|
DVD-recensie
Amusante Holländer uit Bayreuth
© Paul Korenhof, juli 2014
|
Wagner: Der fliegende Holländer
Franz-Josef Selig (Daland), Ricarda Merberth (Senta), Tomislav Muzek (Erik), Christa Meyer (Mary), Benjamin Bruns (Der Steuermann), Samuel Youn (Der Holländer) Bayreuther Festspiele 2013
Dirigent: Christian Thielemann
Regie: Jan Philipp Gloger
Opus Arte OA 1140 D
Opname: Bayreuth, 25 juli 2013 |
|
 |
In 2012 werd de nieuwe Bayreuther productie van Der fliegende Holländer overschaduwd door de zoveelste historisch gekleurde Bayreuth-rel. Een week vóór de première zag de Festspielleitung zich gedwongen de vertolker van de titelrol, de Russische bariton Jevgeni Nikitin, te vervangen door de voor een andere rol geëngageerde Koreaan Samuel Youn. Wel had Nikitin tot ieders tevredenheid alle repetities meegemaakt, maar op de met tatoeages overladen zangers ontdekte de Duitse televisie zowaar een hakenkruis en zoiets is in Bayreuth uit den boze - nog afgezien wat zo'n tatoeage (en alle andere die Nikitin etaleert zodra er een camera in de buurt is) over de mentaliteit van de zanger zelf zegt. Daarmee was het Bayreuther blazoen voorlopig gered, maar voor het muzikale resultaat bleek het minder gunstig. Youn was een betrouwbare zanger met een mooie ronde bariton, maar dat maakte hem nog geen heldenbariton, terwijl hij als toneelverschijning niet bepaald de uitstraling had die Bayreuther zich herinnert van voorgangers als George London, Hermann Uhde, Franz Crass, Thomas Stewart of Simon Estes.
Lyrische romantiek
Een jaar later had zijn aanvankelijk wat bleke vertolking aanmerkelijk meer kleur gekregen, maar een krachtige, imponerende vertolking leverde Youn ook toen niet, mede doordat zijn stem in de lagere regionen aan kleur en breedte lijkt in te boeten. In een opname onder Klemperer of Sawallisch zou hij daarmee niet op zijn plaats zijn geweest, maar hier liggen de muziekdramatische verhoudingen toch anders. Christian Thielemann benadert de muziek aanmerkelijk lyrischer dan we gewend zijn, zonder dreigende en extatische climaxen die van de ouverture tot de slotscène gewend zijn op de momenten waarop de Hollander en zijn vloek de sfeer bepalen.
Voor zo'n 'vroeg-romantische' benadering is veel te zeggen. Tenslotte schreef de 28-jarige Wagner deze partituur in 1841, vóór Tannhäuser en Lohengrin, en in een tijd waarin de Duitse operawereld nog de sfeer ademde van ofwel de Spieloper van Lortzing en Nicolai, ofwel de romantische opera's van de vijftien jaar eerder overleden Weber.
Van Wagner's 'grote opera's' is Der fliegende Holländer in feite het werk dat het meeste gebaat is bij een uitvoering op authentieke instrumenten. Terecht kan worden aangevoerd dat Wagner altijd 'méér' wilde, maar een authentiek instrumentarium met stemmen die zijn afgestemd op de akoestische verhoudingen van dat moment geeft wel een beeld van Wagner's eigen ervaringswereld. Dat Thielemann een stap terug doet, is daarom helemaal niet zo gek en het meesterschap waarmee hij daarbij het weer buitengemeen fraai klinkende Bayreuther orkest tot klinken brengt, plaatst Der fliegende Holländer meer dan ooit tussen enerzijds Der Freischütz en Euryanthe en anderzijds Tannhäuser en Lohengrin.
De overige solisten vormen een van de meest bevredigende een meest evenwichtige
ensembles die de afgelopen jaren in Bayreuth bijeen zijn geweest met in
het centrum de sopraan Ricarda Merberth als een trefzekere Senta met een
helder, jeugdig timbre. Zij mist weliswaar het geëxalteerde waar
de muziek om vraagt, zeker aan het slot van de ballade, maar dat past
zowel bij de benadering van Thielemann als bij de productie als geheel,
waarin zij een simpel fabrieksmeisje speelt dat na het zingen van haar
ballade gewoon weer aan het werk gaat (waarom zij voor het zingen van
de ballade haar lichtblauwe fabriekskloffie uittrekt, is overigens een
raadsel - maar niet het enige).
Het gemoedelijke spel en de nadruk op lyrische lijnen van de bas Franz-Josef Selig maken Daland heel wat minder berekenend dan de rol meestal wordt neergezet en de mezzosopraan Christa Mayer krijgt als cheffin in een fabriek minder scherpe trekjes dan de traditionele Frau Mary, die ook verantwoordelijk is voor het gedrag van de aan haar toevertrouwde vissersdochters.
De grote verrassing van deze voorstelling zijn de beide tenoren. De Duitse lyrische tenor Benjamin Bruns als een heerlijk smeuïge Steuermann, die overigens in deze productie een markante rol kreeg toebedeeld, meer als boekhouder en zakenpartner dan als ondergeschikte van Daland. De vocaal krachtiger Kroatische tenor Tomislav Muzek overrompelt met een jeugdig timbre en een prachtig vrije hoogte zoals ik dat bij een Erik lang niet gehoord heb, maar door hem neer te zetten als opzichter in de fabriek (van Daland?) waarin ook Senta werkt, is hij hier niet de 'buitenstaander' die Wagner voor ogen stond door van Erik een jager tussen de vissers te maken.
