DVD-recensie Jos van Immerseel in de voetsporen van Beethoven: Symfonie nr. 5
© Aart van der Wal, april 2010
|
||
Beethoven's Fifth. A rediscovery - Concert and Documentary.Anima Eterna Brugge o.l.v. Jos van Immerseel. EPR-Classic 2010 EPRC 005 Opname concert: 22 september 2009, Balzaal van Concert Noble, Brussel
Het is verfrissend als musici door de gevestigde linies heenbreken en met een nieuwe visie de oude meesterwerken in een volkomen nieuw licht plaatsen. In de jaren zestig was het met name Nikolaus Harnoncourt die - bijna letterlijk tegen de verdrukking in - met een geheel nieuw uitvoeringsconcept de tot dan toe overal heersende traditionele uitvoeringspraktijk ter discussie stelde. Hij was bovenal een van de eerste uitvoerende musici die de moeite namen om terug te keren naar de oude, in archieven en bibliotheken opgeslagen handschriften en eerste drukken. Harnoncourt legde de bijl aan de wortel van de gemakzucht en werd als zodanig de aanjager van een volkomen nieuwe beweging, die na een wat aarzelend begin zoveel krediet opbouwde dat traditionele dirigenten uiteindelijk niet eens meer een Brandenburgs Concert of een ouverture van Telemann op hun programma durfden te zetten. Er ontstond een kloof tussen de uitvoerders van de barok- en die van de klassieke muziek. De nieuwe beweging werd zo sterk dat dirigenten als Abbado, Haitink en Rattle door die sterke wind werden meegezogen en in hun vertolkingen een aantal nieuwe lessen verdisconteerden, waarvan het gebruik van houten in plaats van vilten koppen bij de pauken nog wel het minste was. Maar binnen die 'authentieke' stroming waren de verschillen in de benadering van de muziek soms niet minder groot; bijvoorbeeld de Beethoven-symfonieën zoals die werden gespeeld door het Orkest van de Achttiende Eeuw onder Frans Brüggen of The London Classical Players onder Roger Norrington. Klankkarakter Zeker in de ginperiode van het 'historiserend musiceren' lag de klemtoon meer op het klankkarakter van het gebruikte instrumentarium - met de paradox dat de 'oude' instrumenten als 'nieuw' in de oren klonken - en minder op het muzikale intellect en dus de wil van iedere serieuze interpreet om de meesterwerken uit het verleden grondig te analyseren in het licht van die tijd om ze dan vervolgens ook zo trachten uit te voeren. Het ging toen toch vooral om de 'authentieke' klank (of een klankkarakter dat er dan althans op leek), en als die eenmaal was gerealiseerd was daarmee eigenlijk de belangrijkste wens vervuld. Pas later werden de eisen echt aangescherpt en namen navenant de kritische geluiden over de spelkwaliteit en het muzikale werkelijkheidsgehalte van die historiserende praktijk toe. De twijfels aan de waardevastheid van het fenomeen bracht weer een nieuwe ontwikkeling op gang: het musicologische onderzoek, op wetenschappelijke basis, dat antwoorden moest gaan geven op prangende vragen, zowel over de uitvoeringspraktijk uit een ver verleden als over de betrouwbaarheid van de partituren die uiteindelijk de grondslag vormden voor die uitvoeringspraktijk. De 'koorts' sloeg ook over naar het 'eigentijdse' uitvoeringsapparaat: dirigenten en solisten van wereldfaam schroomden niet om muziekbibliotheken en andere archieven te bezoeken om met eigen ogen vast te kunnen stellen of het nu wel of niet klopte wat zij - en vaak al jarenlang - ten gehore brachten. En zoals eigenlijk wel te verwachten viel: het klopte niet. Naarmate de tijd vorderde en de inzichten groeiden werd het historiserend musiceren ook echt spannender: het portamento raakte op de achtergrond, maatstrepen waren geen wegversperringen meer en de musici durfden zich ook op darmsnaren te laten gaan, schalden en schetterden de natuurtrompetten dat het een lieve lust was, en werd er kreeg zelfs de uit de mottenballen gehaalde Erard-vleugel de kans om publiekelijk zijn beste beentje voor te zetten. Ook kwam er weer erkenning voor het feit dat tot en met Brahms het vibrato in orkestwerken not done was. Er groeide de kruisbestuiving: dirigenten die zich in het authentieke métier verdienstelijk hadden gemaakt klommen op de bok voor het moderne symfonieorkest (o.a. Harnoncourt, Brüggen) en omgekeerd, waardoor ook de 'traditionelen' veel nieuwe inzichten over de uitvoeringspraktijk van weleer opdeden. En dat beklijfde. Geen moderne dirigent en geen hedendaags symfonieorkest kunnen het zich nog veroorloven om niet uit de smeltkroes van inzichten uit het 'authentieke kamp' te drinken. Het etiket 'hopeloos ouderwets' flatteert immers niemand. Dientengevolge