![]() DVD-recensie Lucerne Festival 2010: Claudio Abbado dirigeert Prokofjev, Berg, Mozart en Tsjaikovski
© Maarten Brandt, maart 2011
|
||||||
Prokovjev: Scytische suite op. 20 Berg: Lulu-Suite Mozart: ‘Ach, ich fühl’s, es ist verschwunden’ uit Die Zauberflöte Tsjaikovski: Symfonie nr. 6 in b, op. 74 (Pathétique) Anna Prohaska (sopraan), Simón Bolivar Youth Orchestra of Venezuela o.l.v. Claudio Abbado Live-registratie (Paasfestival in Luzern, 18 en 19 maart 2010) Accentus ACC 20101 • 112' • Zie ook: Alban Berg's Lulu Suite: Those two missing minutes
Als het begrip legendarisch op een dirigent van tegenwoordig van toepassing is, dan zonder ook maar de geringste twijfel op Claudio Abbado. De vertolkingen van de symfonieën van Gustav Mahler met het Lucerne Festival Orchestra behoren (EuroArts), naast die van wijlen Leonard Bernstein en de Wiener Philharmoniker (DG), tot de absolute top waar het gaat om videoregistraties van deze werken. Al deze opnames zijn sensaties van het eerste uur en daarbij fenomenale ‘documents humain’. Abbado en zijn musici beheersen het metier volledig als een tweede natuur en kunnen zich daarom alle denkbare artistieke vrijheden veroorloven zonder het gevaar te lopen ook maar bij benadering over de schreef te gaan. Maar ook als Abbado voor een ander orkest staat, zoals bij onderhavige productie het Simón Bolivar Youth Orchestra of Venezuela, is het resultaat van een even ongekend hoog niveau. Daarbij behoren de stukken in kwestie tot de kern van Abbado’s veelomvattende repertoire. Neem alleen al de overdonderende en desondanks buitengewoon subtiele verklanking van Prokovjev’s beurtelings kolkend-expressionistische en fijnzinnig impressionistische Scytische Suite, van welke compositie hij in 1978 reeds met het Chicago Symphony Orchestra een spraakmakende studio-opname (DG) vervaardigde die terecht alom werd bejubeld maar in maart 2010 te Luzern nog in intensiteit werd overtroffen. Raffinement Niet alleen de dynamische tegenstellingen, ook de diverse nuances daartussen, kregen met nog meer raffinement hun beslag, waarbij Abbado aan het orkest bij vlagen een geladen en schier onhoorbaar pianissimo wist te ontlokken dat werkelijk aan het ongelooflijke grenst. En dat in een partituur die verder tot de minst gespeelde van Prokovjev moet worden gerekend, terwijl alles uit de luidsprekers komt alsof de musici uit Venezuela deze muziek dag in dag uit spelen. Tsjaikovski is tevens een kolfje naar Abbado’s hand, iets wat hij onder meer door zijn met het orkest uit Chicago voor het Sony-label vastgelegde cyclus klinkend en op zeer overtuigende wijze heeft bewezen. Met deze nieuwe Pathétique is er opnieuw sprake van een schot in de roos. In tegenstelling tot sommige andere interpreten heeft Abbado duidelijk een broertje dood aan een sentimentele benadering en ademt zijn weergave van het notenbeeld een geest die totaal wars is van onverschillig welke egogerichtheid. Abbado laat alles geheel voor zichzelf spreken en daardoor krijgt de tragiek van deze muziek een bovenpersoonlijke, lees: universele betekenis. De ongerept- en ongenaakbaarheid die hier de uitkomst van zijn maken het ondergaan van deze uitvoering tot een uiterst schokkende gebeurtenis, ook voor de maestro zelf, die zich – alvorens hij het applaus laat losbarsten – als het ware totaal moet hervinden, alsof het drama hem overkomen is in plaats van dat hij dit zelf tot leven heeft gewekt. Een ontstellende en hoogst louterende ervaring! Omverwerpende energie En dat brengt ons tenslotte bij het meest problematische onderdeel van deze uitgave, de vertolking van Bergs Lulu-Suite. Opnieuw een werk dat in de ’Werdegang’ van Abbado een niet weg te denken factor vormt. Zo maakte hij er voor Deutsche Grammophon twee studioregistraties van. Dit met achtereenvolgens het London Symphony Orchestra en de Wiener Philharmoniker, waarvan bovenal de eerste – opgenomen in 1968 - een magistraal collectors-item is dat terecht meerdere malen werd heruitgegeven, vrij recent nog in de befaamde Originals-serie van DG. De problematiek van deze derde uitvoering schuilt allesbehalve in het spelniveau, want dat is opnieuw van de bovenste plank en wat méér is: van een bloedstollende schoonheid. Een proef op de som met het tweede deel, het Ostinato, waarvan ik geen weerbarstiger en huiveringwekkender lezing ken dan deze, maakt dit op slag duidelijk. Wat een alles omverwerpende energie klinkt ons hier tegemoet! En ook het stemgeluid van Prohaska (die als ‘encore’ de beroemde en ontroerende Pamina-aria uit Mozarts Die Zauberflöte zingt) in het Lied der Lulu is een sterke troef in deze uitvoering die, wat het afsluitende adagio betreft, vergezeld gaat van een dermate luide doodsschreeuw, dat u moet vrezen voor de buren. U bent gewaarschuwd. Coupure Maar nu komt het, in het eerste deel, Rondo und Hymne, ontbreken twee volle minuten muziek (voor de kenners: de episode tussen maat 85 en 117). Navraag bij de festivalleiding in Luzern heeft opgeleverd dat dit euvel niet valt toe te dichten aan een verkeerde editing tijdens het fabriceren van de dvd maar dat dit gedurende de uitvoering echt heeft plaatsgevonden, dus – dat kan niet anders – met volledige instemming van niemand minder dan Abbado zelf. Hoewel van deze coupure geen spoor in de studiepartituur valt terug te vinden heeft nadere informatie van de zijde van de in Wenen gevestigde Alban Berg Stiftung uitgewezen dat Berg met het oog op de eerste reeks uitvoeringen begin jaren dertig van de vorige eeuw van de Lulu-Suite toestemming heeft verleend tot het aanbrengen van deze inkorting, die wel in de manuscript partituur staat aangegeven. Was dit in een periode toen dergelijke muziek nog behoorlijk complex was nog enigszins te rechtvaardigen, dat ligt anno 2010/11 natuurlijk anders. Te meer ook daar de sectie in kwestie nu niet bepaald de meest ingewikkelde muziek uit deze compositie bevat, integendeel zelfs! Zo is er een – alle twaalftoonstechniek ten spijt – schitterende passage in fis-klein die vrijwel geheel nazingbaar is en bovendien tot de – op het slotadagio en het laatste deel van het Vioolconcert na – meest mahleriaanse ingevingen moet worden gerekend die Berg ooit aan het papier heeft toevertrouwd en die we dus nu node moeten missen. Wat de reden is geweest waarom Abbado toch tot het in ere herstellen van deze verder (althans bij mijn weten) door niemand gemaakte coupure heeft bewogen, de hemel mag het weten. Omdat het programma anders te lang zou zijn geworden? Dat gaat er bij mij niet in. Zoveel is echter duidelijk: wat een van de mooiste verklankingen zo niet de meest imposante uitvoering van deze suite had kunnen worden is niettemin uitgelopen op een barre teleurstelling. Eeuwig zonde. index |
||||||