DVD-recensie

Gouden bladzijde uit de Bayreuther Festspiele:

Tannhäuser o.l.v. Sir Colin Davis

 

© Paul Korenhof, oktober 2008

 

 

Wagner: Tannhäuser.

Hans Sotin (Landgraf), Spas Wenkoff (Tannhäuser), Bernd Weikl (Wolfram von Eschenbach), Robert Schunk (Walther von der Vogelweide), Franz Mazura (Biterolf), John Pickering (Heinrich der Schreiber), Heinz Feldhoff (Reinmar von Zweter), Gwyneth Jones (Venus, Elisabeth) e.a., koor en orkest van de Bayreuther Festspiele 1978.
Dirigent: Sir Colin Davis.
Regie: Götz Friedrich.

DG 073 4446 (2 dvd's)

Opname: 7-10 juli 1978


Met deze Tannhäuser is het in zekere zin allemaal begonnen. Natuurlijk herinneren velen zich nog enkele spraakmakende registraties uit de jaren vijftig, waaronder die ene legendarische uitzending van de tweede akte uit Tosca met Callas en Gobbi uit Covent Garden. Daar ging nog een opname - zelfde akte, zelfde solisten - uit Parijs aan vooraf en op de voet volgde een complete Tosca met Tebaldi en London. En er was natuurlijk meer, maar het bleef toch een incidenteel randgebeuren voor een kleine groep liefhebbers. Daarin kwam pas verandering in het begin van de jaren tachtig met de Bayreuther jubileum-Ring in de regie van Chéreau, opgenomen in 1979-1980, die opeens het platte scherm tot een totaal nieuw medium leek te maken. Opera op televisie werd volwassen, maar een heel belangrijke eerste stap daarbij werd gezet met deze Tannhäuser uit 1978, eveneens opgenomen in het Bayreuther Festspielhaus, toen voor het eerst de camera niet alleen registreerde, maar een - bescheiden - rol ging spelen in het creatieve gebeuren.

Die zomer herinner ik me nog goed. Het was mijn vierde jaar in Bayreuth en het derde van de Chéreau-Ring, die inmiddels op de Groene Heuvel meer aanhangers dan tegenstanders had verworven. Er werd intern al voorzichtig nagedacht over een complete vastlegging, maar één ding stond bij voorbaat vast: tijdens voorstellingen mochten er geen camera's in de zaal staan, dus de opnamen moesten tijdens de repetitietijd gemaakt worden. Dat alles was totaal nieuw voor Bayreuth en dus werd besloten in 1978 proef te draaien met de voorstelling van Tannhäuser in de regie van Götz Friedrich met Gwyneth Jones in de beide vrouwelijke hoofdrollen. Die productie had in 1972 een stormachtig eerste jaar beleefd, was in de zomers daarna gegroeid, toen twee jaar afwezig geweest en in 1977 opnieuw op het repertoire genomen - weer met Gwyneth Jones, die sinds 1976 ook de drie Brünnhildes in de Ring van Chéreau vertolkte. Of die combinatie haar te veel is geworden, is niet meer na te gaan, maar een feit is wel dat 1978 de laatste zomer was waarin zij haar stem nog redelijk onder controle leek te hebben. Naarmate de Ring vorderde, begon zij meer te 'flakkeren', maar 'flakkeren' is nog geen 'wapperen' en tijdens de repetitieperiode, toen deze Tannhäuser werd opgenomen, klonk zij opmerkelijk fris en krachtig.

Zelf zag ik deze Tannhäuser voor het eerst bij de herneming in 1977 met Hermin Esser in de titelrol en met verder vrijwel dezelfde solisten als op de dvd's, en ik ging volledig door de knieën. Zoals ik van hem verwachtte, vertaalde Friedrich de personages naar moderne mensen zonder dat dit afbreuk deed aan hun mythische dimensies, waardoor een dubbele laag ontstond. Het oorspronkelijke verhaal bleef volledig intact en tegelijk wist Friedrich alles in een totaal eigen licht te plaatsen, waardoor alle karakters en gebeurtenissen een fascinerende dualiteit kregen. Een opmerkelijk voorbeeld was het slot van de eerste akte, als de ridders de teruggekeerde Tannhäuser in een vriendschappelijk verbond mee terug nemen naar de Wartburg, waarbij hun omarming tegelijk benauwend wordt, als van een vriendschap die iedere individualiteit en iedere afwijkende mening in de kiem smoort. Bij Friedrich is op dat moment voelbaar dat Tannhäuser zich onvermijdelijk tegen die verstikkende atmosfeer zal gaan verzetten en ook in de eerste helft van de tweede akte bereidt menig detail de aandachtige toeschouwer daarop voor. Knap is bovendien de precisie waarmee de beide 'werelden' van Tannhäuser getekend worden, maar ook talloze andere elementen in de personenregie tonen de hand een van de grote theatermakers van de afgelopen decennia, en scherpe oog van de camera maakte mij daarvan eens te meer bewust, wellicht zelfs meer dan indertijd mijn eigen ogen in het theater.

Na de meeslepende eerste akte (mooi ballet, zij het naar moderne maatstaven misschien een beetje te braaf) en de kleurrijke Sängerkrieg slaat in het laatste bedrijf de versobering toe en wordt alles geconcentreerd op de figuur van Tannhäuser, tot aan het overdonderende slotkoor toe, en daar miste ik dan even het theater, waar nog eens extra overweldigend over de toeschouwers heen kwam. (Over toeschouwers gesproken: ik heb niet kunnen ontdekken of het applaus ingedubd was of dat er werkelijk tijdens de opnamen een volle zaal heeft gezeten. In ieder geval werd een jaar later bij de opnamen van de Ring besloten om daarvan af te zien.)

Muzikaal is het een uitvoering die alleen maar weemoedig maakt. Colin Davis toonde zich een wagneriaan in hart en nieren met groot gevoel voor het theater, maar zulke dirigenten zijn gelukkig niet uitgestorven. Een bezetting zoals hier op het toneel stond, zie ik tegenwoordig echter niet meer zo snel bijeengebracht. De baritonale Spas Wenkoff is in stem en spel een van de grote vertolkers van deze rol geweest, op één lijn met Ramon Vinay en voor mij toch altijd overtuigender dan een lyrische tenor in deze partij, waarbij Windgassen natuurlijk een klasse apart blijft. Gwyneth Jones zingt hier een van haar grootste rollen - of beter: twee van haar grootste rollen, want het is ronduit fenomenaal zoals zij met heldere stem de sensualiteit van Venus tegenover de onschuld en daarna de smart van Elisabeth stelt. En wat een actrice. Bernd Weikl blijft een van de grote Wolframs ná Fischer-Dieskau, Hans Sotin is een betrokken, niet al te vaderlijke en in deze regie opmerkelijk sceptisch gehouden Landgraaf, terwijl de Biterolf van Franz Mazura weer een juweeltje van karakterisering is.

Jammer aan deze uitgave is hooguit dat in die tijd alle opnamen nog in het 4:3-formaat werden vastgelegd, want het decor van Jürgen Rose schreeuwt gewoon om breedbeeld. Ook klank en beeld verraden iets van de ouderdom. Het geluid is iets 'dunner' dan we tegenwoordig van tv-registraties gewend zijn (vooral in de surround-omzetting, die op zich overigens heel natuurlijk overkomt) en op een modern scherm blijkt het beeld korreliger dan op een conventionele beeldbuis, maar laat dat alles niemand weerhouden. Hier staat een Tannhäuser waarmee geschiedenis is geschreven.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links