DVD-recensie

 

© Emanuel Overbeeke, februari 2018

 

Les Grandes Répétitions (1965-66)

2 Films by Luc Ferrari and Gérard Patris

Hommage à Varèse (1965)
Karlheinz Stockhausen: Momente (1966)
(met Engelse ondertiteling)

Mode Records 276 • 1.51' •

 

 

Als je over iets of iemand een boek hebt geschreven, blijf je het onderwerp volgen, ook al staat daarna je hoofd naar een ander onderwerp. Dus kijk ik regelmatig, op zoek naar nieuwe informatie over mijn favoriete componisten Debussy, Stravinsky en Boulez, op overzichten van nieuwe publicaties van allerlei aard. Bij Boulez is dat behoorlijk wat. Ook al mag hij volgens de kletsende klasse nu solide uit zijn, goede publicisten en producenten voor fijnproevers trekken er zich gelukkig niets van aan. Dat resulteerde onlangs in een nieuw boek (gesprekken gevoerd door Bruno Serrou, onlangs besproken op deze site: niet wereldschokkend, wel de moeite waard) en een dvd waarop hij figureert in een van de twee aanwezige Franse documentaires, gemaakt in 1965 en 1966 over Varèse en Stockhausen. Boulez treedt op in de documentaire over Varèse en is, met alle respect, een minder aansprekende informant: hij leest (zeer ongebruikelijk voor hem) van een blaadje, praat op zeer ideologische toon als een onverbiddelijk politicus en probeert, enigszins krampachtig, Varèse erg naar zich toe te praten. Nu doen de anderen in de film dat ook, maar zij zijn directer, lijken spontaner en bespelen de camera alsof de toegesproken persoon in muzikale zaken hardhandig de onderliggende partij moet worden. Daarmee getuigen ze allen op hun manier van hun onvoorwaardelijke liefde voor een man die muziek niet maakte om te behagen maar om nieuwe klanken te bedenken en ze op te leggen aan omstanders. Varèse zou oorspronkelijk aan de film meewerken, maar overleed enkele weken voor de opname gemaakt zou worden. De getuigen, naast Boulez ook de componisten Olivier Messiaen, Pierre Schaeffer, Iannis Xenakis en André Jolivet, de dirigenten Bruno Maderna, Hermann Scherchen en Konstantin Simonovic, zijn vriend Marcel Duchamp en zijn biograaf Fernand Ouellette geven een beeld van een man die leefde voor zijn kunst, precies wist wat hij wilde en niet wilde, niet tot concessies in staat was en iedereen die hem niet begreep in wezen dom vond. Zijn muziek heeft de energie van zowel Thatcher als haar felste tegenstanders (daarbij vergeleken is de huidige polarisatie in Nederland kinderspel) en de beste opnamen van zijn werk uit deze jaren zijn dan ook van musici voor wie dit bellicose temperament tweede, zo niet eerste natuur was (Pierre Boulez en Robert Craft; voor de beste uitvoeringen van later datum moesten we wachten tot Riccardo Chailly en Peter Eötvös). Even fascinerend als de fragmenten uit gesprekken waarin onverbiddelijkheid alles bepaalt, is de wijze van filmen. Al stamt de documentaire uit 1965, 'de jaren zestig' lijken in dit deel van de wereld (Frankrijk) nog ver weg. Voor de Franse orkestmusici die o.l.v. Maderna een deel van Varèses Déserts instuderen en uitvoeren, is deze muziek hoorbaar en zichtbaar ver van hun bed en volstrekt niet vertrouwd. Ze proberen dat te verbergen door zich volstrekt formeel te gedragen, alsof alleen arbeid roept, maar de lange shots en close-ups vol schitterende licht- en donkereffecten en statische cameraposities waarin we de musici ook zien als ze niet spelen (alsof de regisseur lid was van de Nouvelle Vague) zijn voer voor psychologen. En voor muziekliefhebbers: de zichtbare onwennigheid en de grote moeite die Maderna in goed Frans moet doen om de musici over de streep te trekken door ze te laten spelen alsof ze abstract expressionisme onder handen hebben in plaats van Monet, leidt tot een resultaat dat men niet snel zal krijgen bij de huidige lichting die deze muziek bijna relaxed kan en wil spelen. Dat Varèses Ionisation o.l.v. Simonovic onwennig klinkt, ligt echter niet aan de onwillige musici, maar aan de dirigent die deze muziek wel snapt getuige zijn uitleg maar dat niet kan waarmaken in zijn directie. De meest redelijke man in de film is nog Varèses biograaf die eerder lijkt op een keurige Oxbridge-professor dan op Thatcher. Hij is dan ook het minst ideologiserend en overredend; om Varèse niet te begrijpen maar te ondergaan, moeten we dan ook terecht bij de componisten die gelukkig praten over moderne muziek zonder het te hebben over het middel van de techniek maar over het doel van de expressie, precies zoals die brave orkestleden en hun brave luisteraars dat doen bij Mozart en Chopin. Als die energie kan bestaan buiten de kunst, dan ook erbinnen.

