![]() DVD-recensie Een kijkje achter de schermenvan het Aldeburgh Festival 1967
© Aart van der Wal, juni 2013
|
Het zal filmmaker Tony Palmer niet meegevallen zijn om Benjamin Britten zover te krijgen om zich in zijn muzikale leven te laten filmen; en zeker niet nadat John Schlesinger voor het door de BBC uitgezonden kunstprogramma ‘Monitor’ van Huw Wheldon een korte documentaire van hem had gemaakt en waarover Britten zeer ontstemd was geraakt (het waarom is overigens nooit duidelijk geworden). Terwijl daarvóór Britten maar al te graag in documentaires over hem en zijn werk optrad, onder meer met zijn levenspartner, de tenor Peter Pears, in een liedrecital, in een Pianokwartet van Mozart (die opname is verdwenen) en een anderhalf uur durende ‘special’ voor nota bene datzelfde ‘Monitor’ in 1963 met de veelzeggende titel ‘Britten at 50’, met daarin tevens fragmenten van Sinfonia da Requiem en het War Requiem, toen nog vers van de pers. In 1967 opende de nieuwe concertzaal in Snape voor het eerst zijn poorten voor Brittens Aldeburgh Festival, voor Palmer een uitgelezen gelegenheid om van Britten een uitgebreid portret te maken. Dat ging niet zonder slag of stoot, met een nogal wantrouwige Britten aan de andere kant van de tafel. Maar wat hij mogelijk niet in Palmer zag, zagen Decca-producer John Culshaw en zijn vriend Humphrey Burton, tevens producer, maar ook regisseur, impresario, presentator, biograaf en lector, wel: dat Palmer de kwalificaties in huis had om een mooie film te maken. Britten ging uiteindelijk akkoord, waarbij Palmer werd ingehuurd als ‘hulpje’ van Burton. De voorbereidingen gingen van een leien dakje, de data waren geprikt, de outillage present, tot een week voor de eigenlijke start alles ineens in het honderd liep. De tijding had niet vervelender kunnen zijn: Burton was op staande voet door de BBC ontslagen nadat de London Evening Standard er melding van had gemaakt dat Burton en een aantal anderen in het geheim plannen hadden gesmeed oor de oprichting van London Weekend, de eerst ITV-zender in Engeland, en dat het station binnenkort zou worden gelanceerd. Er was duidelijk gelekt, en al snel bleek door wie: Huw Wheldon, die in de nieuwe zender blijkbaar een gevaar zag dat op een passende manier de kop moest worden ingedrukt. En dan te bedenken dat Burton was voorbestemd om Wheldon na diens pensionering op te volgen. In plaats daarvan werd hem door een woedende BBC-directeur de deur gewezen. Daarmee leek ook het doek over het Britten-project in Aldeburgh gevallen: zonder Burton geen show. Daar zat Palmer in zijn hotelkamer in Aldeburgh, nagelbijtend en steeds maar naar de telefoon starend die maar niet wilde rinkelen. Het duurde echter niet lang, het onmogelijke gebeurde: Wheldon belde Palmer op en zei hem in dat onvergetelijke Welsh accent: “Don’t panic, the cavalry are coming!” En alsof dat nog niet genoeg goed nieuws was, belde even later Britten: hij had uit Londen het nieuws over het ontslag van Burton vernomen en wilde er graag met Palmer over praten, onder het genot van een kop thee. Palmer was hiermee uitgenodigd voor een bezoek aan Brittens ‘residentie’, het ‘Red House’ in Aldeburgh. Thuis, bij Britten, sneed Pears de cake aan en serveerde Britten de thee. Tegenover deze twee beroemde Britten kon Palmer bijna geen woord uitbrengen, of hij begon hevig te stotteren. Ze namen hem eerst stevig op de hak, maar daarna probeerden ze hem op zijn gemak te stellen, dat het allemaal dik in orde zou komen, ze hem er desnoods doorheen zouden slepen. Maar wat Palmer