Wagner: Der fliegende Holländer
Robert Lloyd (Daland), Catherine Naglestad (Senta), Marco Jentzsch (Erik), Marina Prudenskaja (Mary), Oliver Ringelhahn (Steuermann), Juha Uusitalo (Holländer) Koor van De Nederlandse Opera, Nederlands Philharmonisch Orkest
Dirigent: Hartmut Haenchen
Regie: Martin Kusej
Opus Arte OA 1049 D
Opname: Amsterdam, 1 februari 2010
Naarmate regisseurs meer een herkenbaar stempel op een productie drukken, groeit het gevaar dat hun eigen ensceneringen onderling uitwisselbaar worden. Zo zien we bij Martin Kusej een regelmatig terugkerende voorkeur voor ondergoed en een symbolisch gebruik van gesloten ruimtes, maar in eerste instantie kunnen die elementen nog gezien worden in het licht van zijn samenwerking met zijn ontwerpers. De manier waarop de Oostenrijkse regisseur die elementen accentueert, maakt ze echter tot 'topoi', betekenisdragende symbolen die nauw met zijn interpretatie verweven zijn. Van nog grotere betekenis is echter de rode lijn in de manier waarop hij ingrijpt in de dramatische ontwikkelingen, zoals zijn voorkeur om een slotscène op te bouwen als een laatste grote confrontatie van karakters, zelfs als de muziek een totaal andere richting in slaat.
De nieuwe productie van Der fliegende Holländer die Kusej vorig jaar bij De Nederlandse Opera presenteerde, vertoonde al met al sterke overeenkomsten met eerdere ensceneringen van zijn hand, hoe groot het verschil in muziek, stijl en dramaturgie tussen de diverse werken ook was. Het gevolg is dat een dergelijke modernisering of actualisering kan leiden tot een soort eentonigheid die ten koste gaat van de variëteit die het theater juist aan het publiek kan bieden. Dat bij voorstellingen van Kusej de verveling (nog) niet toeslaat, is vooral te danken aan zijn betrokkenheid bij de karakters in een drama, maar het gevaar is daarmee niet uitgebannen.
Dramatische structuur
Aan de basis van zijn concept voor Wagners 'dramatische ballade' lag de opbouw van de drie taferelen, die elk beginnen met een koorsectie om vervolgens in te zoomen op individuele personages. Hoewel Kusej zich bewust bleef van het feit dat de zee constant op de achtergrond aanwezig diende te zijn, bleek zijn situering verrassend. Het eerste tafereel toont het dek van een cruiseschip vol bange toeristen die tijdens een storm geconfronteerd worden met een schip vol onheilspellende zwarte figuren. Dat Kusej dit waarschijnlijk bedoelde als projecties van de eigen angst, blijkt uit het feit dat de Hollander zich min of meer materialiseert uit de groep toeristen. Tijdens het daarop volgende duet met Daland (kapitein van de cruiseboot) vaart de regie echter een aanmerkelijk neutralere koers en blijkt voor de zoveelste maal Kusej's kracht in zijn personenregie.
Het tweede tafereel speelde zich vervolgens af op een luxueuze 'schoonheidsfarm' met het vrouwenkoor in badpak of kapmantel bij een zwembad, maar ook hier verschuift het accent geleidelijk naar een sterk neergezette 'liefdesduet' van Senta met de Hollander. Tijdens het laatste tafereel zien we de 'zombies' opeens niet meer achter de glaswanden die hun daarvoor van de normale wereld scheidden, maar nemen zij juist een centrale plaats in op het voortoneel met 'de normale mensen' in een kooi daarachter.
In een visueel imponerend slottafereel vindt daarna de uiteindelijke confrontatie plaats, maar die verloopt verre van conventioneel. De opera eindigt ermee dat Erik, die eerst in het tweede tafereel al een aantal 'schaduwen' had afgemaakt, nu uiteindelijk hun leider met een welgemikt schot velt en daarna in een opwelling van jaloezie en woede ook Senta neerschiet.
Geestelijke verarming
Achter dit alles zitten ongetwijfeld enorm diepzinnige gedachten, maar als toeschouwer vraag je je wel voortdurend af welk verhaal op het toneel eigenlijk verteld wordt, en wat ieder detail te betekenen heeft. Dat valt dan samen met het luisteren naar de opera zelf, die muzikaal een totaal andere wereld schetst, en ondertussen klinkt er ook nog een tekst die eveneens een ander verhaal vertelt. Op een gegeven moment bekruipt je dan toch de vraag waar dit allemaal over gaat, temeer daar het programmaboek gewoon de inhoud van de opera weergeeft zoals Wagner die voor ogen heeft gestaan.
In feite leidt deze 'modernisering' of 'aanpassing aan moderne opvattingen over theater' tot geestelijke verarming. De Amerikaanse theologe Karen Armstrong signaleerde jaren geleden al dat we de afgelopen decennia - en in feite al vanaf de uitvinding van de boekdrukkunst - druk bezig zijn oude mythes om zeep te helpen, omdat ze naar onze moderne gevoelens 'onwaar' zijn.
