DVD-recensie Regie zonder richting
© Paul Korenhof, augustus 2019
|
Muzikaal blijft het een schitterend werk dat een sleutelpositie in de operageschiedenis inneemt, al is dat laatste waarschijnlijk meer te danken aan de orkestrale natuurschilderingen dan aan de kwaliteiten als muziekdrama. De ouverture, de volksscènes en de dramatisch onmogelijke Wolfschlucht behoren misschien zelfs tot de orkestrale hoogtepunten van de Duitse romantiek en we kunnen rustig stellen dat Wagner's Der fliegende Holländer anders geklonken zou hebben, als Der Freischütz er niet al was geweest. Als theaterwerk is Weber's bekendste opera inmiddels echter onmogelijk geworden. De momenten die onwillekeurig associaties oproepen met Hitler's mannenbroeders, zijn met enige inventiviteit nog wel aanvaardbaar te maken, maar dat wordt al moeilijker met het Biedermeier-sfeertje in de scènes met Agathe en helemaal met de Wolfschlucht. Kleine kinderen kun je met zulke Schauerromantik misschien bang maken, maar geen volwassene kan nog serieus kijken naar een enscenering die zich hier keurig aan het libretto houdt. Om Der Freischütz voor een modern publiek aanvaardbaar te maken is daarom durf en inventiviteit nodig. Regisseurs als Ruth Berghaus en Peter Konwitschny bewezen dat het kan, de eerste door een heel individuele stilering, de tweede door een combinatie van fantasie en ironie die niet iedereen zal aanspreken, maar die wel een verbluffend effect opleverde. Over het algemeen neig ik er echter toe om Der Freischütz vooral nog te zien als een werk voor de concertzaal en voor consumptie via plaat en cd. Daar kan een dirigent ook ongegeneerd uitpakken zonder dat hij hoeft mee te gaan in door de regie aangebracte relativeringen. De enscenering van Matthias Hartmann is noch gestileerd noch ironisch, maar verliest zich evenmin in Anton-Pieck-romantiek of ongegeneerd realisme. Het is gewoon een stilistisch allegaartje waaraan ik kop noch staart kan ontdekken. Neutrale, ten dele historisch ogende herenkostuums worden gecombineerd met kostuums voor Agathe die ontleend lijken aan een Amerikaans tv-programma over bruidsjurken, een jurk voor Ännchen die de indruk wekt van een parodie op Biedermeier-folklorisme, en een bonte jurkencollectie met nog grilliger hoofddeksels voor het dameskoor. Aldus uitgedost bewegen de personages zich in een toneelbeeld waarin een schematische aanduiding van het huis van Agathe (tl-buizen of led-lampen) een ander uiterste vindt in een wel weer realistisch getinte Wolfschlucht. De andere scènes bewegen zich daar tussenin met een combinatie van schematische aanduidingen en achterhaald realisme. Er is zelfs een levende duivel te zien, niet alleen in de Wolfschlucht, maar meteen al in het begin tijdens de scènes van Kaspar. Muzikaal biedt het geheel meer bevrediging en dat is een voordeel, want of we positief of negatief denken over een enscenering, echt vaak kijken we tenslotte niet naar een dvd, zelfs niet naar de beste. Zelf laat ik ze hooguit soms aan anderen zien of gebruik ik delen eruit voor mijn studenten. Ik verbaas mij dan ook steeds over het grote aantal tv-producties die hun weg naar dit medium vinden. Wat in het theater een goede voorstelling is en wellicht ook nog interessant voor de televisie, levert regelmatig een overbodige dvd op. Leuk om een keer gezien te hebben, maar uiteindelijk draai ik toch liever een - vaak muzikaal betere - versie op lp of cd. Dat laatste geldt ook voor deze Freischütz, die muzikaal vooral drijft op de liefdevolle directie van Myung-Whun Chung en de fenomenale Kaspar van de bas Günther Groissböck. Zijn aria is een imponerend vertoon van virtuoze en perfect afgewerkte zang met graniet in de laagte, een strakke maar nog altijd vol getimbreerde hoogte en een scherpe ciselering tot in de snelste zestienden. Ook de vaderlijke Kuno van Frank van Hove verdient alle lof, maar hoewel de Eremit van Stephen Milling vocaal staat als een huis, is zijn optreden niet markant genoeg om zijn aandeel in de slotscène de allure te verlenen die bij die rol past. Een ander probleem is de Max van de tenor Michael König. Zijn gezonde en muzikaal zeker ook acceptabele vertolking voldoet wellicht in het theater, maar mist romantiek en frasering. In mijn studeerkamer komt hij te staan tussen Richard Tauber, Hans Hopf, Rudolf Schock, René Kollo, Peter Seiffert, Jonas Kaufmann, Klaus Florian Vogt en diverse anderen. Zij verwijzen hem stuk voor stuk al in het recitatief 'Nein, länger trag ich nicht die Qualen' naar het tweede plan, nog voordat hij zelfs maar toekomt aan de romantiek van 'Durch die Wälder, durch die Auen'. Als Agathe is Julia Kleiter beter op haar plaats, al vind ik haar stem iets te licht voor deze romantische partij waarin ik toch liever een warm-lyrische Elisabeth Grümmer of een jugendlich-dramatische Gré Brouwenstijn hoor. Kleiter's stem lijkt aanvankelijk ook wat klein, zeker als zij in het begin soms nauwelijks uitkomt boven een orkest dat in de opname toch niet bepaald op de voorgrond staat. In het derde bedrijf overtuigt zij meer met onder meer een prachtig verstild 'Und ob die Wolke', hier als een gebed geënsceneerd. Ännchen is natuurlijk ook een leuke rol, maar haar teksten maken dat er een wel heel goede vertolkster (Rita Streich, Edith Mathis, Helen Donath) nodig is om die aanvaardbaar te maken. Wat met die rol mis kan gaan, wordt hier gedemonstreerd met een weinig meisjesachtige Eva Liebau die - zonder glimlachjes en zilveren manestralen in haar timbre - ook nog in een weinig elegant, oma-achtig en semi-folkloristisch kostuum moet rondlopen. Bij dat alles was ik mij voortdurend bewust van het feit dat de Scala minder geschikt is voor deze opera. De zaal is te groot en niet afgestemd op gesproken dialogen die dan ook hoorbaar en weinig fraai versterkt worden. Het orkest, door Chung geïnspireerd tot een opmerkelijk ingetogen weergave, zal daar beter doorgekomen zijn, en misschien koos de dirigent mede voor een soms bijna kamermuzikale benadering om het de solisten makkelijker te maken. Vaak verdoezelt een live-opname sommige akoestische problemen, maar in dit geval worden die eerder benadrukt, vooral door een lelijke, mechanisch aandoende galm in de dialogen. Ten dele past dat wel bij een opname die de stemmen heel prominent in het beeld plaatst, maar dat laatste betekent ook dat Weber's sublieme orkestpartij in deze uitgave onvoldoende tot haar recht komt. index |
|