was het dus ook 'prime time' voor de musicoloog die weliswaar zelden of nooit een dirigeerstok had vastgehouden en misschien niet eens een instrument bespeelde, maar wèl goed thuis was in het domein van notenteksten, watermerken, gebruikte inktsoorten, handschriften en eerste druk. Ondanks alle goedwillendheid, kennis en ervaring lukt het uiteindelijk slechts weinigen om met dat authentieke instrumentarium echt een nieuwe dimensie toe te voegen die er daadwerkelijk ook toe doet. Net als in het andere, eigentijdse domein zit er nu eenmaal kaf onder het koren. Spanning, avontuur, poëzie vormen in de partituur slechts dode letters die alleen weer hoorbaar en emotioneel toegankelijk kunnen worden gemaakt door musici die de daarvoor vereiste eigenschappen overvloedig in huis hebben. Als de sterren goed staan, beleven wij muziek die ons ook na eeuwen en ongebroken, veel te zeggen heeft. Dat het Beethoven-repertoire althans vanuit het traditionele perspectief tot op het bot is afgekloven ligt uiteraard niet aan Beethoven, maar aan ons. We hebben het simpelweg laten gebeuren, we hebben ons steeds opnieuw laten leiden door spanningloze concepten die bol stonden van de compromissen. We hebben willens en wetens het verrassingselement buitengesloten en we hadden de de historiserende uitvoeringspraktijk nodig om ons de verrassing - o zo belangrijk in de muziek - weer terug te geven. Jos van Immerseel Met de adembenemende uitvoering van Berlioz' Symphonie fantastique door Anima Eterna Brugge o.l.v. Jos van Immerseel nog vers in het geheugen (klik hier) is Beethovens Vijfde door hetzelfde ensemble dan wat minder spectaculair, maar wel opzienbarend. Wederom staat daar een dirigent die terug is gegaan tot de bron en - ik zou bijna willen zeggen uiteraard - de kritische editie van Bärenreiter voor zijn interpretatie als uitgangspunt heeft genomen en niet dus de uit 1864 stammende editie van Breitkopf & Härtel, waarin het wemelt van de fouten. Inmiddels heeft Bärenreiter alle Beethoven-symfonieën in een nieuwe tekstkritische uitgave het licht doen zien, een project dat in de herfst van 1996 van start ging en waarbij het leeuwendeel van het zoek-, spit- en graafwerk werd verricht door de Engelse musicoloog Jonathan Del Mar. Breitkopf & Härtel, die met het oog op een nieuwe, gecorrigeerde editie het beschikbare materiaal in het kader van de Neue Beethoven Gesamtausgabe overnam van G. Henle Verlag, riep de hulp in van Clive Brown, een collega van Del Mar. In die zin zijn we dus nog nooit zó rijk geweest. De nieuwe Bärenreiter-editie is wereldwijd de toonaangevende uitgave geworden. Er is vrijwel geen dirigent meer te vinden die zich daar niet op beroept. De voorliggende dvd bevat zowel een concertuitvoering van Beethovens Vijfde (opgenomen met acht camera's in de balzaal van het Concert Noble-complex in Brussel op 22 september 2009) als een documentaire die ons met Jos van Immerseel naar een winters Wenen brengt, waar hij in houtje-touwtjesjas ons binnenvoert in de negentiende-eeuwse wereld van Ludwig van Beethoven. Interessant zijn ook de vele details over de instrumenten uit die tijd en de speltechnische aspecten ervan. Geen wonder dus dat ook de musici van Anima Eterna aan het woord komen. Alleen jammer dat er geen mogelijkheid was om de Vijfde op een Weense historische locatie uit te voeren. Het Theater an der Wien ligt evenals de Weense Staatsopera vrijwel geen dag stil en het paleis van Lobkowitz was wegens een stevige opknapbeurt gesloten. Van Immerseel leidt op deze opname een werkelijk overrompelende uitvoering met veel vaart (hij houdt zich aan Beethovens metronoomcijfers) en een sterke puls. Bovendien bewijst hij dat met een relatief kleine bezetting een enorme dramatische geladenheid kan worden bereikt. Hij is niet de eerste dirigent die afrekent met het idee dat geluidsdruk een belangrijke factor bij Beethoven is. Spanning krijg je juist door een weerbarstig, dus 'authentiek' instrumentarium (het zijn merendeels replica's), scherpe dynamische contouren en een niet minder scherpe frasering. In dit opzicht worden we door Van Immerseel en zijn ensemble op onze wenken bediend en worden we ons ervan bewust hoezeer deze muziek wordt beheerst door het recalcitrante, dwarse en stijfkoppige. Men ziet Beethoven als het ware met over de borst gekruiste armen zich door een stoet hoogwaardigheidsbekleders een weg banen. Beethoven, de 'Gehirnbesitzer'. Van Immerseel maakt het allemaal waar. Beeld en geluid zijn formidabel. Wat een aanwinst! ____________________ index | ||