De films over Varèse en Stockhausen, gemaakt met een tussenpoos van een jaar, delen vooral hun sterke kanten. Een wandelende Stockhausen legt aan de kop in uitstekend Frans uit wat de intentie is van zijn werk Momente. Net als in de film over Varèse dragen de rebellen een stropdas in een keurig pak alsof de avant-garde destijds nog wilde worden opgenomen door het toenmalige establishment. Die wandeling lijkt in zijn registratie sprekend op het zeer alternatieve verkiezingsspotje uit 1966 waarin Hans van Mierlo met ons zijn zorgen om de wereld wilde delen. Daarna volgt een uitleg met fragmenten van de repetitie en uitvoering van Momente door koor en orkest van de WDR, de pianobroers Kontarsky (ditmaal op elektronisch orgel) en de Amerikaanse sopraan Martina Arroyo, het geheel o.l.v. de componist. Die combinatie is een tijdsdocument. De pianisten bevestigen hun reputatie als pleitbezorgers van de avant-garde, maar hun présence rechtvaardigt de naamgrap Kantorsky. De dames in het koor zijn gekleed als keurige, burgerlijke huisvrouwtjes met een saaie smaak en zingen het modernste van het modernste (kom daar eens om in onze tijd van bubbels die elkaar onbegrijpend aanstaren) en ze zijn van ver voor de pil, terwijl Martina Arroyo, die ik tot dusver alleen kende als een uitstekend vertolkster van vooral bekende operarollen, zich permanent verlustigt aan de ondeugd, wat extra goed overkomt bij de Godard-achtige wijze van filmen. Alleen al om de manier waarop Arroyo ons via de camera om de vinger probeert te winden, niet alleen met deze muziek, is de film een genot; Ed van der Elsken had haar vast dolgraag willen fotograferen.

Net als het orkest in Varèse is het koor in Stockhausen zowel volstrekt plichtmatig aanwezig als mentaal afwezig. Ze bevestigen met hun houding wat de interviewster tegen Stockhausen zegt ('Ik begrijp uw muziek totaal niet') waarop Stockhausen, een minuut lang gefilmd in een onveranderde close-up, volstrekt onbewogen en diplomatiek reageert. Het stuk begint met een grap: applaus, dat, zodra de camera draait, niet komt van publiek, maar van musici omdat het in de partituur staat, waarna het stuk zich splitst in allerlei momenten van zeer verschillende aard (hoe die van elkaar verschillen, wordt duidelijk gemaakt in een van de weinige passages waarin de componist de muziek in technische termen beschrijft). Net als bij Varèse wint de muziek het door zijn kracht in de strijd tussen de gelovige Stockhausen en zijn even gelovige vijanden in koor en orkest. Als ooit beeld de muziek invoelbaar maakte, dan nu.

