DVD-recensie Een historisch document
© Paul Korenhof, oktober 2017
|
Als blikken konden doden, was Herbert von Karajan duizend maal gestorven als gevolg van de manier waarop hij soms met zangers omging. Franco Bonisolli liet het echter niet bij blikken. Tijdens een openbare repetitie van Il trovatore in Wenen schoot het gedrag van de Oostenrijkse sterdirigent de Italiaanse stertenor dusdanig in het verkeerde keelgat, dat hij hem zijn zwaard toewierp en woedend het toneel afstormde om er nooit meer terug te komen, althans niet met Karajan in de bak. Bij de bas Karl Ridderbusch heb ik trouwens bijna het stoom uit zijn oren zien komen als hij de naam van de dirigent alleen maar hoorde en de tenor René Kollo zei mij ooit: "Als iemand zich een god voelt, moet hij niet met gewone mensen willen omgaan." Het aantal mensen dat zich door Karajan genadeloos op de ziel getrapt voelde, schijnt gigantisch te zijn, maar daar staat tegenover dat hij als dirigent schitterende dingen heeft gedaan, en waarschijnlijk moet ik daaraan toevoegen: doordat hij was wie hij was. Bernard Haitink vertelde mij ooit dat tijdens een van de eerste repetities voor zijn Salzburger debuut met Le nozze di Figaro, de Wiener Philharmoniker opeens de sterren van de hemel leken te willen spelen. Toen hij hun blikken volgde, zag hij dat Karajan in een deuropening stond mee te luisteren... Jammer was wel dat Karajan dacht dat hij alles kon en dat hij dus op een gegeven moment ook ging regisseren, ook deze opname van Il trovatore die de Oostenrijkse televisie in 1978 in de Weense Staatsopera vastlegde met een haastig ingevlogen Plácido Domingo in plaats van de weggelopen Bonisolli. Het regisseren van Karajan beperkte zich tot een esthetisch bewegingsspel waarbij hij de invulling van de rollen zelf grotendeels overliet aan de zangers. Dat werkte redelijk bij zangers met een aangeboren gevoel voor drama, maar een zangeres als Fiorenza Cossotto had merkbaar behoefte aan een strakke regiehand om haar rollen ook visueel geloofwaardig te maken. Aan de andere kant: de personenregie die Alex Olé van La fura dels baus ons twee jaar geleden bij DNO in Il trovatore durfde voorzetten, was nog een graadje erger. Bij Karajan is er in het doen en laten van de personages nog sprake van een zekere logica in het volgen van het verhaal, soms in combinatie met een duidelijk ouderwetse acteerstijl. Die logica ontbrak echter volledig in de 'regie' van Olé die niet verder kwam dan modieuze effecten, visueel spectaculair voor wie daar gevoelig voor is, maar met een doelloos over het toneel bewegen van de personages dat behalve oppervlakkig ook gewoon warrig was en ontdaan van iedere expressiviteit. En om eerlijk te zijn: ik ben nog steeds verbaasd dat de operadirecties, in dit geval die van DNO en de Opéra de Paris, genoegen nemen met dergelijke wanprestaties, want een andere naam kan ik er niet voor bedenken. Alleen maar omdat La fura dels baus garant staat voor spectaculaire plaatjes? Is dat echt waar opera tegenwoordig over gaat? Mijn conclusie: dan maar liever een gelikte, tweedimensionale regie van Karajan. Natuurlijk kun je bij allebei de ogen sluiten, maar zo'n regie van Karajan heeft in ieder geval het voordeel dat het acteren van de zangers parallel loopt met wat zij in hun zang moeten uitdrukken, en dat kan die zang alleen maar ten goede komen. Als zangers iets moeten 'spelen' wat niet te maken heeft met wat zij ondertussen moeten zingen, wordt het voor hen een stuk moeilijker om in hun zang wel optimaal te realiseren waar de muziek om vraagt. Wat dat laatste betreft is deze opname natuurlijk een document met drie fenomenale hoofdrollen. Manrico was nooit Domingo's favoriete rol, maar daarvan is hier niets te merken. Zijn stem met het jeugdige, heldere timbre uit de periode voordat hij zich op Otello stortte, en het vuur van zijn vertolking vormen een perfect tegenwicht voor de broeierige autoriteit van Cappuccilli's Luna en de intense italianità van Cossotto's Azucena. Rond dit viertal zien en horen we een sonore en waardige Ferrando van José van Dam, schitterend van zang maar in uitbeelding misschien iets te nobel voor deze rol, en een cameorol van Heinz Zednik als Ruiz. Koor en orkest van de Staatsoper klinken zoals we mogen verwachten, maar het 'acteren' van de koorleden wijst wel een beetje op het ontbreken van een echte regisseur. index |
|