Ensembles en orkesten

Het Nederlands Blazers Ensemble

 

© Aart van der Wal, februari 2011

 

In het prachtige jubileumboek* van Saskia Törnqvist over vijftig jaar Nederlands Blazers Ensemble heeft componist David Dramm de overgang van het voormalige NBE (1961-1988) bijzonder beeldend beschreven:

Het NBE doet me denken aan de Argo, het mythische schip van Jason en de Argonauten. Dat schip was aanvankelijk heel degelijk en stabiel, maar onderweg ging er van alles mis mee, en moesten de onderdelen een voor een worden vervangen. Aan het einde van de reis was het schip officieel hetzelfde gebleven, maar eigenlijk gold dat alleen nog voor de naam. Ook het NBE is volledig gemuteerd. Het visitekaartje van de oude groep was een stabiele en herkenbare klank. Maar de visie achter die klank is in de loop der jaren volledig geïmplodeerd. De Blazers van nu zijn een soort muzikale nomaden geworden. Op hun programma's staat muziek van alle tijden en culturen en daar passen ze moeiteloos hun opvattingen over klank bij aan.

Thom de Klerk (1912-1966), eerste fagottist bij het Concertgebouworkest en docent aan het Amsterdamse conservatorium, had het NBE opgericht. Het begin was nog bescheiden: een blaaskwintet en niet meer dan dat, met Martine Bakker (fluit), Edo de Waart (hobo), George Pieterson (klarinet), Joep Terwey (fagot) en Jaap Verhaar (hoorn). Daarmee konden echter geen grote blazersserenaden worden uitgevoerd en die ambitie was er wel, in navolging van het intussen wereldberoemde strijkensemble I Musici dat toen al bij Philips onder contract stond. De kern van het NBE moest groter worden, en dat werd het ook: het groeide uit tot octetformaat (fluit, hobo, klarinet, fagot en hoorn dubbel bezet), maar naar gelang het programma dat vereiste werden de gelederen verder versterkt. Er was van de kant van bij de grote Nederlandse orkesten spelende blazers animo genoeg om bij gelegenheid bij het NBE te spelen.

Natuurlijk was de bezetting niet steevast dezelfde. De Waart vertrok in 1962 om zich volledig aan het dirigeren te kunnen wijden. In 1966 keerde hij evenwel terug als dirigent, kort na het overlijden van De Klerk. Het NBE maakte in die jaren een opmerkelijke bloeiperiode door, vooral dankzij het zeer hoge spelniveau (geen wonder met zoveel van de grote orkesten afkomsitge eerste lessenaars) en de altijd enthousiaste inzet. Eigentijdse Nederlandse componisten schreven voor het ensemble en Philips sloot een platencontract dat eind jaren zestig onder meer dé Gran Partita KV 361 opleverde: een fenomenale uitvoering én opname, die zelfs niet onttroond kon worden door de nieuwe opname uit 2005, ook al viel die in vele prijzen, waaronder de Edison Publieksprijs.

In 1975 nam De Waart als dirigent afscheid van het ensemble en zocht ook hoboïst Han de Vries het internationaal hogerop. Maar een ensemble kan nu eenmaal niet zonder zakelijke en artistieke leiding, terwijl er daarnaast wel het een en ander moest worden gecoördineerd. En dus namen Joep Terwey en Werner Herbers de managementtaken voor hun rekening. Intussen speelde het ensemble zonder vaste dirigent, maar daar kwam in 1985 verandering in, toen niemand minder dan de 'barokspecialist' Nikolaus Harnoncourt voor het NBE ging staan. Zijn verbintenis duurde echter relatief kort, want in 1988 werd het bed wel heel fiks opgeschud: er kwamen nieuwe spelers en de artistieke leiding kwam in handen van de hoboïst Bart Schneemann. Het was aan deze solohoboïst van het Rotterdams Philharmonisch Orkest om van het verjongde NBE een topensemble te maken. Menigeen buiten het ensemble viel dat niet mee. Zoals Schneemann het onlangs nog verwoordde: "Er waren mensen die maar niet los konden komen van de romantiek van de nachtconcerten en de tent op het Museumplein."

