Schönberg: Moses und Aron
Dale Duesing (Moses), Andreas Conrad (Aron), Ilse Eerens (Ein junges Mädchen), Karolina Gumos (Eine Kranke), Finnur Bjarnason (Ein junger Mann), Michael Smallwood (Der nackte Jüngling), Boris Grappe (Ein anderer Mann / Ephraimit), Renatus Mészár (Ein Priester), Ilse Eerens, Hanna Herfurtner, Karolina Gumos en Constance Heller (Vier nackte Jungfrauen)
Chorwerk Ruhr en Bochumer Symphoniker
Dirigent: Michael Boder
Regie: Willy Decker
EuroArts 2058178 • 1.46' •
Tijdens het ondergaan van het onvoltooid gebleven (de componist staakte de muziek na het tweede bedrijf) Bijbelse en op het Oude Testament gebaseerde opera/oratorium Moses und Aron (1926-1932) van Arnold Schönberg realiseerde ik me opnieuw hoe griezelig actueel het fenomeen muziekdrama is. Als nauwelijks een ander genre houdt het ons een spiegel voor die niet alleen de diepste drijfveren van ons innerlijk reflecteert, maar die, sterker nog: de ultieme confrontatie met de meest existentiële levensvragen onontkoombaar maakt. Griezelig actueel nogmaals, omdat de thans dreigende draconische bezuinigingen die onze huidige overheid voornemens is op Kunst en Cultuur door te voeren ons uiteindelijk zullen beroven van de mogelijkheid tot het verkrijgen van die confrontatie in kwestie. Ik moest in dit verband ook denken aan een uitspraak van de kunstcriticus en –essayist wijlen Maarten Beks: “Kunst is het noodzakelijke brood waar niemand om vraagt.”
‘Religieuze oerimpuls’
Willy Decker - niet alleen de regisseur van bovenstaande spraakmakende en tijdens de Ruhrtriennale 2009 in de Jahrhunderthalle te Bochum live vereeuwigde productie, maar tevens de intendant van voornoemd festival - heeft voor de periode 2009-2011 als rode draad de wereldgodsdiensten Jodendom, Islam en Boeddhisme gekozen. Het gaat hem daarbij nadrukkelijk niet om de geïnstitutionaliseerde religie, maar om wat hij treffend de ‘religieuze oerimpuls’ noemt, de transcendente alles overstijgende topervaring die binnen geen enkele categorie valt te duiden, maar die uiteindelijk wel aan de bakermat ligt van het ontstaan van onverschillig welke godsdienst. In het verlengde hiervan verkent Decker tevens op uiterst creatieve wijze de raakvlakken tussen kunst en religie, religie dus nogmaals niet in de confessioneel beperkte maar meest universele en boven alle partijen staande zin. Hieruit volgt min of meer dat de oerimpuls die tot die religieuze oerervaring leidt in niet onaanzienlijke mate verwant is aan die welke ten grondslag ligt aan Het Grote Kunstwerk sui generis, of om Decker in een interview in het septembernummer 2009 van de Neue Musikzeitung te citeren: “ (...) Eine Erfahrung der Meditation, die einen Punkt erreicht, die sozusagen das Feld öffnet für Impulse, die nicht erdacht sind, sondern die entstehen, spontan enstehen. Es gibt viele Meister, die nennen die Situation in der Meditation das Denken am Grunde des Nichtdenkens . Und das ist sehr, sehr tief verwandt mit dem Raum, in dem künstlerische Ideen entstehen. Der entsteht ja auch nicht, indem ich mich hinsetze und mir vornehme: ich habe jetzt eine Idee!, sondern ich versuche, mich hineinzugeben in einen freien Raum, auch leeren Raum durchaus, in dem dann der künstlerische Impuls, der kreative Impuls, entstehen kann.“
tour-de-force
De Jahrhunderthalle in Bochum is natuurlijk niet een in de letterlijke zin des woords lege ruimte, maar wel een waarin om het even welke franje die aan een theater of concertzaal herinnert alom schittert door afwezigheid en die daarom dus een uiterste beroep doet op de innerlijke verbeeldingskracht van elke regisseur. Het sterke van deze fascinerende opvoering van Moses und Aron schuilt dan ook in de omstandigheid dat er in beginsel van geen enkele klassieke Bühne sprake is. Tijdens de aanhef zien we namelijk slechts het publiek op de tribunes van diverse kanten zitten. Allengs blijkt echter dat de zangers van het koor die de stemmen van de Alomtegenwoordige, Onzichtbare, Onvoorstelbare en Onkenbare God moeten verbeelden zich te midden van de toeschouwers bevinden. Dit evenals de protagonisten Moses en Aron. Moses, die – zo lijkt Decker te willen suggereren – ook eventueel gewoon iemand ‘uit het volk’ zou kunnen zijn, die als door de bliksem getroffen wordt opgezadeld met de onmogelijke opdracht datgene te verkondigen waarvoor met de beste wil van de wereld, en dit zelfs niet eens bij benadering, woorden te vinden zijn: een immense mensenmassa te bevrijden uit of in de onverwoordbare Naam van een Goddelijke instantie die op zich onzicht- en onkenbaar is. Het geniale van deze opzet is dat – en dit in een tijd waarin alles wat maar tendeert naar de elite wordt gestigmatiseerd - de afstand tussen het publiek en datgene wat het krijgt voorgeschoteld (namelijk een van de meest verheven en ondoorgrondelijke grote kunstwerken ooit) binnen Deckers concept tot een absoluut minimum is verkleind, als gevolg waarvan de confrontatie daarmee inderdaad onontkoombaar is geworden. Een enorme ‘tour-de-force’ die in een normale theater- of concertzaal absoluut niet valt te realiseren.
