrij Nederland verschenen artikelen) (P) 1967 Bert Bakker) De bar in de nok van het Holiday Inn Hotel in Utrecht. Een aardige bar, met een wijds uitzicht over de oude en nieuwe stad, maar niet de éérste plaats die je in gedachten komt voor een gesprek met de grote Mozart- vertolkster, de Portugese pianiste Maria João Pires. Maar het kon niet anders, ze speelde die avond in het Muziekcentrum Vredenburg (Mozart, Chopin en Schubert) en direct nadat Menno Feenstra van Diskotabel met zijn Nagra uit de lift kwam, mocht ik me melden. De bewonderaar van Pires die dit leest, had het zich waarschijnlijk, net als ik trouwens, graag wat anders voorgesteld. In de bar ruikt het nog naar de sigaren van gisteren. Maria João Pires - die prachtige naam alleen al - die op de informatiebladen van de platenmaatschappij als 'the young Portugese pianist' wordt aangeduid, blijkt inmiddels grootmoeder te zijn geworden. Wel pas 42 jaar, maar toch. Ze is heel klein van stuk, levendig, charmant. En heel direct en zonder omwegen. Ontwapenend. Als ik informeer naar de redenen van haar afwezigheid van het podium gedurende vier jaar (van 1978 tot '82), mogelijk door dat grootmoederschap, en ik opper dat dat misschien door de zorg voor haar kinderen komt,onderbreekt ze me resoluut: 'Nee hoor, dat had andere redenen. Ik kon geen piano meer zien, ik had er schoon genoeg van en ik dacht eigenlijk dat ik nooit meer zou spelen, zou willen spelen.' Viel dat u dan niet moeilijk om, als je langs die piano kwam die niet even aan te raken? 'Maar ik had helemaal geen piano meer, ik was zo misselijk van het hele concertleven, ik wou weg, weg, ik wou niet meer spelen!!' Levensloop Een van de problemen van een interview is altijd, dat terwijl je er enerzijds op uit bent in korte tijd zoveel mogelijk informatie te verzamelen, je anderzijds toch eigenlijk een pauze zou moeten inlassen, om de verbazing of de verwondering over bepaalde antwoorden even te verwerken. In dit geval lukt dat door haar te vragen om haar levensloop te schetsen. Met pianospelen, echt spelen, is ze begonnen toen ze drie was. Haar eerste concert op 4-jarige leeftijd. 'Altijd speelde ik piano, eigenlijk was ik nooit kind. Na het conservatorium in Lissabon, vijf jaar in München en tegelijkertijd trad ik overal op.' Ze behaalde diverse prijzen, eerst in de categorie Jonge Musici, dan als 'beste muziekstudent' in München. Later kreeg ze een Grand Prix Charles Gros voor haar platen en een Edison voor haar Mozart-sonates in 1978. Haar opsomming en de manier waarop ze over haar carrière praat, hebben mij intussen de gelegenheid gegeven er achter te komen wat het, laten we zeggen: 'verborgen thema' van het interview zal blijken. De tonaliteit, de cantus firmus als u wilt. Dat is, denk ik, Het Protest. Want ze is alweer teruggemoduleerd naar die vier pianoloze jaren. 'Ja, ik had zo genoeg van het concertleven, dat ik flink afstand moest nemen, op het platteland, heel ver van alles weg. Het is voor mij helemaal niet nodig om altijd piano te spelen. Misschien heb ik het ook te intens en met voortdurende concentratie gedaan; ik moest ermee ophouden.' In het nerveuze, alerte gezicht kijkend, zie ik het voor me: het hoogbegaafd kind dat nauwelijks echt kind mocht zijn, vanaf drie achter die vleugel, en maar door, succes, méér succes. En dan plotseling eist het èchte, zuivere leven zijn tol. Gelukkig maar eigenlijk, en ze wil weg van die piano. Hoe was die beginzin van ik meen Van Schendel ook weer, die me nu in gedachten komt: 'Zo lang hij zich herinnerde gebeurde er iets met hem dat hij niet wilde...' Over Mozart Zo erg is het natuurlijk bij haar niet, maar in het verdere gesprek blijft die toon van protest en eigenzinnigheid doorklinken. Was Mozart háár keuze? 