Tja, die nachtconcerten... Ik herinner me nog levendig de vele 'happenings' rond het middernachtelijk uur in de foyer van de Doelen, ergens aan het eind van de jaren zestig. Een van de vele grote gebeurtenissen uit die tijd was Mozarts Gran Partita onder leiding van Edo de Waart met Anthony Woodrow op contrabas. Daar waren dan na afloop de verhitte discussies in het belendende café De Harmonie wat die contrabas daar nu eigenlijk wel moest. Want zo'n serenade vond in Mozarts tijd toch in de buitenlucht plaats, de musici moesten toch lopen? Daar hoorde toch zéker geen contrabas bij? Maar een feit was dat Woodrow de sterren van de hemel speelde en zorgde voor een heerlijk kruidig laagfundament.

De veranderingen binnen het ensemble gingen dan misschien toch nog zonder al te veel slagen en stoten, maar dat gold niet voor de ingrijpende maatregelen doordat de Haagse geldkraan die steeds verder werd dichtgedraaid. Net als nu laaiden de discussies over de 'maatschappelijke relevantie' van de kunsten hoog op tegen de achtergrond van alsmaar bezuinigende kabinetten-Lubbers. Van alles ging op de schop, het muziek- en toneelbedrijf zelfs meerdere malen en vanaf 1994 was er niet eens meer een minister die er zich nog om bekommerde: de cultuursector was gedegradeerd tot de portefeuille van een staatssecretaris, in de persoon van Aad Nuis. Maar niet alleen de kunsten werden rechtstreeks het slachtoffer van de alom om zich heen grijpende bezuinigingsdrift, ook het muziekonderwijs op de scholen moest het ontgelden: er was geen geld meer voor. En wie mocht denken dat 'cultureel ondernemerschap' en 'cultuurmarketing' van de laatste tijd is moet maar eens de nota's van de toenmalige staatssecretaris Medy van der Laan napluizen: zij had het er al tussen 2003 en 2006 over dat de kunst rendabel moest worden gemaakt. Goed, we kennen inmiddels de vele negatieve effecten van al die maatregelen, zoals we ons ook nog wel de namen van de orkesten en ensembles herinneren die er rechtstreeks het slachtoffer van werden: ze moesten samenklonteren of werden opgeheven..

Dat het NB feitelijk tegen de verdrukking in deze barre tijden toch heeft weten te overleven is te danken aan een vieral speerpunten: zeer hoge spelkwaliteit, trouw publiek, vernieuwende programmering en sponsoring. Daarbij is het zeer opvallend dat het NBE er steeds weer in slaagt om om avontuurlijke programma's te brengen die steevast een groot publiek aantrekken. En wie deze programma's bekijkt zal van de ene in de andere verbazing vallen: themaprogramma's rond onder anderen Martijn Padding, Guus Janssen, Theo Loevendie, Cornelis de Bondt, Maarten Altena, Peter-Jan Wagemans, Alexander Raskatov, John Psathas en Iva Bittova zijn toch zeker geen 'gefundenes Fressen'. En wat te denken van een programma over en rond IJslandse muziek en musici, rond De Staat van Louis Andriessen, maar ook met de gambist Jordi Savall, de vele 'kameropera's' van Rossini en Mozart (Le nozze di Figaro, Die Zauberflöte en Così fan tutte), het Dagboek van Robert Schumann, Haydns Schepping en het Paradijs op aarde, maar dan in de wel heel bijzondere visie van Bart Moeyaert. Dat is een van de vele krachten van het NBE: niet alleen iets volkomen nieuws brengen, maar ook een nieuwe kijk op het oude en vertrouwde. Dan is het NBE ook bij uitstek het Nederlandse ensemble dat op buitenlandse tournees Nederlandse muziek op het programma zet.

