|

CD & DVD-recensie
De Matthäus Missie van Reinbert de Leeuw
© Maarten Brandt, mei 2017
|
Bach: Matthäus-Passion BWV 244
Benedikt Kristjánsson tenor (evangelist), Andreas Wolf bariton (Christus), Joanne Lunn (sopraan), Delphine Galou (alt), Christopher Watson (tenor), Tomás Král (bas), Nederlands Kamerkoor, Roder Jongenskoor, Holland Baroque
Dirigent:
Reinbert de Leeuw
+ documentaire van Cherry Duyns: De Matthäus Missie van Reinbert de Leeuw
Interakt / VPRO 2 dvd's (documentaire en verfilming concert) + 3 cd's (audio concert)
Speelduur documentaire: • 75' • verfilming concert • 2.55' • audio concert • 2.52' • Live-opname: 20 en 21 maart 2016, Nieuwe Kerk, Amsterdam
www.interakt.nl
www.vpro.nl |
|
 |
Het begon allemaal met een telefoontje van Henri Broeren, de laatste algemeen directeur van het Limburgs Symfonie Orkest. En wel met de vraag of hij er voor zou voelen de Matthäus-Passion te komen doen. De Leeuw wist niet wat hij hoorde, maar na de nodige tijd te hebben geaarzeld, stemde hij toe. En zo leidde hij, de voorvechter bij uitstek voor het twintigste- en eenentwintigste-eeuwse componeren, in het Theater van Heerlen op 17 maart 2013 zijn eerste uitvoering van Bachs onvolprezen Opus Magnum, gevolgd door twee herhalingen in Maastricht en Venlo. Dit belangwekkende evenement vond pal voor de fusie met Het Brabants Orkest plaats welke een jaar later haar beslag zou vinden en die heeft geleid tot de oprichting van de Philharmonie Zuidnederland.
Het gebeuren is niet onopgemerkt gebleven, want de landelijke pers besteedde er zowaar aandacht aan (wat een hoge zeldzaamheid is bij concerten van regionale orkesten). Voorts hebben ook tal van professionele belangstellenden in de zuidelijkst gelegen provincie hun opwachting gemaakt. Zo ook een afvaardiging van Holland Baroque, het fameuze ensemble dat De Leeuw prompt uitnodigde voor een reeks uitvoeringen van de Matthaus-Passion en het Nederlands Kamerkoor. Het resultaat werd een tournee waarbij Alkmaar, Arnhem en Utrecht werden aangedaan en die eindigde met de uitvoering in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, die nu integraal op zowel dvd als cd is uitgebracht, aangevuld door de dieppeilende documentaire van Cherry Duyns De Matthäus Missie van Reinbert de Leeuw. Maar eerlijk is eerlijk, het is het telefoontje van Broeren geweest, waaraan we dit alles hebben te danken, want anders zou Bachs meest bekende werk nooit op De Leeuws weg zijn gekomen. Natuurlijk waren de uitvoeringen met het Limburgse orkest de vingeroefeningen voor het resultaat dat nu op beeld- en geluidsdrager is te zien en waarvan de eerste editie binnen een mum van tijd bleek te zijn uitverkocht (maar nu weer bij de VPRO-winkel kan worden besteld).
