DVD-recensie

Mstislav Rostropovitsj en Svjatoslav Richter:

Beethovens Cellosonates in Edinburgh, 1964

 

© Aart van der Wal, november 2007

 

 

Beethoven: Cellosonate in F, op. 5 nr. 1 – in g, op. 5 nr. 2 – in A, op. 69 – in C, op. 102 nr. 1 – in D, op. 102 nr. 2.

+ bonus: Mendelssohn: Variations sérieuses op. 54.

Mstislav Rostropovitsj (cello), Svjatoslav Richter (piano).

(Mono/zwartwit; Edinburgh 1964).

EMI Classics Archive DVB 4928489

 

 

 

 


Als ik naar een onbewoond eiland zou worden verbannen en ik zou een handvol dvd’s mogen meenemen? Dan in ieder geval de dvd met Beethovens 5 cellosonates, uitgevoerd door Svjatoslav Richter (piano) en Mstslav Rostropovitsj (cello) in Usher Hall, Edinburgh op 31 augustus 1964. Inderdaad, alle 5 sonates op één avond...

Wat is daaraan nu zo bijzonder? De opnamen zijn nog in zwartwit en dateren nota bene uit het tijdperk dat de cameratechniek en -regie nog in de kinderschoenen stond. En wat zouden die twee Russen dan wel in bijzondere mate met Beethoven moeten hebben? Hadden we niet al die geweldige uitvoeringen door de wereldberoemde duo’s Casals-Horszowski, Fournier-Schnabel en Piatigorsky-Solomon?

Het antwoord is wat mij betreft in ieder geval simpel: ook Richter en Rostropovitsj hadden in 1964 de enorme last van het stalinisme nog op hun schouders. De politiek gestuurde en door de geheime dienst gecontroleerde, jarenlange en almaar voortdurende pressie op het dagelijks leven in de Sovjet-Unie, die nooit ophoudende, altijd aanwezige druk op de sociale en maatschappelijke verhoudingen, binnen het gezin, de fabriek, het kantoor, op het boerenerf en in de Partij. De schijnwereld ook van banieren en vlaggen, van verplicht gejuich en van zwijgzame blikken. Maar ook de reële wereld van die eindeloze lessen in nederigheid, van het verraad of van het verraden worden, van het koffertje met wat kleren en eerste levensbehoeften onder het bed, voor het geval dat een zwart vehikel voor de deur zou stoppen, er luid zou worden aangebeld en na een stormloop op de trap enige mannen zouden schreeuwen: “meekomen!” Mogelijk een afscheid voorgoed. Miljoenen Mandelstams... Vereeuwigd in de gedichten van Anna Achmatova en in de muziek van Dmitri Sjostakovitsj...

Wat wisten wij in het Westen tot eind jaren vijftig eigenlijk van Russische musici? Wat wisten we van Richter en Rostropovitsj? Ja, er was net een lp uitgekomen, met Richters visie op pianomuziek van Robert Schumann, maar verder? Toen bij de Russische machthebbers het besef was doorgebroken dat hun belangrijkste musici weleens als bij uitstek culturele ambassadeurs in het buitenland konden fungeren, gingen de cultuurpausen en muziekbureaucraten in Moskou een daarvoor passend plan uitwerken. Het was eind van de jaren vijftig, Stalin was in 1953 overleden, Berlijn, de wapenwedloop en de Koude Oorlog beheersten vrijwel alle media en bilaterale betrekkingen. De tijd voor het nodige massagewerk was aangebroken. Een nogal opvallend gebaar naar het Westen, met een dubbele bodem, zoals toen voor zoveel zaken gold. Wie waren daarvoor beter geschikt, betere instrumenten dan musici? Zij spraken, nee beheersten toch immers allemaal één taal, die van de muziek? Zij konden zich daarmee overal verstaanbaar maken én tevens in hun volle muzikanteske glorie bewijzen dat Rusland veel, heel veel te bieden had, niet in de laatste plaats op het gebied van de cultuur. De Russen waren geen barbaren! Integendeel, het land, het volk, de leiding, ze hadden stijl! En dat zou het westen weten ook!

Zo kwam er uiteindelijk een aantal grote musici naar West-Europa, waaronder Richter, Rostropovitsj, Gilels, Dedijoetsjkin en Oistrach. Zeker, Sjostakovitsj was in 1949 weliswaar al in Amerika geweest, maar dat was in het kader van Stalins propagandamachine (vanzelfsprekend moest de componist alleen reizen, althans zonder zijn familie, want die fungeerde keurig als onderpand, maar wèl vergezeld van een NKVD-functionaris).

Richter en Rostropovitsj trekken in deze live-opname uit Edinburgh samen op, ze openen wagenwijd de toegangsdeuren naar Beethovens cellosonates vanuit een muzikale beleving van binnenuit, daar waar de eigenlijke muzikale kern verscholen ligt. pellen deze onvoorstelbaar verbeeldingsvolle partituren schil na schil af en leggen de kern ervan bloot.