Trekt een uitgesproken avontuurlijk programma wel een goed gevulde zaal?
Bart Schneemann: “Het NBE valt niet gemakkelijk in een hokje in te delen. Het zowel klassieke als wereldmuziek, maar dat is het ook weer niet helemaal. Wat is In The Alps? Een opera? Nee, dat is het niet. Een singspiel? Evenmin, zoals het ook niet honderd procent muziektheater is. Misschien van alles wel een beetje, maar hoe het ook zij, ons publiek is voor ons uiteindelijk doorslaggevend. Dat vertrouwt erop dat we met een goed programma komen dat avontuurlijk, verrassend is. Al staat er maar één cellist op het podium met een mooi lampje erboven. Hij alleen kan echt een voorstelling brengen, het tot een belevenis maken. In ons land zijn we wat dat betreft goed herkenbaar, ons publiek weet zo langzamerhand wel dat wat we brengen iets bijzonders kan opleveren.
Zonder publiek kunnen we (gelukkig!) niet, maar we bepalen wel alles zelf. Niemand verplicht ons bepaalde muziek te spelen of een bepaalde insteek te kiezen. Aan de ene kant is het een voorrecht en aan de andere kant een grote verantwoordelijkheid om het allemaal zelf te bedenken, maar dat doen we dus. Dat betekent dus veel brainstormingsessies met elkaar, zoals je zelf daarnet op ons vaste stekkie aan de Korte Leidsedwarsstraat meemaakte. We houden elkaar graag scherp met nieuwe ideeën en suggesties. Daarin past ook dat we het avontuur zoeken en risico’s willen nemen. Natuurlijk weten we nooit helemaal zeker of een bepaald programma bij ons publiek honderd procent geramd zit. Maar als het goed uitpakt, en ik heb nog niet meegemaakt dat het niet zo was, is het een fantástisch evenement. Er is niets mooier dan de zaal in te kijken en te zien én te voelen hoezeer het de mensen raakt wat we aan het doen zijn. Dat is, vind ik, de allermooiste beloning. ‘Het is het waard geweest,’ denken we dan met z'n allen.
Het gaat er ons niet om alleen maar mooi te spelen, te laten horen hoe mooi die muziek is, maar we willen met ons spel een verhaal vertellen en ons publiek daarin meeslepen. Er moet tijdens een uitvoering communicatie zijn met de mensen in de zaal, er moet echt een voelbare wisselwerking zijn. Dan kan het eigenlijk niet meer stuk en kun je als het ware buiten jezelf stappen. Dat klinkt misschien een beetje vreemd, maar zo voelt het wel.”

Het valt tegenwoordig niet mee om de orkesten nog een individueel karakter toe te dichten. Zo bekeken is het luisteren naar het NBE steeds opnieuw een verademing.
Bart: “De orkesten klinken allemaal even goed. De orkestenserie in het Concertgebouw biedt wat dat betreft niet of nauwelijks nog verrassingen. Kortgeleden hoorde ik een orkest op de radio. Dat klonk prima. Het had net zo goed het Concertgebouworkest kunnen zijn, maar het was een of ander Brussels orkest met hetzelfde repertoire. Het mag van mij best, maar wat heeft het nog voor nut om tot het Beste Orkest van de Wereld te worden gebombardeerd?”

Doordat alles zo sterk op elkaar is gaan lijken is er mogelijk sprake van een blokkade: het publiek wordt het avontuur doelbewust onthouden.
Bart: ”Je hoort dezelfde stukken op hetzelfde niveau en in hetzelfder type programmering. Ouverture, soloconcert, pauze met een kopje koffie en dan een grote symfonie die totaal geen relatie heeft met het voorafgaande. Dat gebeurt al honderd jaar zo. De enige reden is dat de dirigent die symfonie op zijn repertoire heeft staan en het stuk een week daarvoor met een Londens orkest heeft gedaan. En de solist heeft dat viool-, cello- of pianoconcert ook al op zijn repertoire staan, waarmee hij de wereld doortrekt. Ook hierin zit geen enkel programmatisch idee.”

Avontuur betekent ook aandacht voor eigentijdse muziek.
Bart: “Vorig seizoen hadden we een lastig programma met nieuwe muziek van Maarten Altena, een echte hardcorer als componist, maar we vonden het leuk als hij dit keer eens voor de verandering sprookjesmuziek zou willen schrijven! Het werd de Tapijtweefster, op tekst van Abdelkader Benali. Niet alleen op papier zag het er al moeilijk uit, maar ook de voorstelling stelde vrij hoge eisen aan het publiek. En toch hadden we maar liefst tweemaal een uitverkocht Muziekgebouw aan ’t IJ!
Dit is één manier om nieuw geschreven muziek uit haar isolement te halen. Wat mij betreft is dit ook de toekomst en niet die bijna obligate sandwichconstructie in een gestandaardiseerde concertserie, waar een nieuw stuk als een vreemd gedrocht ingeklemd zit tussen bijvoorbeeld twee romantische stukken. Bovendien mag het dan niet te lang duren, hooguit zo'n twintig minuten.”