Daarmee gaan we niet alleen voorbij aan het feit dat 'mythe' en 'waarheid' even ver van elkaar verwijderd zijn als 'geloven' en 'weten'; zoals de essentie van ieder geloof is, dat aanvaardt wordt wat niet met zekerheid te weten valt, bevat iedere mythe een kern die niet als 'concrete' - en dus bewijsbare - waarheid gezien moet worden, maar als een 'algemene' waarheid die we moeten aanvaarden als een soort levensles. Evenals godsdiensten beantwoorden mythes daarmee aan een algemeen menselijke behoefte. Zij leren de mens hoe hij met essentiële vragen en problemen over leven en dood moet omgaan en hoe hij zijn plaats in de wereld moet vinden.
Crime passionnel
Ook als we niet aan de Griekse tragedie denken, is duidelijk dat de dramatisering van mythes door de eeuwen heen een belangrijke rol heeft gespeeld. Volgens moderne regisseurs hebben die 'oude verhalen' een modern publiek echter niets meer te zeggen en dus verzinnen zij nieuwe, bijvoorbeeld over een driehoeksverhouding die ermee eindigt dat Erik uit jaloezie Senta en haar geliefde neerschiet. Een mythe met algemene zeggingskracht wordt 'opgefrist' tot een verhaal over een ordinaire crime passionnel waarbij in het kader van de modernisering het decor in een freudiaanse soap over zombies. Daar wordt de moderne mens geestelijk echt rijker van! Maar die slotscène, met drie donker geklede figuren in een strakke, lichte ruimte met een gigantisch zeegezicht op de achtergrond, ziet er wel schitterend uit, zeker ook op een groot beeldscherm, en is ook met spanning geregisseerd, daarop valt niets af te dingen!
Muzikaal materiaal
Ondertussen blijkt bij herbeluistering via de dvd de muzikale kant wederom een absolute voltreffer. Spil van het gebeuren is vanaf het eerste moment het Nederlands Philharmonisch Orkest onder Hartmut Haenchen, die zijn Wagner-cyclus completeert met een bevlogen weergave van door hemzelf bevochten muzikaal materiaal. Hij gaat daarbij uit van de laatste partituurversie, maar grijpt terug op de oorspronkelijke opzet in één bedrijf met ook de oorspronkelijke toonsoort van Senta's ballade. Het NedPhO speelt voor hem werkelijk op het scherp van de snede en met zo'n overweldigende klankrijkdom, dat het toneelbeeld dan eigenlijk niet meer zo belangrijk is. Opera is drama, maar bij zoveel muzikale dramatiek gaan alle scenische vernieuwingen toch echt een ondergeschikte rol spelen.
Burgerlijke Senta
Ook eventuele onvolkomenheden bij de solisten vallen in het niet bij Haenchen's orkestrale schilderingen, al valt op dat punt bij deze uitvoering weinig te klagen. Dat de Senta van Catherine Naglestad van meet af aan wat burgerlijk overkomt, ligt waarschijnlijk vooral aan de regie, die haar al in een modieus vormgegeven eerste scène als een wereldvreemde in een donkere soepjurk achter een ouderwets spinnewiel zet. Ook hier weer een niet echt goed verklaarbare inval van Kusej, evenals het feit dat tijdens haar ballade zombie-achtige types met bebloede hoofden achter haar in het zwembad duikelen, kennelijk uitgeschakeld door de jager Erik, die in deze hightech-wereld toch ergens op moet kunnen schieten.
Helaas klinkt Naglestad nergens bevlogen, laat staan geëxalteerd, en ook slaat zij maar zelden in haar inzetten een hoger gelegen noot ferm op zijn kop. Pas in de brede lijnen van het duet met de Hollander ontplooit zij zich en doordat de regie zich hier onthoudt van 'vondsten', ontwikkelt deze scène zich tot een strak vormgegeven hoogtepunt.
Ook de sonoor gezongen titelrol van Juha Uusitalo ontbreekt het aanvankelijk aan scherpte en definiëring, maar in het duet met Senta lijkt hij op dreef te komen, al klinken wanhoop en eenzaamheid bij hem toch minder door dan ik zou willen. De tenor Marco Jentzsch is in alle opzichten overtuigend als de heethoofdige Erik en verder horen we een vocaal opmerkelijke Mary van Marina Prudenskaja. De Daland van de nu toch wel echt 'oud' klinkende Robert Lloyd zou ik uit bewondering voor deze artiest met de mantel der liefde willen bedekken.
Beeld en geluid
Op de technische afwerking van de dvd is werkelijk niets aan te merken en de overgang van de eerste naar de tweede laag is wel merkbaar, maar op een gelukkige manier gefixeerd. Het belangrijkste is echter dat beeld en geluid in alle opzichten uitstekend verzorgd zijn, op het overweldigende af, waarbij de decors van Martin Zehetgruber het op de beeldbuis minstens zo goed doen als in het theater.