DVD-recensie

Ongewone maar aangrijpende Violetta

 

© Paul Korenhof, januari 2012

 

 

Verdi: La traviata

Marlis Petersen (Violetta Valéry), Kristina Antonia Fehrs (Flora), Fran Lubahn (Annina), Giuseppe Varano (Alfredo Germont), James Rutherford (Giorgio Germont), Taylan Memioglu (Gastone), Ivan Orescanin (Baron Douphol), David McShane (Marchese d'Obigny), Konstantin Sfiris (Dottore Grenvil), koor van de Oper Graz, Grazer Philharmonisches Orchester
Dirigent: Tecwyn Evans
Regie: Peter Konwitschny

ArtHaus Musik 101 587

Opname: Graz, 11 maart 2011


Met de ensceneringen van Peter Konwitschny is iets merkwaardigs aan de hand. Er valt absoluut niet aan te twijfelen dat hij zich minutieus voorbereidt en zowel de partituur als het libretto op de snijtafel legt. Betreft het een Duitse opera, dan lijkt het echter of hij voortdurend woorden en zinnen losmaakt van hun context waardoor hij er geheel nieuwe betekenis aan kan geven, die niet zelden leidt tot een voorstelling waarin hij niet alleen een geheel eigen visie op het werk geeft. Ook het verhaal geeft hij daarbij soms een nieuwe invulling, of om het simpeler te formuleren: niet zelden geeft hij het verhaal een geheel eigen wending die bepaald niet overeenkomt met wat librettist en componist voor ogen moet hebben gestaan.
Bij de enscenering van de Italiaanse opera's die ik van hem gezien heb (buiten deze Traviata helaas alleen La Bohème bij de Reisopera) blijft hij aanmerkelijk dichter bij 'het verhaal', ook als hij op uitwerking en interpretatie een sterk eigen stempel drukt. Hier verplaatst hij het verhaal naar het 'semi-mondaine' uitgaansleven onze eigen tijd, waar nouveaux riches zich in smoking en cocktailjurken vermaken met drank, drugs en sex, maar concentratie ligt van begin tot eind op Violetta, zelfs zo sterk dat de koorscènes in de eerste helft van het derde tafereel, waar Violetta part noch deel aan heeft, gesneuveld zijn. (Ook elders past hij trouwens de muziek aan: elektronische bühnemuziek in I, een gecoupeerd carnavalskoortje in III en diverse pauzes als dat voor zijn regie nodig is.)
Het feit dat zijn aanpak helemaal gericht is op de hoofdpersoon, onderstreept hij verder door het totaal ontbreken van decors, alsof hij de hele wereld om haar heen wil wegcijferen. De eerste drie taferelen spelen zich af vóór het gordijn en andere voordoeken, waarvan Alfredo het laatst overgeblevene wegtrekt bij zijn uitval 'che qui pagato io l'ho'. Vanaf dat moment tot aan de dood van Violetta, gesymboliseerd door een langzaam weglopen op een verder donker toneel, ontbreekt iedere opvulling met uitzondering van de enkele stoel die daarvoor ook al gebruikt werd. Violetta in een leven van eenzaamheid, tragiek en ontluistering. En dat alles gepresenteerd met een overtuigingskracht, ook in het acteren, die zeldzaam is. Regisseren kan Konwitschny wel!

Dat alles wil niet zeggen dat ik me onvoorwaardelijk voor deze regie gewonnen geeft. Toegegeven, Alfredo is niet Verdi's interessantste tenorrol, maar waarom moet hij zo als een lulletje rozewater worden neergezet? En waarom moet Germont père tijdens het duet met Violetta opeens een dochtertje tevoorschijn trekken dat bovendien nog lang niet huwelijksrijp is? En waarom steeds die opkomsten door de zaal? Om erop te wijzen dat alle personages die Violetta's leven benauwen behoren tot dezelfde burgerlijke wereld als het publiek? En waarom moet Violetta zo vaak en zo heftig hoesten? Zou het publiek het anders echt niet snappen? Een beetje overtrokken allemaal, maar dat is ook weer typisch Konwitschny.

Centraal staat de aangrijpende Violetta van Marlis Petersen, al in de eerste akte doodziek en een eenling in het uitgaansleven dat haar in zijn greep houdt en dat niet echt overeenstemt met het culturele niveau dat kenmerkend was voor de 'salons' waarin de oorspronkelijke 'dame aux camélias' zich bewoog. Dit moderne uitgaansleven is hard en direct; status, drugs en ongeremd vertier zijn belangrijker dan menselijk contact. Als Flora in het derde tafereel de teruggekeerde Violetta in haar greep neemt, gebeurt dit niet uit sympathie maar om het belang en de onontkoombaarheid van een wereldje waarin Alfredo rondloopt als wereldvreemde dichter. Hij heeft altijd een boek in zijn hand, haalt zijn drinklied uit een dichtbundel en omringt zich met boeken. In tegenstelling tot Flora en de anderen (en in overeenstemming met de historisch Marguérite!) blijkt Violetta juist in dit aspect geïnteresseerd en haar aria aan het slot van het eerste bedrijf lijkt ook geïnspireerd door het boek (van Alfredo?) dat zij leest.

Nog meer dan anders ontmoeten we in het tweede bedrijf een totaal andere hoofdpersoon, hier met een band in haar haar, een loshangend overhemd over een T-shirt, een tuinbroek en laarzen. Zij geniet van het buitenleven zolang het duurt, maar wel is duidelijk dat haar genot van een andere orde is dan dat van Alfredo, die er eigenlijk niets van begrijpt. Hier begint al de opbouw naar de sterfscène op een leeg toneel waarvan ook de andere personages zich steeds meer terugtrekken.

Zonder de intense vertolking van Marlis Petersen, een van de beste actrices op het huidige operatoneel, had deze voorstelling waarschijnlijk niet de impact gehad die er nu uit naar voren komt. Petersen geeft zich voor honderd procent en maakt van de voorstelling (zonder pauze, zonder losse koorscènes, zonder cabaletta van de bariton en dus met weinig kans om even op adem te komen) een aangrijpende tour-de-force. Ook vocaal overtuigt zij volledig, al is het bij deze regie alleen maar logisch is dat niet ieder nootje (liggend, hoestend, snel bewegend) perfect gerealiseerd kan worden. En bij een dramatisch zo sterk overtuigende vertolking hoeft dat van mij ook niet.

De overige solisten doen hun best, maar overtuigen vooral met het beeld erbij. Giuseppe Varano is een ietwat larmoyant aandoende Italiaanse 'tenorino' die in kleinere theaters zoals dat in Graz zeker zijn mannetje staat en daarbij is hij prima in staat Alfredo dat sullige te geven waar Konwitschny om vraagt. Minder overtuigend is James Rutherford als vader Germont. Zijn donkere timbre mist de kern en de flexibiliteit van de echte Verdi-bariton, terwijl de regie zijn personage naar mijn smaak iets te boers maakt om in combinatie met de muziek volledig te overtuigen.
Onder leiding van de jonge, uit Nieuw-Zeeland afkomstige Tecwyn Evans levert het orkest opmerkelijke prestaties en het koor werkt met merkbaar enthousiasme aan deze uitvoering mee. Hoe iedereen door Konwitschny bespeeld wordt en geënthousiasmeerd wordt, blijkt uit een documentaire met repetitiefragmenten en korte interviews. De presentatie is in handen van Ioan Holender, de voormalige leider van de Weense Staatsopera, die zich daarbij overigens met veel opgeklopt enthousiasme opstelt. Maar dat schijnt in Oostenrijk onvermijdelijk te zijn zodra het om opera gaat.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links