Het NBE is ook internationaal actief.
Niek Wijns (zakelijk leider/producer NBE Live): “We trekken letterlijk de wereld over, maar er zijn beperkingen. Het NBE is geen 'vast' ensemble als bijvoorbeeld het Concertgebouworkest, Amsterdam Sinfonietta of het Rotterdams Philharmonisch. Onze musici werken veelal bij de grote orkesten en doen daarnaast ook nog andere dingen, zoals les geven op conservatoria en dergelijke. Het is zeker voor een omvangrijker tournee vaak echt passen en meten. De musici met wie we op pad willen moeten er wel bij kunnen zijn!”

Bart:” We worden vaak benaderd voor concerten in het buitenland, maar de mogelijkheden zijn helaas beperkt. We doen hier al heel veel producties en we willen ontzettend graag deuken in de boter blijven slaan, maar we kunnen niet alles. Soms moeten tournees zelfs geheel vervallen omdat een aantal belangrijke musici gewoon niet beschikbaar is.
Maar er is nog een andere factor die ons beperkingen oplegt: de financiële huishouding. Hoewel we heel dankbaar zijn voor de externe gelden en daar heel goed mee omgaan, is de subsidiepot voor ons nog steeds niet groot genoeg om onszelf relatief goedkoop aan het buitenland te ‘verkopen’. Als we willen optreden in bijvoorbeeld Tokio moeten we eerst nagaan wat het huren van een zaal daar kost. Vaak pakt dat dan te duur uit omdat we al veel geld hebben gestoken in onze producties en er daardoor te weinig geld overblijft om daarmee een buitenlandse tournee mede te financieren.

Het NBE maakt geen gebruik van een of meerdere impresariaten.
Niek: “We hebben in een aantal landen wel een vaste agent die voor ons nagaat hoe we er met onze vaak nogal afwijkende, zo niet unieke programmering toch in kunnen worden gepast. Maar we doen ook concerten die wat dat betreft prima te doen zijn. In augustus 2009 speelden we in de concertserie van de Londense Proms drie stukken: van Louis Andriessen De Staat, van Steve Martland Beat the Retreat en van Cornelis de Bondt Doors Closed, de laatste een Londense première overigens. Op tournee zetten we graag Nederlandse muziek op ons programma. Dat zijn we eigenlijk aan onze stand verplicht. Helaas zijn we in dat opzicht zo'n beetje een witte raaf in het Nederlandse muziekbedrijf. ”

Bart: “Om het enigszins oneerbiedig te zeggen: als NBE lopen we qua repertoirekeus in zekere zin op de troepen vooruit, wat in het buitenland, zo is de ervaring, een behoorlijk nadeel oplevert. Neem Frankfurt met zijn verschillende series in allerlei segmenten, variërende van oude muziek, groot symfonisch repertoire, koormuziek en wereldmuziek tot jazz. Dat zijn allemaal hokjes. Wij moeten dan in een van die hokjes worden ingedeeld, maar in welk? Juist omdat men daar in die twintigste-eeuwse patronen is blijven steken willen we zo graag met avontuurlijke programma’s komen, de bedden eens goed op te schudden!”

Ik hoorde onlangs iets over Berlijn? Wordt dat een van die vaste stekken?
Bart: “Daar gaan we volgend jaar met een geheel eigen serie aan de slag in het zogenaamde Radialsystem V (klik hier), wat enigszins lijkt op het Paradiso-concept, maar dan veel breder opgezet. Het vindt allemaal plaats in een oude elektriciteitscentrale die is omgebouwd en geschikt is gemaakt voor uiteenlopende concerten en voorstellingen. De programmering is van een originaliteit en variëteit om de vingers bij af te likken. Daar komt ook steeds meer muziek in dat wij spelen, ze kennen ons en ze vinden dat het NBE helemaal in hun plaatje past. We gaan een samenwerkingsverband met elkaar aan voor enige jaren en daar met drie à vier programma’s per jaar een eigen publiek opbouwen. Op die manier willen we wortel gaan schieten in een paar wereldsteden. We willen zoiets ook gaan opzetten in Praag, Istanboel enzovoort.

