DVD-recensie

De hopeloosheid van de 'condition humaine'

 

© Maarten Brandt, mei 2013

 

Reimann: Die Gespenstersonate

Hans Günter Nöcker (Hummel), Martha Mödl (de mummie), Horst Hiestermann (de kolonel), David Knutson (Arkenholz), Gudrun Sieber (de jonge vrouw), Donald Grobe (Johansson), William Dooley (Bengtsson), Barbara Scherler (de donkere dame), Kaja Borris (kokkin). Hebbel-Theater, Berlijn, Junge Deutsche Philharmonie, Ensemble Modern
Dirigent: Friedemann Layer
Regie: Heinz Lukas-Kindermann

Arthaus Musik 101 657. • 1.28' •

Opname: 25 september 1984 (wereldpremière)

 

Waanzin, onoprechtheid, vervalsing, leugens, en ziekelijkheid; ziehier elementen die de thematiek uitmaken die nadrukkelijk centraal staat in het toneelstuk De spooksonate (1908) van de Zweedse auteur August Strindberg (1849-1912). Dit drama - muzikaal is geïnspireerd door het Geistertrio, opus 70 van Beethoven – is, om met Laurens Landeweerd in zijn filosofische lezing over de Spooksonate te spreken, “een stuk dat gaat over de structurele zondigheid van de mens, diens schrijnende fout te zondigen tegen de onschuld en met deze zonde de identiteit van de mensen te vervalsen; over de blindheid voor deze zondigheid die het menselijk systeem doet stagneren en de weg naar volmaaktheid en eenheid van hem afsnijdt.”

Het lijkt verleidelijk Strindberg’s Spooksonate mystiek-esoterisch te duiden, aangezien de schrijver uitermate geboeid was door occulte zaken, zich met alchemie bezighield en de Engelen- en geestenwereld van de filosoof en theoloog Emanuel Swedenborg. Maar voor hetzelfde geld zou men het toneel waarop zich de handeling van dit zwarte stuk voltrekt in plaats van in een hierna- of hiertussenmaals evengoed in het hiernumaals kunnen plaatsen. Bijvoorbeeld als een even imposante als raadselachtige parabel over de verderfelijke invloed die een familie op iemand kan hebben. Dat is zeker niet zo vergezocht als op het eerste gezicht lijkt, zo gauw men zich realiseert dat Strindberg een hekel had aan alles wat met familieleven samenhangt. In die zin dat menige familie er allerhande verborgen agenda’s op nahoudt en zich voorts volgens zich telkens herhalende en verstikkende rituelen door het bestaan heen sleept. En wat nog het meest belangrijk is, een ieder die in haar invloedssfeer terecht komt dikwijls als het ware gelijk een vampier verslindt en alles wat naar medemenselijkheid tendeert met voeten treedt.

De hopeloosheid van de’ condition humaine’ is ook een leidmotief dat als een rode draad door muziekdramatische œuvre van de Duitse componist – en bij het grote publiek eerder als liedbegeleider bekend zijnde – Aribert Reimann (1936) heenloopt. Zijn toonzetting van Strindbergs Spooksonate onder de benaming Die Gespenstersonate dateert uit 1983 en is de eerste opera die hij voltooide na zijn relatief meest bekende muziekdrama uit 1978, Lear, waarvan de titelrol speciaal werd geschreven voor de recentelijk overleden wereldberoemde bariton Dietrich Fischer Dieskau. Bij de totstandkoming van het libretto van zijn Die Gespenstersonate werkte Reimann Strindbergs origineel om in samenwerking met Uwe Schendel tot een Duitstalige versie. Hieronder volgt een zo bondig mogelijke weergave van het verloop van de opera.

Samenvatting
De student Arkenholz komt, na een vreselijke nacht waarin hij doden en gewonden heeft moeten verzorgen, terecht bij de aartsvijand van zijn vader, de oude en zich in een rolstoel voortbewegende directeur Hummel. Als zondagskind is Arkenholz in staat dingen te zien die voor anderen doorgaans onzichtbaar zijn. Daaronder overledenen die net zo lang aan zijn geestesoog verschijnen totdat hen recht is wedervaren. Hummel snapt hiervan het een en ander, maar het melkmeisje met wie de student spreekt en die aan deze een glas water aanbiedt, kan hijzelf niet zien. Hummel doet Arkenholz een voorstel “Dien mij en je zult heersen.”

In de salon van de kolonel wordt het ‘spokensouper’ voorbereid, dat al 20 jaar lang plaatsvindt. Aan dit evenement nemen telkens dezelfde mensen deel, die bovendien steeds hetzelfde zeggen dan wel zwijgen “om zich niet te hoeven schamen.” Bengtsson, de knecht van de kolonel, introduceert Johansson, de bediende van Hummel, aan de mummie, die al 40 jaar in een wandkast leeft en allengs in de veronderstelling verkeert een papegaai te zijn. Dit als straf voor het feit dat zij ooit met Hummel naar bed is geweest. Laatstgenoemde verschijnt onuitgenodigd ten tonele. Hij heeft alle schulden van de kolonel ingelost en is nu voornemens iedereen te ruïneren. Hummel dringt er bij de kolonel op aan de student als bruidegom te aanvaarden voor de jonge vrouw. Deze is echter niet, zoals tot voor kort aangenomen, de dochter van de kolonel maar van Hummel zelf. Deze geeft de kolonel in ondubbelzinnige bewoordingen te verstaan dat hij helemaal geen kolonel is, maar slechts een bediende, een bedelaar en dus geen enkele aanspraak kan maken op een aristocratische dan wel militaire status. Dan onderbreekt de mummie het zichzelf tot tribunaal benoemd hebbende strafgericht en roept Bengtsson als getuige op om het smadelijke verleden van Hummel te onthullen. Het geval wil namelijk dat Hummel ooit een meisje – het melkmeisje met wie Arkenholz tijdens het begin van de opera sprak – op het ijs lokte om haar te verdrinken omdat ze teveel wist. Vervolgens verschijnt het meisje in kwestie en Hummel wordt door de mummie in de wandkast opgesloten. Daar hangt hij zichzelf op met dezelfde strop als waarmee hij ooit de Consul om het leven bracht.