'Oerritme'
In de tijd die gaapt tussen het avontuur met het Limburgs Symfonie Orkest en de verklankingen met Holland Baroque plus het Nederlands Kamerkoor in maart 2016 heeft de maestro, getuige de documentaire, elke noot en elke syllabe in de tekst ultiem gewetensvol gewikt en gewogen. En hoe! Niet door de illustere voorbeelden van de historische uitvoeringspraktijk te kopiëren, maar door volledig zijn eigen weg te gaan. Door deze partituur als het ware gelijk een tabula rasa te beschouwen en zo de geheimen ervan opnieuw te ontdekken. Een van de leden van het NKK heeft het niet voor niets over een 'verinnerlijkte retorica' waarmee de dirigent de noten in klinkende munt probeert om te smeden en ook "over een weg terug". Dit laatste niet in negatieve maar louter positieve zin, dus recht tegen de tweede natuur van die al eerder gesignaleerde historiserende benadering in en op zoek naar de extreemst denkbare in de noten opgesloten zittende expressie. Een expressie die, nog steeds volgens dit koorlid, "hem tot tranen toe heeft bewogen." Ook wordt gewag gemaakt van het 'oerritme' waardoor volgens De Leeuw de drie grote koren (begin- en slotkoor deel I en slotkoor deel II) worden geschraagd. Veelbetekenend en typerend voor De Leeuw is de opmerking, na te hebben vastgesteld dat we zo goed als niets weten van Bach zelf hoe hij zich een uitvoering van dit werk voorstelde, "dat hij zeker weet dat het stuk anders moet klinken dan hij het altijd heeft gehoord", ja dat hij dit intuïtief voelt, een gevoel waar met de beste wil van de wereld niet aan valt te tornen.
Waarheid
Een van de musici van Holland Baroque heeft het op een cruciaal ogenblik over de wetenschap dat de waarheid van de dirigent op dat moment de enige waarheid is (onherroepelijk moet men dan denken aan de beroemde vraag van Pilatus aan Christus in Johannes-Passion: "Was ist Wahrheit?"). Alleen door dát feit te accepteren kan een vertolking tot een succes worden. Dus kreeg De Leeuw voor de volle honderd procent carte blanche en hebben de orkestleden met het grootst denkbare gemak de verleiding kunnen weerstaan met opmerkingen aan te komen in de geest van Herreweghe deed het zus of Koopman wilde het zo. Één waarheid, niet dé waarheid, want die is en blijft natuurlijk een volstrekte utopie. En dat weet De Leeuw natuurlijk als geen ander. Indirect geeft hij het ook toe. Namelijk tegen het einde van de documentaire, vlak voordat hij op moet komen om aan de uitvoering te beginnen. En wel door te herinneren aan zijn vriend en medekompaan in de strijd voor de vernieuwing van de uitvoeringspraktijk van de klassieke muziek wijlen Frans Brüggen die na zijn eerste en laatste Matthäus onomwonden heeft gezegd, "het is té groot". Ontroerend zo'n bekentenis, en daarbij dan het beeld van een De Leeuw die met beide handen om zijn hoofd enigszins vertwijfeld boven de partituur zit gebogen alvorens het 'Uur U' aanbreekt. De overtuiging alsmede het charisma van de dirigent staan boven iedere verdenking, niet alleen de musici van het orkest en de koorleden eten uit zijn hand, de solisten doen dat niet minder, wat blijkt uit repetitiefragmenten zoals die waarbij De Leeuw samen met de tenor (evangelist) Benedikt Kristjánsson en de bariton (Christus) Andreas Wolf aan het werk is en er enorm diep op de tekst wordt ingegaan.