In het verlengde van een succesvol live-optreden is er de cd of dvd.
Niek: “Ik ben als producer verantwoordelijk voor de cd’s en dvd’s die onder ons label NBE Live op de markt worden gebracht, met inbegrip van de verkoop. Dat doen we sinds 1999 en met succes. Ik denk dat we een van de eerste ensembles waren die een eigen label begonnen. En live is bij ons echt live, dus geen knippen en plakken achteraf in een andere ruimte zonder publiek. Bij meer dan een voorstelling halen we uiteraard daar het beste uit. We doen per jaar ruim zeventig concerten (misschien is ‘voorstelling’ hier een beter woord) met acht verschillende programma’s. De cd- en dvd-releases zijn een coproductie van NBE en Radio 4 onder het motto 'voor wie erbij was of erbij had willen zijn'.”

Wat zie je als het grootste voordeel van een live-opname?
Niek: “Een live-opname pákt dat moment en houdt het vast, de tijd wordt als het ware bevroren. Of het nu om een dvd of om een cd gaat, het is en is en het blijft een fascinerend fenomeen dat niet alleen afstraalt van dat product maar, belangrijker nog, heel sterk appelleert aan de steeds wijder wordende kring van liefhebbers zo niet aanhangers van ons ensemble. Daar is echt geen multitrack-opname voor nodig, gewoon stereo voldoet prima. Dat we live-opnamen kunnen uitbrengen heeft uiteraard ook te maken met het zeer hoge spelniveau van dit ensemble. Zonder ons op de borst te kloppen: de bezetting van het NBE bestaat zonder uitzondering uit de topmusici uit de Nederlandse orkesten, terwijl we heus wel weten wie we uitnodigen om met ons incidenteel mee te spelen!”

Staat een cd-productie van tevoren al vast?
Niek: “Nee. Vaak beslissen we pas achteraf om van de sowieso gemaakte opname een cd uit te brengen. Een mooi voorbeeld daarvan is In the Alps van Richard Ayre (klik hier voor de recensie) dat we in april vorig jaar speelden in het Muziekgebouw aan ‘t IJ. Als we later zo’n opname terugluisteren en we voelen dat de vonken nog steeds overspringen, is de tijd gekomen om aan een cd-release te gaan denken! En als dat besluit eenmaal is genomen kan die snel op de markt worden gebracht. Dat loopt hier niet over veel schijven.”

Soms ook een soort cd plus, met videobeelden.
Niek: “Soms kan het goed zijn om de beeldopname erbij te doen, in de vorm van een videocompilatie. Zo wordt men nog dichter bij die gebeurtenis betrokken, gaat het geheel misschien nog meer leven, want laten we wel wezen: vaak lijkt het zeer sterk op puur muziektheater wat we doen.”

Wordt de distributie van de cd’s en dvd’s ook internationaal aangepakt?
Niek: “Het zijn vooral typische producten voor de Nederlandse markt. Denk maar aan ons – overigens verre van traditionele! – Nieuwjaarsconcert op Nieuwjaarsdag in de Grote Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw. Het doosje met zowel de cd als de dvd van de hele voorstelling is trouwens net uit. Maar voor de cd met Mozarts Gran Partita was weer veel internationale belangstelling. Dat geldt ook voor onze dvd met The Best of 10 Years NBE Live.”

Die Gran Partita lijkt als een soort rode draad door jullie geschiedenis te lopen. Dat begon al in 1969, met die beroemde Philips-opname.
Niek: “Dat was nog uit de tijd met Edo de Waart. Tja, hoe zag die bezetting er toen uit? Oudgedienden, met Han de Vries en Carlo Ravelli op hobo, George Pieterson en Hans Mossel op klarinet, Joop Meijer en Jan Peeters op hoorn en Joep Terwey en Henk de Wit op fagot.

En Anthony Woodrow op contrabas…
Niek: “Dat waren gouden tijden maar op een andere manier. Toen draaide het uitsluitend om musiceren in eigen land. Dat waren onze 'ambassadeurs' met een andere focus. Ondanks de beperkingen waarover Bart al sprak beseffen we ter dege dat de tijden drastisch veranderd zijn en dat het het internationale podium steeds belangrijker is geworden, vooral door de sterk toegenomen globalisering. We proberen straks in het buitenland meer vaste stekken te vinden, met mooie zalen en goede faciliteiten waar we met regelmaat kunnen spelen.