Oerangsten
Zo gauw de handeling op gang is gekomen, welk moment wordt gemarkeerd door de entree van Aron, ontstaat geheel conform de wijze waarop Mozes volgens de aloude Bijbelse overlevering ooit de wateren scheidde teneinde de voor de Egyptische Farao op de vlucht geslagen Israelieten door de woestijn te kunnen geleiden, in het midden van de Jahrhunderthalle het schouwtoneel waarop het drama zich in al zijn ongenaakbare kracht zal ontvouwen. Juist door het ontbreken van alles wat naar overdaad zweemt, maakt het totaal zo een onuitwisbare indruk op de aanwezigen, ook via deze dvd. De gezichtsexpressie van de zangers, wier acteertalent aan het ongelooflijke grenst, komt ongekend duidelijk en indringend over, zulks tot in werkelijk de kleinste nuances en dit niet alleen wat de hoofdpersonen betreft, nee, tevens wat de kleinste en schijnbaar meest onbeduidende rollen aangaat, blijkens onder meer de vertwijfelde acties van de leden van het koor die de Israelieten verbeelden.
Momenten als die waarop bijvoorbeeld Moses’ staf in de handen van Aron in een veelkoppige slang verandert of het water van de Nijl in bloed bezitten een ronduit huiveringwekkende impact, om niet te zeggen dat ze appelleren aan onze grootste oerangsten.
Een verhaal apart is de scene rond het Gouden Kalf in het tweede bedrijf, waarin Decker geen zee te hoog gaat alle gruwelijkheden waar een ‘van God los’ zijnde menige toe in staat is in al zijn bontheid te schilderen. Als ergens het dilemma van Aron diepinkervend tot gelding komt, dan hier. Hij is weliswaar de ‘mond van Moses’, maar elke weergave van iets dat absoluut en onkenbaar is leidt onherroepelijk tot een beeld of, met andere woorden, een verbastering van de oorspronkelijke gedachte, en als er iets is dat Decker ons hier wil voorhouden is het wel de bittere werkelijkheid van het fundamentalisme, dat hij – ook al zegt hij dat niet letterlijk met zoveel woorden – de ergste vorm van afgoderij vindt: in de Gouden Kalf scene immers offeren mensen niet voor niets hun leven voor een vermeende goede zaak. Iets wat ons helaas ook anno 2010 nog pijnlijk bekend moet voorkomen.
Zo wemelt het van de intrigerende regievondsten, met als culminatiepunt natuurlijk het slot van het tweede bedrijf waar Moses tot het schrijnende besef komt dat zelfs de Tafelen der wet nog steeds niet aan het beeld ontstijgen, wat tenslotte leidt tot diens verzuchting waarop het werk letterlijk uitsterft: “O Wort, Du Wort, dass mir fehlt!”
Niets en niemand ontziende directheid
Staat deze realisering van Schönbergs opera-torso in dramatisch opzicht op exemplarisch hoog niveau, voor de muziek geldt dit niet minder. Wat Dale Duesing en Andreas Conrad in vocale zin etaleren tart alle beschrijvingen, mede ook gezien de omstandigheid dat deze muzikale hoogstandjes, zoals reeds gesignaleerd, hand in hand gaan met fenomenale acteerprestaties. Zeer onder de indruk ben ik ook van de talrijke bijdragen uit het koor (dat zo een groot aandeel in dit werk heeft dat Boulez terecht een treffende overeenkomst ziet tussen Moses und Aron en de passies van Bach) en niet in de laatste plaats Karolina Gumos, alsmede de Belgische, bij Jard van Nes in de leer geweest zijnde sopraan Ilse Eerens, die in ons land al menigmaal was te horen, onder meer in een aantal Mozart-opera’s en de Sieben frühe Lieder van Berg.
De Bochumer Symphoniker, tenslotte, spelen onder Michael Boder onafgebroken op de top van hun kunnen en weten de boog van begin tot eind gespannen te houden. De vereenzelviging met Schönbergs atonale idioom is van een graad die maakt dat men het geheel haast als een klassiek meesterwerk ervaart en niet alleen dat; juist ook de scherpe en expressionistische kanten van diens klanktaal worden zonder welke reserve ook voor het voetlicht gebracht, wat weer volledig spoort met de niets- en niemand ontziende directheid waarmee Decker dit kolossale drama handen en voeten heeft vermogen te geven. De opname is in de meest positieve zin ‘no nonsense’ en brengt de realiteit van de Jahrhunderthalle zo dicht bij dat men bijna meent in de zaal aanwezig te zijn, een effect dat door het ondergaan van deze uitgave met een hoofdtelefoon nog wordt versterkt.