DVD-recensie

Iván Fischer geeft Beethoven nieuwe vitaliteit en veerkracht

 

© Niek Nelissen, juli 2015

 

Beethoven: Symfonieën nr. 1-9

Myrtò Papatanasiu (sopraan), Bernarda Fink (mezzosopraan), Burkhard Fritz (tenor), Gerald Finley (bariton), Groot Omroepkoor, Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Iván Fischer.

RCO Live 14109 (3 dvd's)

 

Decennialang was de Beethoven-cyclus in de lente de gebruikelijke afsluiting van het concertseizoen, totdat deze traditie in de jaren zestig uit de mode raakte. Bij het Concertgebouworkest beleefde dit fenomeen een bloeitijd in de jaren vijftig, met dirigenten als Otto Klemperer, Pierre Monteux, Erich Kleiber, Josef Krips en William Steinberg. In de jaren zestig raakte de regelmaat eruit. Na de jaren zestig werden slechts incidenteel Beethoven-cycli gegeven, bijvoorbeeld in 1978 onder Bernard Haitink, een cyclus waarmee het Concertgebouworkest ook veel succes had in de Verenigde Staten, en begin jaren negentig onder Wolfgang Sawallisch, een reeks concerten die parallel liep aan diens Beethoven-opnamen voor EMI in Amsterdam.

De tijd was rijp voor een nieuwe Beethoven-cyclus, die overigens voorzichtig werd gedoseerd over de seizoenen 2012-'13 en 2013-'14. Anders dan in het verleden was ervoor gekozen om uitsluitend de symfonieën uit te voeren, dus zonder soloconcerten of ouvertures. De negen symfonieën werden verdeeld over vier programma's, twee per seizoen. Door de keuze voor vier programma's zouden op één concert dus drie symfonieën moeten gaan. Dat leverde een logistiek probleem op, want welke drie symfonieën van Beethoven zijn in één programma onder te brengen, zonder dat het overladen wordt? Maar daarover verderop meer.

De artistieke leiding van het KCO had er terecht voor gekozen om de cyclus door één dirigent te laten uitvoeren en wel Iván Fischer. Een uitstekende keuze, alleen al gelet op de twee fraaie Beethoven-cd's die hij maakte voor Channel Classics (met de symfonieën 4, 6 en 7; zie elders op deze website de recensie van Aart van der Wal van de cd met de nummers 4 en 6 - klik hier voor de recensie). Met zijn eigen Budapest Festival Orchestra maar ook met de traditionelere symfonieorkesten waarmee hij als gastdirigent optreedt (waaronder al sinds 1987 het KCO) heeft Fischer talloze malen getoond dat hij bekende partituren als nieuw kan laten klinken. Fischer houdt niet van ingesleten gewoonten en schuwt het experiment niet om te ondervinden wat het beste werk. Dat bleek ook uit zijn betoog tijdens het Mahler-symposium van het Nexus Instituut in 2011, toen hij sprak over op de volgorde van de middendelen van Mahlers Zesde symfonie. Musicologen strijden over de door Mahler gewenste volgorde van het Scherzo en het Andante. Fischer zei dat hij hun argumenten boeiend vindt, maar dat hij proefondervindelijk wilde ervaren welke volgorde het beste werkt. Hij had met zijn orkest uit Boedapest een lange reeks uitvoeringen gegeven van Mahlers Zesde, waarbij voor de helft van de concerten eerst het Scherzo en daarna het Andante was gespeeld en voor de andere helft de omgekeerde volgorde. Vervolgens was hij met zijn orkestmusici in discussie gegaan over de vraag wat het beste was bevallen. Het experiment had volgers Fischer duidelijker gemaakt waarom Mahler hierover zo had getobd. De uitkomst was dat voor beide iets te zeggen viel, maar dat de volgorde Scherzo-Andante een muzikaal logischer geheel opleverde.

Dat Fischer niet veel opheeft met conventies bleek bij deze Beethoven-cyclus al uit de afwijkende orkestopstelling. De contrabassen stonden in een rechte lijn achter het orkest, net als bij de Wiener Philharmoniker. De eerste violen zaten links vooraan en de tweede violen rechts vooraan, zoals het eigenlijk bij elk klassiek stuk hoort, vanwege de vraag- en antwoordelementen. Naast de eerste violen zaten de celli en daarnaast de altviolen. In de Vijfde symfonie liet Fischer de trombones die alleen in de Finale meespelen speciaal opkomen, wat een bijzonder theatraal effect gaf. Ik herinner me dat uit de zaal, want op dvd wordt dit niet speciaal in beeld gebracht. Hetzelfde geldt voor de bijzondere opstelling in de Pastorale, waarin Fischer de solohoutblazers vooraan tussen de strijkers plaatste. Ook dat gaf in de zaal een bijzonder effect, dat op de filmbeelden wel zichtbaar is - als je goed kijkt - maar minder opvalt dan in de zaal.

Gezien Fischers belangstelling voor de historiserende uitvoeringspraktijk - hij was assistent van Nikolaus Harnoncourt - lag het voor de hand dat hij zou kiezen voor een niet al te grote bezetting. Het strijkorkest telde in alle symfonieën vijf contrabassen, behalve in de Negende, waar hij opteerde voor zes. In de Negende trad het Groot Omroepkoor aan met niet meer dan een zeventigtal zangers. Uit deze bezetting wist Fischer een kernachtige en heldere klank te verkrijgen. Het is te zien en ook goed te horen dat de paukenisten veelal met harde stokken speelden, dat wil zeggen houten of met leer beklede stokken. Incidenteel werd gekozen voor gewatteerde stokken, bijvoorbeeld in de openingsmaten van de Zevende, wat uiteraard een heel andere klank geeft.