van die ontmoeting met Britten en Pears vooral is bijgebleven was hun voortdurende gegiechel tijdens de thee, als twee opgelaten schoolkinderen. Jaren later, toen Pears aan Palmer om een meer afgeronde film verzocht (dat werd ‘A Time There Was’, die in zijn geheel op YouTube kan worden bekeken), vroeg Palmer hem waarom ze toen zo giechelden. Inderdaad, Pears herinnerde zich dat nog goed: “Zie je, we wilden eigenlijk nooit die film. Toen Humphrey ontslagen was, zaten we met jou opgescheept. En we dachten zo dat je er geen flauw benul van had hoe je zo’n film moest maken. We hadden het gevoel dat we het precies zo konden krijgen zoals wij het wilden hebben.” En glimlachend: “En hoezeer zaten we ernaast! Ben vond, net als ik, de film geweldig en we waren allebei apetrots om jou in onze ‘familie’ een plaatsje te geven.” Maar volgens Palmer had Britten het gelijk aan zijn kant: Palmer wist inderdaad niet zo goed hoe hij zo’n film moest aanpakken. Het gevolg was dat er hier en daar iets behoorlijk mis ging, zoals in de shot van een van de delen van ‘A Ceremony of Carols’. Aan het eind ervan is sprake van wisselende akkoorden tussen harp en jongenskoor. Tijdens de bewerking merkte Palmer dat hij niet voldoende akkoorden op de band had vastgelegd, niet van de harp en niet van het koor. De oplossing lag voor de hand: zoals het er nu uitzag klopte het niet. De enige oplossing: gewoon een paar maten eruit knippen, dacht Palmer. Niemand die het zou merken, en al helemaal niet omdat op datzelfde moment de muziek zich herhaalt. Palmer knipte de maten eruit en daarmee was voor hem de kous af. Toen kwam de eerste screening van de film in de oude BBC-studio in het Londense Lime Grove. Britten, Pears en Palmer waren daar te gast bij Huw Wheldon. Toen pas schoot hem weer te binnen dat hij een aantal maten had geknipt. Zouden Pears en Britten het merken? Wat moest Palmer doen? Luid hoesten, de aandacht afleiden? Maar net toen hij een plannetje zat te bedenken, was het fragment al voorbij. Later, tijdens de lunch, bleek Britten zeer te spreken over de film. Palmer was opgelucht, hij had niets gemerkt! Het was tijd om afscheid te nemen, de limousine stond voor om Pears en Britten naar huis te brengen. Pears omarmde Palmer en vroeg hem weer snel naar het ‘Red House’ te komen. Ook Britten omarmde Palmer allerhartelijkst, waarna hij de auto instapte. Om zich op dat moment om te draaien en met een brede grijns op zijn gezicht Palmer toeriep: “Weet je, ik ben er niet zeker van of het niet beter is zonder die extra maten?” Het is een video geworden om van te likkebaarden, er gebeurt zoveel in deze film, waarin we Britten als dirigent, pianist componist en organisator op de voet kunnen volgen. Kritisch maar soepel, vasthoudend maar met empathie en een voortdurend zicht op de grote lijnen, of het nu zijn eigen werk of dat van anderen betreft. Veel mooie shots ook, zoals dat gedenkwaardige moment aan de vleugel met Svjatoslav Richter, of tijdens de opname van ‘The Burning Fiery Furnace’ in een pittoresk kerkje in Suffolk, maar ook een goed bij stem zijnde Peter Pears die een doorleefd Schubertlied zingt. Sprekende fragmenten ook uit ‘The Young Person's Guide to the Orchestra’, ‘A Midsummernight's Dream’, ‘The Building of the House’, ‘Nocturnal’, ‘The Golden Vanity’ en ‘Spring Symphony’. Palmer heeft er een bijna een uur durend meesterwerkje van gemaakt, in fraaie kleuren en met uitstekend geluid en een beeldregie de goede filmmaker waardig. Dat Britten er zeer tevreden over was, spreekt boekdelen. index |
|