Mode Records was zo aardig de twee documentaires bij elkaar te zetten op een dvd die het in 2015 uitbracht maar nu nog net zo fascinerend is als drie jaar geleden. Het product is in vele opzichten een tijdsdocument dat 50 jaar later ondenkbaar zou zijn. Een gevolg van de jaren zestig is de gegroeide enorme informalisering van de omgangsvormen (let bij een concert maar eens op het gedrag van het koor); een gevolg van de ensemblecultuur is de gegroeide vertrouwdheid bij een klein publiek voor dit repertoire (qua sfeer meer een gezellig D'66 dan een onbuigzame Thatcher); en de kracht van het beeld zit in totaal nieuwe middelen (kleur, korte lengtes en voortdurende wisselingen van afstand en perspectief die een permanente bedrijvigheid moeten suggereren, terwijl de makers uit 65 en 66 het zwart-wit een kleur gaven en met schijnbare stilstand grote intensiteit en empathie opwekken). Ook de muziek is veranderd. Er zijn nog wel componisten die ongeveer dit soort muziek maken, maar niemand van dit soort heeft nog de pretentie de (muziek)wereld te veranderen. Ik zou ook eerlijk gezegd geen levende componist weten van het kaliber Varèse of Boulez. De vijanden van het modernisme hadden daarom een beetje reden tot juichen toen ze bij de dood van Boulez in koor uitriepen dat het vermaledijde modernisme nu eindelijk onder de groene zoden lag. Maar zet deze twee naast de componisten van nu en hun invloed op latere muziekmakers is gigantisch. De ontwikkeling van nieuwe klanken, al dan niet met electronica, heeft een hoge vlucht opgenomen en is allang niet meer iets high-brow en exotisch. De onafhankelijkheid van overgeleverde vormen is voor veel componisten zowat een dogma; zelfs in meer populaire muziek waarin de vormen vaak duidelijker en traditioneler zijn, is de lossere omgang met de traditie niet te missen. De klassieke tonaliteit heeft in veel muziek plaats gemaakt voor een nieuwe wijze van samenhang die vaak losstaat van oude akkoorden maar niet van het oude gevoel voor centra. De wisselwerking tussen melodie, harmonie, vorm en ritme is grondig veranderd, maar de behoefte aan een enigszins herkenbare hiërarchie is gebleven. Zo bezien staan de componisten in deze documentaires op een nulpunt waarin nieuwe verbanden worden geïntroduceerd en uitgeprobeerd. Ze laten geen school na (of hooguit bij mindere componisten), maar zetten wel iedereen aan het denken over de middelen van hun taal wat zonder de revolutie van onder andere deze twee heren waarschijnlijk minder snel was gebeurd. Dat de documentaires na 50 jaar boeien is niet alleen te danken aan de briljante presentatie (die en tijdgebonden en tijdloos is en waaraan alle presentatiegoeroes van tegenwoordig een puntje zouden kunnen zuigen), maar ook door de kwaliteit en de kracht van deze kunst (zowel in beeld als in muziek). Ook filmliefhebbers die niet van muziek houden, moeten deze cd unbedingt bekijken. Als de geschiedenis zich op dit punt herhaalt, dan gaat het bij deze twee hoop ik net zo als bij Debussy en Stravinsky. De outsiders houden uiteindelijk als vrijwel enigen stand, waarna wij, omdat zij de vrijwel enigen zijn die wij uit een tijdvak nog kennen, hen gaan bombarderen tot de representanten van hun tijd (alsof in de jaren zestig iedereen eruit zag als Arroyo of een componerende Hans van Mierlo), waarna men met gedeeltelijk succes zal proberen vast te stellen dat hun werk ook eigentijds was zonder dat de mindere goden uit die tijd daarvan profiteren. Het begin is er al, hopelijk maak ik de rest ook nog mee. Als dat gebeurt, dan mede dankzij andere dergelijke heerlijke opfrissingen die nu nog onbekend in archieven sluimeren.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links