Op de eerste van de beide avonden in 2012-'13 gingen de Eerste, Tweede en Vijfde symfonie en op de tweede avond de Derde en de Vierde. In het seizoen 2013-'14 gingen op de eerste avond de Zesde en de Zevende en tot slot de Achtste en de Negende. De eerste zeven symfonieën heb ik in de zaal gehoord. Het slotconcert heb ik niet bijgewoond. Mijn indrukken uit de zaal waren uiterst positief. Alleen de avond met de Vierde en de Eroïca viel me een beetje tegen. Deze dvd's bevestigen die laatste zaalindruk overigens niet. Op dvd komt de uitvoering van de Eroïca namelijk groots over. Mogelijk lag het aan mijn ontvankelijkheid die avond of is de opname gemaakt tijdens een ander concert, dat beter was. Bijzonder aan de klank van de Eroïca, en dat geldt voor de complete cyclus, is de lichte toets die het geheel meekrijgt. Zelfs in de treurmars wordt de muziek niet zwaar. De toon is ernstig en het dramatische verloop van de muziek komt niets tekort, maar de klank heeft een hoogst aantrekkelijke lichtheid en doorzichtigheid.

Fischer zwelgt nooit in de klank en blijft niet stilstaan bij details. Hij besteedt de grootste zorg aan het uitwerken van de ritmiek. Deze beelden laten zien dat hij voorafgaand aan elke inzet, onzichtbaar voor het publiek achter hem maar heel duidelijk voor de orkestmusici, met kleine gebaren het ritme uittekent. Ook tijdens het musiceren is zijn gestiek sterk gericht op het metrische verloop. De dvd's laten eveneens zien en horen dat de orkestmusici hem met grote inzet en overgave volgen en het resultaat is daar ook naar. Elke baslijn, elke tegenstem klinkt met de grootst mogelijke precisie en is duidelijk te horen. Mede dankzij die geprononceerde ritmiek hebben de uitvoeringen een bijzondere veerkracht. Fischers aanpak is energiek en voortvarend, soms misschien wat aan de zakelijke kant. Toch krijgt de dramatiek, binnen de vrij strakke door hem gestelde kaders, het volle pond. Anders dan in traditionelere uitvoeringen zoekt hij het echter niet in het zware, nadrukkelijke of massieve en evenmin in een overdreven rubato. Het resultaat is er niet minder expressief om, luister maar naar het explosief gespeelde openingsdeel van de Vierde of de broze inzet van het langzame deel van de Zevende, om maar twee uitersten in expressie te noemen.

Deze cyclus had een minpuntje, waarvan op dvd niets is te zien. Toen ik het eerste programma zag aangekondigd, met de Eerste, de Tweede en de Vijfde, was ik benieuwd hoe de werken over de avond verdeeld zouden worden. De eerste twee achter elkaar (zoals eerder was aangekondigd in Preludium ) zou te veel van hetzelfde zijn en zou het gedeelte voor de pauze bovendien te lang maken, maar twee symfonieën na de pauze was ook geen optie. Tot mijn verbazing werd ervoor gekozen om voor de pauze de Eerste symfonie en de eerste twee delen van de Tweede te spelen en na de pauze verder te gaan met de Tweede en tot slot de Vijfde. Het leek een fout in de planning, maar in het interview dat hij voorafgaand aan het concert gaf in de koorzaal verdedigde Fischer deze keuze als een bevredigende indeling van de avond. Het bleek, zoals ik al had gevreesd, een even merkwaardige als slechte oplossing. Het was vreemd om na het Larghetto te applaudisseren en te gaan pauzeren, maar het was nog vreemder om na een pauze van een half uur de draad weer op te pakken met het Scherzo. Voor de dvd is het applaus na het tweede deel er uiteraard afgeknipt. Wie niet beter weet, zou denken dat de vier delen achter elkaar zijn gespeeld.

Afgezien van deze kanttekening bij de planning was het een zeer gedenkwaardige Beethoven-cyclus, die van begin tot einde boeide en die van een constant hoge kwaliteit was. Als ik toch hoogtepunten zou moeten noemen dan kies ik de ongelooflijk vitale uitvoeringen van de Zevende en de Achtste, waarin Fischers frisse benadering misschien wel het beste uitpakt. Aan het publiek was deze cyclus ook goed besteed. Fischer blijkt in Amsterdam zijn eigen fans te hebben. Na afloop van de concerten loopt telkens een dame naar de voorkant van het podium om Fischer een grote bos rode rozen aan te reiken, waarop hij door zijn knieën gaat om ze aan te nemen.

In augustus 2014 gaf Fischer een interview aan het Britse dagblad The Times, waarin hij inging op de vraag of hij in de race was als kandidaat voor het chef-dirigentschap van het KCO. Fischer gaf aan dat hij een dergelijke functie bij een traditioneel symfonieorkest niet ambieerde. Daniele Gatti was nog niet uitverkoren, maar het was duidelijk dat Fischer het niet zou worden. Jammer, want hij was zeker geen slechte keuze geweest. Hopelijk slaagt de artistieke leiding van het KCO er nog lang in om hem als vaste gastdirigent aan het orkest te binden. Deze fraaie Beethoven-cyclus doet in elk geval hopen op een vervolg met een andere componist. Verder hoop ik dat Fischer en Channel Classics nu vaart zetten achter de Beethoven-cyclus met het Budapest Festival Orchestra.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links