DVD-recensie © Paul Korenhof, januari 2023
|
Onder de jongere generatie bevinden zich ten minste drie Traviata's van internationale allure: Lisette Oropesa, Pretty Yende en Nadine Sierra, alle drie met een eigen stemkarakter. Van die drie is Oropesa de meest virtuoze, ideaal voor het eerste bedrijf, maar ook met sterke dramatisch accenten in de scènes daarna, Yende is de meest lyrische en zingt alle drie de bedrijven bijna als muziek van Bellini, terwijl Sierra met een voller timbre het meest 'dramatisch' overkomt. Alle drie beschikken zij daarbij over een projectie die maakt dat hun stem tot in de verste uithoeken draagt, maar het belangrijkste: qua intensiteit ontlopen zij elkaar nauwelijks. Dat Nadine Sierra vocaal alles in zich had voor een geloofwaardige Violetta Valéry, schreef ik enkele jaren geleden al na haar Gilda in Orange. Dat zij dat hier ook waar maakt, is zwak uitgedrukt. Vocaal is het er helemaal met tedere lyriek waar fysieke broosheid doorheen schemert, maar ook met momenten van uitbundigheid, waar nodig met de ondertoon van hartstocht, en met een ronde hoogte waarin zij hoorbaar haar grenzen nog lang niet bereikt. Ook haar persoonlijkheid is geknipt voor de rol: duidelijk aanwezig, natuurlijk acterend met een losse manier van bewegen, en met een sprekend gelaat dat tot achterin de zaal zichtbaar blijft. Maar haar sterkste punt is haar vocale expressie met een frasering waardoor ieder woord individueel en vaak zelfs verrassend gekleurd wordt. Natuurlijk blijkt dat volop uit haar beide aria's en uit andere scènes waarin grote emoties aan de orde zijn, maar de ware beheersing van haar rol toont Sierra in korte recitatieven die meestal onopgemerkt voorbijgaan. Zo zat ik op de punt van mijn stoel tijdens het dialoogje met Alfredo na 'Un dì felice'. De nonchalance van haar 'Amor dunque non più', alsof zij een lief maar ietwat zeurig kind de mond wil snoeren, wordt gevolgd door een 'Prendete questo fior' alsof zij hem dan maar een snoepje geeft. Alfredo's vraag wat hij daarmee moet doen, wordt gevolgd door een sussend 'Je mag hem terugbrengen' en als hij dan vraagt 'Wanneer?', is het alsof zij er spontaan uitflapt 'Als die verdord is'. Alfredo' reageert nu alert met 'Morgen dus?' en dan gebeurt er iets. Haar 'Ebben domani' ('Prima, morgen') valt in twee delen uiteen. Het is alsof 'Ebben' een vraagteken krijgt, 'Waar ben ik mee bezig?', waarna 'domani' klinkt met een uitroepteken: alsof opeens tot haar doordringt waar zij mee bezig is, en dan in een flits besluit om maar in het diepe te springen, wat ook de gevolgen mogen zijn. De vele details die daarop volgen, maakten dat ik diverse scènes meerdere malen gedraaid heb, met voorop natuurlijk de beide aria's en het als hartekreet gerealiseerde 'Amami Alfredo!'. Daarbij deed zij mij soms even denken aan Ileana Cotrubas, soms ook aan Renata Scotto, maar alleen door haar vertolking, want in stemklank verschillen deze dames enorm van elkaar. Jammer is wel dat Sierra haar rol hier niet compleet mocht zingen. Van 'Sempre libera' en 'Addio del passato' horen we beide strofen, maar het tweede deel van Ah, fors'è lui' werd helaas weer eens geschrapt. Tegenover zich had Sierra, evenals bij de Rigoletto in Orange, de onverwoestbare Leo Nucci, op zijn 79ste nog altijd een krachtige bariton en een groot vertolker. Wel begint zijn leeftijd hoorbaar mee te spelen, De legatolijnen worden brokkelig en zijn zang lijkt soms blafferig, op staccato af, mogelijk ter compensatie van een verzwakkend piano. Wel trekt dat na verloop van tijd bij waardoor 'Di Provenza' weer redelijk zijn oude niveau laat horen. In het lange duet met Violetta klinkt hij echter vaak te fors, zeker in het begin, en over het geheel overtuigt hij meer door zijn vocale persoonlijkheid dan louter door zijn zang. Francesco Melis, een van Italië's belangrijkste tenoren van dit moment, is geen geboren Alfredo. Daarvoor mist hij de jeugdige lyriek en de schijn van verlegenheid waar zijn eerste scènes om vragen. (Wellicht wordt hij hier ook belemmerd door de regie, maar daarover later meer.) De scène bij Flora ligt hem beter, maar als tedere minnaar overtuigt hij pas in het laatste bedrijf. Zubin Mehta, de grote man in het Florentijnse operaleven, heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot een voorvechter van de echte Verdi-stijl. Ook hier is zijn musiceren degelijk, idiomatisch en rijk aan klank. Psychologische