Het NBE maakt bijzondere programma’s die vaak extra tijd en geld vragen. De Staat spelen jullie echt niet met twee vingers in de neus. Wat doet die andere Staat, met als hoofdzetel Den Haag, in dit verband voor het NBE?
Bart: “We gaan in mei naar Jordanië, Palestina en Israel. De Nederlandse ambassade in Damascus had een potje met geld vanuit Den Haag gekregen om daarmee de verbreiding van Nederlandse cultuur in Jordanië te stimuleren, maar ook andersom. Een soort culturele uitwisseling dus. Dat potje is sinds anderhalve maand echter leeg door het nieuwe cultuurbeleid van het kabinet-Rutte. Er moet, zoals we allemaal weten, stevig worden bezuinigd op kunst en cultuur. De ambassade krijgt dat geld niet meer, over en uit. Dit betekent voor ons dat we op andere manieren geld bij elkaar moeten sprokkelen om toch naar Jordanië te kunnen. Dat wordt voor ons een heel lastige opgave want we hebben zelf geen cent te makken. Dat zijn zo van die problemen die 'spontaan' ontstaan als de Staat de geldkraan dichtdraait. Klagen of bij de pakken neerzitten heeft weinig zin. ”

Heeft dat bezoek aan Jordanië tevens te maken met jullie inzet voor de wereldmuziek? Daniel Barenboim met zijn West-Eastern Diva Orchestra ging jullie al voor!
Bart: “Exact. We gaan niet alleen naar Jordanië, maar ook naar Palestina en Bethlehem. Naast optredens in in onder andere vluchtelingenkampen gaan we ook workshops voor en met kinderen doen. We stellen ons er veel van voor, met op de ene dag een concert in een concertzaal in Amman en op de volgende in een kamp tussen de vluchtelingen. Het gaat in dit soort situaties allang niet meer om mooi spelen.”

Kan de NTR hierover geen mooie filmdocumentaire maken? Of EuroArts, zoals toen met Barenboims The Ramallah Concert 2008? Die documentaire is bovendien wereldwijd in de prijzen gevallen.
Bart: “Het is een prima idee om op te pakken. Het is wel te gek, als we straks een tocht maken over die verschillende grensovergangen, in een verscheurd gebied. Maar er zijn ook in logistiek opzicht nog genoeg problemen die ruim vóór ons vertrek nog opgelost moeten worden. Zo moeten we zo snel mogelijk de grensposten passeren om zo weinig mogelijk tijd te verliezen. Amman ligt slechts op een steenworp afstand van Bethlehem, maar we moeten drie grensovergangen passeren en zonder de hulp van de ambassade doen we daar meer dan een dag over; en die tijd hebben niet.”

Niet alleen in ons land staat de kunstensector onder druk.
Bart: “We houden echt ons hart vast. Wat gaat er straks gebeuren met de avant-gardemuziek en met progressieve festivals als dat in Donaueschingen? Nu zijn er nog de budgetten voor de meest veeleisende hedendaagse stukken, zoals die van bijvoorbeeld Wolfgang Rihm, maar wat brengt de toekomst? Voorlopig mogen we onze zegeningen tellen, want er zijn nog steeds circuits waarbinnen veel ruimte is voor eigentijdse muziek en waar zeer positief wordt gedacht, die er sterk in geloven dat hedendaagse componisten de kans moeten krijgen dat hun werk door zeer goede ensembles wordt uitgevoerd.”

Als de subsidiekraan straks alleen nog druppelt moet toch meer naar de commercie worden gekeken.
Bart: “Er is niets mis mee als commercie wordt gebruikt om je dromen en idealisme te verwezenlijken. Dat geldt voor een ensemble evengoed als voor de individuele musicus. Streven naar een eindpunt dat je wilt bereiken. Dat is per se niet beroemd willen worden en veel geld verdienen. Ik heb voor de hobo gekozen, dat was mijn droom en dat is het nog steeds. Ik wilde de beste hoboïst worden, een ware meester op het instrument, en ik dacht helemáál niet in de zin van ‘daar kan ik ontzettend veel geld mee verdienen’. Sterker nog, dat is in de praktijk ook niet zo: een topviolist kan binnen relatief korte tijd gemakkelijk financieel onafhankelijk worden, maar een hoboïst? Vergeet het maar!”

_____________________

 

*Nederlands Blazers Ensemble:
Luchtfietsers en wegbereiders

(klik hier voor de gegevens)

 

 

 

 

 

 

 

 

 


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links