'Nou, niet helemaal. Ik speelde eigenlijk alles. Maar door mijn heel kleine handen - ik span net een octaaf - lag Mozart natuurlijk wel, letterlijk, binnen mijn bereik. Dat en de keus van mijn platenmaatschappij'. Wie Pires' Mozart kent, die toch het centrale punt in haar discografie vormt, al zijn ook haar opnamen van Chopins pianoconcerten en de walsen, en Schumanns Kinderszenen heel boeiend, zal haar toch primair met Mozart associëren. Het is een pure, onbevangen Mozart, zuiver, al is dat woord mogelijk wat beladen maar bedoeld als tegenstelling tot geaffecteerd, geschminkt, geposeerd. Bedenken we, als we in de concertzaal de ogen verzaligd sluiten of bij platen even, intens genietend onderuit gaan, weleens wat de prijs is voor die onbevangenheid; de tol om zo- zeer jezelf te willen blijven, terwijl de wereld, het concertleven, de platenbazen, alsmaar dingen van je willen? We moeten zuinig zijn op Pires! Haar afwezigheid van het podium heeft haar ook geholpen bij haar ontwikkeling. 'Ik kàn niet tegen routine, en toen ik niet meer speelde, kreeg ik op veel punten andere ideeën over Mozart. Niet wézenlijk, maar tempi en dynamiek begon ik anders te voelen, de langzame delen bijvoorbeeld voelde ik toen dramatischer. Mijn evolutie ging heel langzaam; ik ben ook zo vroeg begonnen en misschien dat ik die bezinning wel echt nodig had...' Techniek... en pianospelen Over haar leraren Rose Schmid, Karl Engel en Géza Anda heeft ze eigenlijk niet veel te melden. Ze gelooft niet zo in lessen. 'Natuurlijk wel over componisten en zo, maar wat pianospelen betreft, technische dingen leerde ik eigenlijk nooit. Ieder mens heeft zijn eigen handen, vingers en armen, zijn eigen lichaam, dat kun je eigenlijk niet leren, dat is heel persoonlijk. Je moet je eigen ideeën ontwikkelen.' Naar wie gaat haar bewondering uit? 'Nou, dat is in de eerste plaats naar Dinu Lipatti, dat is het aller, allermooiste! Perahia vind ik ook wonderlijk mooi, maar de grootste nu is voor mij Radu Lupu. Alles wat hij speelt is perfect!' Het thema pianospelen - voor mij altijd iets waarop ik niet uitgekeken raak - wordt door haar enigszins geschuwd. 'Als ik niet piano zou spelen, zou ik niets anders doen.' Dirigeren? 'Oh, nee!' Lesgeven? 'Nou, hooguit twee of drie keer per jaar. Ik vind het fijn erover te praten.' Studeren? 'Ik heb nooit veel gestudeerd, nu niet en vroeger ook niet, wèl altijd heel geconcentreerd, maar hooguit een uur per dag.' Als ik haar vraag of ze oefeningen doet, of een 'technisch regime' heeft, gruwt ze alleen al van de gedachte eraan. Zoals iemand die een gezonde slaap heeft, gruwt van slaapmiddelen, of van alle medicijnen en andere chemicalia. De vergelijking lijkt wat gezocht, maar de grote pianist uit het begin van deze eeuw, Harold Bauer, heeft eens in die zin over technische oefeningen geschreven: hooguit als een medicijn dat, alleen minimaal gedoseerd en zelden kan helpen. Iemand die alle Études van Czerny en consorten gaat spelen is bezig zich te vergiftigen! Pires kan het helemaal daarmee eens zijn: 'Technische oefeningen heb ik nooit gekund. Misschien, misschien had het gemoeten, maar ik zou altijd het gevoel hebben dat ik mijn tijd zat te verknoeien. Er zijn ook veel dingen die ik niet kàn spelen, ook niet wil spelen. Ik neem mijn werk wel serieus, maar neem me zelf niet al te serieus. Ik doe alleen dingen waar ik van houd en forceer mezelf dus nooit om oefeningen te doen die ik verafschuw. ' 'Niet van je handen afhankelijk zijn' Wat techniek betreft: ik heb mijn hele leven mijn eigen systeem ontwikkeld, dat erop neerkomt dat ik mijn handen etcetera absoluut wil beheersen. Niet van je handen afhankelijk zijn. Als me dat niet lukt, niet zou lukken, dan zou ik ermee stoppen, ik kan niet iemand zijn die uren en uren oefeningen moet doen...' Er zijn helaas maar weinig pianisten zoals Pires, die zo constant en zo dicht met hun handen bij de muziek willen blijven. Muziek en concertleven zijn in veel opzichten tegenstellingen. Het concertleven - honderden concerten per seizoen, een constante platenproductie - vraagt nu eenmaal om vuurvaste, winterharde pianisten zoals die constant in de ovens van de grote concoursen worden gebakken. Het muziekleven, Mozart, is kwetsbaarder, brozer. Nogmaals: we moeten zuinig zijn op iemand als Pires; we zijn gewaarschuwd... index |