Geheimen
Is De Leeuws visie op de Matthäus-Passion dan het laatste woord? Zeker niet. Trouwens, wie daar op zit te wachten, moet onverwijld worden teleurgesteld. Immers, dat laatste woord zal er nooit komen. Dit Mengelberg, Van der Horst, Harnoncourt, Herreweghe, Leonhardt, Koopman, Münchinger, Jacobs, Klemperer, Gardiner en zoveel andere voortreffelijke interpreten ten spijt. Waarom? Om de even simpele als evidente reden dat grote kunstwerken als Bachs Opus Magnum een dermate rijke gelaagdheid bezitten dat ze nooit voor eens en altijd hun geheimen zullen prijsgeven. Wel kan worden gesteld dat er heel kort door de bocht geredeneerd twee soorten benaderingen bestaan van Bachs meesterwerk, de historiserende en 'positivistische' alsmede de intuïtief-spirituele. 'Positivistisch' in termen van het streven naar een uitvoering op basis van objectief vaststelbare gegevens, echter dat men die objectiviteit ook weer kan relativeren - wat de haviken van het eerste uur uit de historiserende hoek niet deden - wordt in toenemende mate en steeds meer in den brede erkend. Want hoe is anders te verklaren dat, om slechts enkele voorbeelden uit eerder genoemd kamp te vermelden, uitvoeringen onder coryfeeën als Koopman, Herreweghe en Leonhardt hemelsbreed van elkaar verschillen? En hiermee zijn we er nog niet, want het geval wil dat er in de visies van onder anderen Harnoncourt en Gardiner een verschuiving is waar te nemen van een historiserende aanpak in de richting van een gemiddelde dat au fond niet ver afstaat van een traditionele benadering. Men vergelijke op dit punt wat de Matthäus betreft Harnoncourt I, II (met het KCO) en III, alsmede Gardiner I en II en de verschillen zullen duidelijk zijn. Waarbij Gardiners tweede opname behalve traditioneel vooral ook oersaai op de toehoorder overkomt.
Symbiose
Welnu, wat men ook van De Leeuw cum suis mag vinden, saai is wel het laatste wat hier aan de orde is. Sterker nog: ik heb van begin tot eind uitermate geboeid zitten luisteren en kijken naar deze hoogst indrukwekkende (want indrukwekkend is het zonder ook maar de geringste twijfel wat ons hier tegemoet klinkt) en bij vlagen uiterst theatrale uitvoering. Wat me enorm fascineert is de symbiose van een historiserend apparaat en de soms schaamteloos romantische opvattingen van de dirigent. De tempi zijn naar beide kanten extreem, soms tamelijk tot zeer vlot ('Erbarme dich' en 'Können Tränen meiner Wangen') en bij vlagen heel breed, zoals in vele koralen en het slotkoor. Met name over laatstgenoemd deel is de discussie op Facebook hoog opgelaaid in de zin van dat dit niet zou kunnen en dat Bach dat heel anders zou hebben bedoeld. Hoezo? Wat Bach temporeel bedoeld, daarnaar kunnen we slechts gissen, zoals hiervoor al opgemerkt: niets staat vast. Jacobs heeft met zijn snelle tempo gelijk wanneer men dit koor als een piëteitsvol geestelijk lied wenst op te vatten, De Leeuw evenzeer die het - net als Van der Horst; ik moest bij herhaling aan hem denken! - als een treurkoor beschouwt. Dit is drama van een handenwringende allure en, hoewel er van de slag van de Leeuw met de beste wil van de wereld weinig chocola valt te maken, staan zijn charisma en innerlijke autoriteit borg voor een ervaring die vriend en vijand in de ban slaat. Het is prachtig hier dankzij de rustige cameravoering getuige van te kunnen zijn.
Koralen als lyrische zwaartepunten
Moest Van der Horst het destijds met een non-professioneel koor (de oude Nederlandsche Bach Vereeniging, ja met twee e's) stellen, De Leeuw beschikt hier over het puik van gouden kelen van het Nederlands Kamer Koor waarmee hij kan lezen en schrijven. En dat tot in alle dynamische gradaties, de meest exquise niet uitgezonderd. Ware wonderen komen tot klank tijdens onder meer het 'O Haupt voll Blut und Wunden' en het - onaards mooi - a capella gezongen 'Wenn ich einmal soll scheiden'. In zijn algemeenheid kan dan ook worden gesteld dat De Leeuw de koralen echt als de meditatiemomenten van de passie beschouwt; zij vormen de lyrische zwaartepunten in het monumentale geheel. Boeiend is bovendien te mogen constateren dat de koralen qua tempo en dramatiek niet ver afstaan van Mengelberg en aanverwante coryfeeën uit de romantische uitvoeringstraditie, interpreten die het met een aanzienlijk groter koor dan De Leeuw deden en waarbij de perfectie van de koorzang in het laatste geval niet valt te vergelijken met dat van die massaal bezette formaties. Een trouvaille van De Leeuw is het inbouwen van het dramaturgische werking tijdens de reprise van het 'Lass in Kreuzigen', door de koorgroepen tijdens de successievelijke inzetten van het fugato na elkaar te laten opstaan om het effect van de aanstormende menigte extra kracht bij te zetten.