De actieradius verplaatst zich nu naar de jonge vrouw en de student die een gesprek voeren over hyacinten, bloemen die in overvloed in haar vertrek aanwezig zijn. Tot een wezenlijke toenadering komt het niet en voor een huwelijk met Arkenholz voelt zij niets. Dan wordt het rendez-vous verstoord door de tirannieke kokkin. Zij is een belichaming van de straf voor de misdaden die in het verleden door de bewoners van de salon van de kolonel zijn gepleegd en behoort daarom volgens de vrouw tot de ‘vampierfamilie Hummel’. En als gevolg daarvan “tot de beproevingen die alle inwoners van het huis moeten doormaken.” Arkenholz denkt nu alle geheimen van de zaak te hebben doorgrond, maar dat wordt door de vrouw bestreden die hem vooral maant er het zwijgen toe te doen. Arkenholz laat zich echter niet van zijn stuk brengen en concludeert dat zij ziek is ‘van de bron des levens’ en daarom niet zijn bruid kan zijn. Hij zingt haar met een wiegenlied des doods in een eeuwige slaap, een lied dat ten slotte culmineert in de zin die de vrouw in haar droom tijdens het begin van deze scene uitsprak: “Goed is onschuldig zijn.”

‘Hard core avant-garde’
Zoals uit bovenstaande discografie blijkt, bevat de dvd de vuurdoop van Reimanns Die Gespenstersonate zoals die op 25 september 1984 onder auspiciën van de Deutsche Oper Berlin in het Berlijnse Hebbel-Theater heeft plaatsgevonden. Anders dan Lear is Die Gespenstersonate een kameropera, waarvan de instrumentale omlijsting neerkomt op een ensemble van 12 instrumentalisten die zo nu en dan verschillende instrumenten bespelen. Stilistisch bedient Reimann zich van een idioom dat kan worden bestempeld als ‘hard core avant-garde’ ook al is er geen sprake van streng serialisme in de geest van Boulez en Stockhausen. De klanktaal echter is in hevige mate dissonant en ook wordt bij vlagen gebruik gemaakt van microtoonsafstanden. Daarin schuilt trouwens ook een overeenkomst met het veel massaler bezette muziekdrama Lear. De zangstijl stoelt op de principes van het schönbergiaanse ‘Sprechgesang’ dat over de gehele linie met een uiterste aan zowel stimmliche als ritmische virtuositeit wordt ingezet en waarbij de moeilijkst denkbare liggingen allerminst zijn geschuwd. Dit alles vindt tevens dikwijls zijn weerslag in het aandeel van het - onder Friedemann Layer voortreffelijk opererende - instrumentale gezelschap dat excelleert in een scherp geëtste, rijke en ultiem gedifferentieerde sonoriteit en waarbij de muziek soms een seismografisch karakter heeft. Bij alle gedifferentieerdheid is het klankbeeld zelden rond en laat staan: verleidelijk. Dat laatste is overigens geheel in overeenstemming met het onherbergzame toneelbeeld, dat uit twee verdiepingen bestaat en waarvan de bovenste de salon van de kolonel voorstelt.

Lyriek
De cast is over de totale linie van superieure kwaliteit met een schitterende belichaming van de mummie door Martha Mödl – Wagnerliefhebbers kennen natuurlijk haar legendarische Kundry in menige Parsifalproductie van Bayreuth uit de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw – voor wie Reimann eerder de titelrol van zijn opera Melusine (1970) schreef. Niet alleen een fenomenale zangeres maar tevens een opvallend acteertalent. En, over acteren gesproken, dat gaat alle negen leden van het zangers team voortreffelijk af. Niet in de laatste plaats David Knutson en Hans Günter Nöcker alias Arkenholz en Hummel, de twee meest extreme karakters van de opera; de ene naïef en de andere vilein en berekenend. Toch lijkt me Die Gespenstersonate niet een werk dat men regelmatig op de planken zal aantreffen. Een van de problemen is dat een van de andere belangrijke rollen, namelijk die van de jonge vrouw in het hyacintenvertrek, een weinig dankbare is. Pas als het verloop voor meer dan drie kwart voorbij is roert zij (Gudrun Sieber) haar stem. Dit tafereel, toch een soort liefdesduet, is tegelijkertijd het meest lyrische en muzikaal beklijvende onderdeel van Der Gespenstersonate. Psychologisch/dramaturgisch valt hier overigens een link te bespeuren met de slotscène uit Lear. In beide gevallen breekt de lyriek op een niet mis te verstane wijze door, maar dan wel op een moment dat het noodlot voor de volle honderd procent onafwendbaar is geworden.

De beeldkwaliteit – in kleur - van de video is echt die van een tv-registratie en bezit iets vaals. Zeker wat de tussentinten betreft, want de contrasten tussen zwart en wit zijn wel scherp. Heel passend bij het onderwerp.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links