De liefde van 'gewone mensen'
Bij de in heldere beelden opgenomen uitvoering die vorig jaar in Bayreuth werd vastgelegd, zit een dvd-boekje waarin regisseur Jan Philipp Gloger uitlegt dat voor hem Der fliegende Holländer gaat over de vraag wat liefde en wat trouw is. Hij zet dat bovendien af tegen de wereld waarin Wagner zich voelde terechtgekomen, toen hij in 1840 in Parijs aankwam, een wereld die beheerst werd door commercie en waarin de eerste tekenen zichtbaar waren van het opkomend socialisme. En zoals Wagner zich op zijn reis naar Parijs constant door de dreigende zee omgeven voelde, zo gebruikte hij in dit werk de zee als een metafoor voor die Parijse wereld waarin hij zich niet huis voelde.
Leuk gevonden allemaal, maar Gloger gaat op die manier een beetje voorbij aan een partituur waarin de menselijke emoties worden uitvergroot tot pijlers onder het muziekdrama en waarin opoffering en verlossing in alle drie de taferelen voor de muzikale climax zorgen. Gloger's visie op de liefde heeft een meer algemene inhoud en daarbij verplaatste hij het verhaal naar de wereld van de moderne ondernemers met snelle jongens in driedelige kostuums.
In de eerste scène zien we 'kapitein' Daland met zijn 'stuurman'
in een roeibootje spelevaren, al wordt niet duidelijk waarom zij ook daarbij
hun kostuum met stropdas dragen. In datzelfde watersportgebied wandelt
een vreemdeling met een vliegtuigkoffertje, een getormenteerde Hollander,
maar hoewel de muziek op dit punt ondubbelzinnig is, ontbreekt in zijn
monoloog ieder spoor van wanhoop. Eerder lijkt hij een zakenman of handelsreiziger
die het beu is zijn eenzaamheid te verdrijven met drugs en hoertjes. Zijn
ontmoeting met Daland & Co biedt hem hoop op een nieuwe toekomst,
waarbij opmerkelijk is dat de 'stuurman' (boekhouder van Daland?) meer
gefascineerd lijkt door het volle geldkoffertje van de Hollander dan Daland
zelf.
In de tweede scène zien we hoe fabrieksmeisjes prullaria maken,
waarbij een van hen, Senta, om de tijd te doden het verhaal van de Vliegende
Hollander vertelt en daarna horen we dat zij ooit iets gehad heeft met
de magazijnbediende Erik, maar kennelijk is haar verliefdheid over.
Als Daland haar de vreemdeling voorstelt, lijkt er even sprake van een achterliggende gedachte, maar uiteindelijk zingen zij een gewoon liefdesduet met speelse elementen. Wel wordt er in de tekst moeilijk gedaan over 'Erlösung' en dat soort zaken, maar dat lijkt meer op interessant doen dan dat het hun echt bezig houdt.
Belangrijker voor Senta is dat de Hollander haar 'ein Engel' noemt: het inspireert haar tot een spelletje met speelgoedvleugels en een houten zwaardje dat uitmondt in een speelse parodie op het duet van Siegfried en Brünnhilde Götterdämmerung. Zoals gebruikelijk bij een traditioneel liefdesduet vallen beiden elkaar aan het slot in de armen en als op dat moment Daland binnenkomt, reageert Senta als een tiener die door haar vader betrapt wordt. Wie dacht dat Wagner grensverleggende, van diepere gedachten bezielde muziekdrama's schreef, vindt die in ieder geval niet terug in deze uiterst onderhoudende mix van de boeketreeks en de romantische musical.
In het derde tafereel viert het kantoorpersoneel feest met de fabrieksmeisjes,
een scène die trouwens beter uit de verf had kunnen komen als vooral
de vrouwen minder amateuristisch geregisseerd waren. De mannen - overhemd,
stropdas, grijs vest en dito pantalon - hebben grote lol tot de opkomst
van het 'Hollandse scheepsvolk', werknemers van een zeer alternatieve
firma wier stemmen bovendien elektronisch en weinig fraai worden weergegeven.
Ondertussen proberen Senta en de Hollander de koffer geld te verbranden (diepe symboliek!), maar Erik verknoeit de sfeer met een berg verwijten en jeugdherinneringen, maar Senta lijkt niet echt aangedaan. Op Erik's vraag 'Leugnest du?' lacht zij instemmend (en een beetje infantiel) en vervolgens gaat zij vol interesse oude brieven en foto's bekijken.
De Hollander weet nu genoeg en besluit te vertrekken, al komen woorden als 'ewig verlor'nes Heil' en ´Sagt Lebewohl auf Ewigkeit dem Lande´ hier toch wat overdreven over. Hij pakt zijn koffertje en vanaf een stapel dozen houdt hij een pathetische toespraak die eveneens nergens op slaat, tenzij je het geheel ziet als een toneelstukje. Dat doet Senta gelukkig ook. Zij gordt haar vleugeltjes weer om, zingt haar extatische slotwoorden, speelt dat zij zich met haar speelgoedzwaardje doodsteekt en vertederd sluit de Hollander haar weer in zijn armen. Van dat ontroerende moment neemt de 'stuurman' een foto, dan gaat het doek snel dicht en als het zich tijdens de slotmaten weer opent, zien we hoe de fabrieksmeisjes schemerlampjes maken met de Hollander en een gevleugelde Senta in omhelzing. Een sieraad tussen de kunstbloemen op het Oisterwijk-dressoir, recht onder het zigeunerinnetje met de traan.
|
|