Beiden moesten jarenlang zwoegen binnen de grenzen van de dictatuur in de heilloze Sovjetstaat. Beperkte bewegingsvrijheid, beperkte optredens, een beperkt inkomen (zo werd de grote violist David Oistrach gedwongen om een aanmerkelijk deel van zijn internationaal vergaarde recettes keurig over te maken naar de partijkas).

Daar zitten die twee op het podium. Ze behoren met het grootste gemak tot de wereldtop, maar pas sinds kort kunnen ze zich als zodanig etaleren buiten de rigide omheining van de Sovjetstaat. Alleen binnen die staat konden ze tot begin jaren zestig een zekere creatieve ruimte vinden. Erbuiten lag in ieder geval het voor hen gesloten, onbereikbare en in hun ogen onmetelijke buitenland.

Ook Beethovens creatieve ruimte lag binnen een rigide omheining, het soort vesting dat werd opgetrokken door een eigenlijk onmogelijke handicap voor een componist en uitvoerend musicus: die van de hardhorendheid. En, wat misschien nog wel erger was, de angst om doof te worden, tevens dan de weg naar het volkomen isolement.

Richter en Rostropovitsj deelden de begrenzing en de angst met Beethoven, los van de vraag of zij zich daarvan bewust zijn geweest, of zij het als zodanig zullen hebben gevoeld. Wat wij in deze video-opname wèl meekrijgen is een muzikale verbondenheid die tegelijk een helder baken is in een ongekend poëtisch krachtenveld, in een onvergelijkbaar spel dat afwisselend manlijke fierheid en kracht paart aan uitingen van de nobelste expressie, die de tijd gewoon even stilzet. Want hier stroomt de muziek zonder weerga, met technische meesterhand geleid, volmaakt, zonder een spoortje twijfel, zonder een spoortje eigendunk, onopgesmukt, zo puur als kristalhelder water dat kan zijn. Wat voorop moet staan, staat ook voorop. Wat niet wezenlijk is wordt weggelaten. Dat doen die twee mannen op dat podium, in een nu ogende ouderwetse omgeving en omringd door al even ouderwets uitgedoste mensen. Zo kijken wij ernaar. Nu is het nog de kunst om te zien, in plaats van te kijken. Als we het hebben gezien, voelen we het ook. Geen valse sentimenten, geen overdreven pathos. Daar kon Beethoven evengoed buiten als die twee solisten.

Voor Beethovens cellosonates hoeven geen superlatieven te worden gevonden. Ze zijn immers al voorhanden. Al vanaf zijn eerste jaren in Wenen is het genie onmiskenbaar; en we horen het ‘gewoon’ in de twee sonates op. 5. Later komt de ontzaglijke verdieping, in de middenperiode (op. 69), en ten slotte het fenomeen van de ‘late’ Beethoven, met zijn twee sonates op. 102, al duidelijk op weg naar de laatste halteplaats, die van de absolute essentie en concentratie van de kamermuziek. Werelden apart en werelden samen, de paradox die Beethovens gehele artistieke bestaan omsluit. Het is de lange weg van de uitwendige jubel en de vreugde, het onmiskenbare gevoel van kracht en artistieke geldingsdrang, langs de afgronden van het Heiligenstädter Testament (oktober 1802), naar de groeiende zekerheid van de toenemende doofheid, het zich noodgedwongen terugtrekken uit het openbare muziekleven als formidabele pianist, het onverbiddelijk trekken van de eigen grenzen, met bloedend hart. Tegelijkertijd de zoektocht – niet zonder slag of stoot - naar de noodzaak tot verinnerlijking, de verwerkeling ook van zijn visie ‘dat muziek een hogere kracht bezit dan filosofie’.

Dan zijn er Richter en Rostropovitsj die met hun flonkerende en diepzinnige spel ontroerend reliëf verlenen aan deze in de drie stijlperioden van Beethoven wortelende sonates. Waarmee ze – de barre omstandigheden waaronder ze zelf jarenlang gebukt gingen - tegelijkertijd uitdrukken dat muziek een hogere kracht bezit dan dictatuur. Dat de mens nog zo kan worden neergedrukt, er toch altijd weer die vonk is die van dat ándere leven overspringt. Feitelijk was dat hún boodschap die tot in de kelders van de Koude Oorlog zal hebben doorgeklonken. Tegelijk klinkt in Beethovens muziek diens boodschap: ‘niets, niets ter wereld kan mij neerdrukken, mijn Kunst doen opgeven. Integendeel, ik zal haar aanwenden om nieuwe kracht te hervinden.’ En zó ging het ook. Het resultaat daarvan bleef bij alle generaties na hem. Het is al met al ook geen kwestie van kijken, maar van zien. Zoals het ook geen zaak is van horen, maar van luisteren. In dit geval: vooral luisteren naar dit document humain uit 1964. Dat er soms wat mis gaat of Rostropovitsj even de draad kwijtraakt (zoals in op. 102) doet daaraan niets af.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links