Kantelmomenten
De solisten zijn enigszins wisselend van kwaliteit. Vooral de alt Delphine Galou's stemgemiddelde mist een enkele maal de vereiste contour en emotionele zeggingskracht en de tenor Christopher Watson zingt me soms te 'mooi' waarbij zijn voordracht ook bij vlagen voldoende dramatiek ontbeert. Tomás Král is een licht getimbreerde bas die heel fraai maar zo nu en dan ook wat scherp aangezet zingt. En dat hij mij Klaus Mertens in 'Am abend, da es kühle war' (Koopman I, Erato) niet kan doen vergeten (wie kan dat overigens wel?) is hem natuurlijk niet aan te rekenen. Wel vind ik het tempo in 'Mache dich mein Herze rein' erg snel, maar dat is ook een kwestie van smaak; het dansante karakter wordt er door versterkt, maar ik hoor het liever als een wiegenlied in een uitgebalanceerder tempo dan hier. Zeer hoge troeven worden uitgespeeld door Joanne Lunn (wat een prachtig 'Blute nur'!), Benedikt Kristjánsson en Andreas Wolf die aan het lijdensverhaal op een zeldzaam indringende wijze gestalte verlenen. De Leeuw schuwt allerminst tijdens de kantelmomenten binnen het verloop ongekend dwingende cesuren in te bouwen, met als gevolg dat die wendingen een gewicht krijgen die ik tot voor kort niet voor mogelijk hield, zoals tijdens de verloochingsscène en "und nahmen das Rohr und schlugen damit sein Haupt" in het tweede deel. En het "Eli, Eli lama sabachtani" heb ik zelden zo huiveringwekkend mooi horen zingen als door Andreas Wolf. Rest nog te melden dat de kleine partijen voor rekening van de leden van het koor komen, wat ook heel goed kan, want immers het gezelschap bestaat grotendeels uit leden die ook als solist furore maken. Daaronder bijvoorbeeld de bas Joep van Geffen die een Pilatus neerzet om u tegen te zeggen.
Allure
De totaalklank - voorbeeldig gevangen door de opnametechnici - van Holland Baroque is over de gehele linie van een weldadige warmte en er zijn tal van fraaie instrumentale bijdragen te bewonderen, zoals die van de primarius van het ensemble in het 'Erbarme dich'. Verder is het natuurlijk een echt live-gebeuren met soms een enkele wankele intonatie, maar dat maakt allemaal niets uit, omdat de visie die De Leeuw op Bachs meest bekende werk loslaat er een is die niet alleen de musici van A tot Z op de punt van de stoel brengt, maar ook de luisteraar. Dit is drama, monumentaliteit en grandeur van een bijzondere allure, waartegen de - om het even hoe perfect en geolied voort stromende - tweede uitvoering onder Gardiner verbleekt tot een uiterst vlakke en steriele aangele-genheid. Hoe een platenblad in den lande hiervoor een tien kan geven is mij dan ook een volstrekt raadsel, nog afgezien van het feit dat ik het geven van cijfers überhaupt tamelijk zinloos vind. Voor niet VPRO-leden is deze riante en van een fraaie documentatie (plus alle gezongen teksten) voorziene uitgave voor op de kop af dertig euro te verkrijgen, en dat is echt geen geld. Een hebbedingetje deze mooie set, ook voor hen die al de nodige uitvoeringen van de Matthäus in hun kast hebben staan. En nu op naar de Johannes, die komend seizoen bij De Leeuw, Holland Baroque en het Nederlands Kamerkoor op de rol staat!
|
|