verfijning is niet zijn sterkste punt, maar hij is een toegewijd begeleider en streeft daarbij naar een balans die ieder woord verstaanbaar maakt. En dat kan niet van iedere dirigent gezegd worden. Aan de andere kant is het verheugend dat het 'verhaal' hier intact blijft en dat het publiek niet onthaald wordt op een weerzinwekkende aberratie van het soort dat Tatjana Gürbaca ons twee jaar geleden in Amsterdam voorzette. Regisseur Davide Livermore volgt hiermee de lijn van Simon Stone in zijn recente Parijse enscenering met Pretty Yende door van Violetta een moderne gezelschapsdame te maken. Minder geslaagd is dat hij in het tweede bedrijf het buitenverblijf van Violetta vervangt door de redactie van een door haar geleide glossy voor het wereldje dat zij zelf vaarwel heeft gezegd. Het is als 'regievondst' even overbodig als al die nepsigaretten. Een ander verschil is dat de enscenering van Stone (die inmiddels ook in Wenen te zien was) professionaliteit en een grote technische perfectie uitstraalde. De voorstelling van Livermore ziet er daarentegen uit alsof er zo'n beetje met de losse hand geregisseerd is, zowel in de totaliteit van de beelden als in de personenregie. Violetta en vader Germont komen redelijk uit de verf, mogelijk dankzij de inzet van de vertolkers, maar Alfredo blijft aanvankelijk een sullig fuifnummer en van de kleinere rollen krijg ik soms helemaal geen hoogte. Ronduit lachwekkend is het koor dat tijdens de 'dansen' op de achtergrond collectief wat heen en weer staat te bewegen. Behalve de nieuwe 'baan' van Violetta bedacht Livermore nog meer 'vondsten'. Zo splitste hij Annina in een zingende vriendin en een zwijgende, volkse gedienstige met een eeuwige sigaret in haar mond. Ingrijpender was het verschijnen van vier politieagenten die het vertrek van de gasten in het eerste bedrijf een extra dimensie moesten geven. Het resultaat - vier amateuristische agenten tegenover tien keer zoveel gasten - is op zich al ridicuul, maar dat zij totaal geen aandacht besteden aan Violetta, nota bene de gastvrouw en dus verantwoordelijk voor het feest, is ronduit onzinnig. Meteen daarna, tijdens Violetta's 'Af, fors'è lui', lijkt het of Livermore bang is dat het publiek zich tijdens zo'n aria gaat vervelen. Aan het einde verschijnen er dus een paar gasten die van de politie kennelijk mochten blijven om enkele soorten 'liefde' uit te beelden, onder wie Baron Douphol die een meisje liefhebbend tracht te wurgen (sic!). Bij Violetta's recitatief verdwijnt iedereen weer, maar tijdens 'Sempre libera' volgt nog zo'n scène 'stil spel'. Bij Alfredo's aria kunnen we vervolgens genieten van de drukte op Violetta's redactie en tijdens de tweede strofe van 'Addio del passato' zien we een volkomen misplaatst optreden van figuranten. Ook die aria duurt volgens de regisseur blijkbaar te lang. Kennelijk is Livermore eveneens bang dat het publiek te dom is om te begrijpen wat hij bedoelt, dus krijgen we dat voorgekauwd in de vorm van projecties als 'mon corps - mon choix!!!' - inclusief de uitroeptekens. (Wel een leuk detail: als Violetta aan het slot van het eerste bedrijf wegdroomt bij de gedachte aan Alfredo, is zij eigenlijk van plan Manon Lescaut van Abbé Prevost te gaan lezen.) Enkele van die vondsten zouden misschien acceptabel zijn bij een professionelere uitwerking, maar daaraan ontbreekt het hier. Met de protagonisten heeft Livermore zich kennelijk nog wel beziggehouden, maar het spel van de kleinere rollen wekt soms de indruk of zij niet meer te horen hebben gekregen dan de plaats van opkomst en afgang, en waar zij op het toneel moesten gaan staan. Enige mate van choreografie of speldiscipline bij het koor ontbreekt volledig. Het decor werkt zonder meer functioneel (de regelmatige spiegeling van Zubin Mehta op een middenpaneel is leuk Brechtiaans), maar de kostumering komt rommelig en soms onelegant over. Gelukkig kunnen we die beelden verder voor gezien houden en het geluid van de dvd of de Blu-ray Disc (cd-kwaliteit) gewoon via de versterker afspelen, iets wat ik zelfs met de spannendste ensceneringen doe. Ook de beste voorstelling gaat vervelen, maar goede muziek doet dat nooit. Wel jammer dat de solisten in het audiokanaal mooi centraal staan, maar dat er een dunne deken over het orkest ligt en dat het koor erg compact klinkt. Waarschijnlijk betreft het een tv-registratie die aanvankelijk niet als commerciële uitgave bedoeld was. index |
|