DVD-recensie

Huiveren bij Otello

 

© Paul Korenhof, september 2011

 

 

Verdi: Otello

Jon Vickers (Otello), Cornell MacNeil (Jago), Raymond Gibbs (Cassio), Robert Goodloe (Montano), Andrea Velis (Rodrigo), James Morris (Lodovico), Arthur Thompson (Araldo), Renata Scotto (Desdemona), Jean Kraft (Emilia) Metropolitan Opera
Dirigent: James Levine
Regie: Franco Zeffirelli

Met Opera 88697 91012 9

Opname: New York, 25 september 1978

 


De ultieme Otello blijft voor mij een uitvoering onder Carlos Kleiber met Plácido Domingo en Margaret Price, maar helaas ook met een Jago van Silvano Carroli die weliswaar prima voldeed, maar die zich toch niet bewoog op een niveau dat recht deed aan het geheel van deze uitvoering. Waarom ultiem? Omdat Kleiber een lezing van de partituur gaf die zodanig onder mijn huid is gaan zitten, dat ik het werk daarna lange tijd van geen andere dirigent meer kon horen. Ook nu hoef ik het klavieruittreksel maar open te slaan - sterker: ik hoef maar aan Otello te denken en ik weet weer hoe het toen klonk, inclusief een licht ritardando in de eerste akte, waarvan ik me nog steeds afvraag waarom Kleiber dat daar toepaste. En op het toneel sloten Domingo en Price volmaakt aan bij wat in de orkestbak gebeurde met onder meer een liefdesduet waarbij je het gevoel had, dat je als toehoorder werd meegevoerd naar een ontluikende sterrenhemel.

Onbereikbaar ideaal
Er is natuurlijk ook een andere benadering mogelijk, bijvoorbeeld een dirigent van kaliber de beschikking heeft over een ensemble dat de grootste fascinatie laat uitgaan van wat op het toneel gebeurt. Bij deze veeleisende partituur is ook die situatie zeldzaam, zo zeldzaam zelfs, dat ik de hoop op een uitvoering waarbij beide werelden volledig in balans zijn, reeds lang geleden heb opgegeven. De ideale uitvoering van Otello is als de ideale uitvoering van Tristan und Isolde: we dromen ervan, maar de kans om het ooit mee te maken is minimaal - en wordt bij de huidige stand van zaken in zangersland bovendien steeds kleiner…

Plácido Domingo
Ons huidige Otello-beeld is in hoge mate bepaald door Plácido Domingo, van wie meer opnamen in deze rol verkrijgbaar zijn dan van enige andere zanger. Zo heeft hij Verdi's opera maar liefst zeven maal officieel vastgelegd, drie maal voor de televisie (dvd), drie maal voor grammofoonplaat of cd en één maal op film, een uitvoering die inmiddels eveneens op cd en dvd verkrijgbaar is (of is geweest). Daarnaast is nog een rits zogenaamde 'live-opnamen' verkrijgbaar, waaronder verschillende met Carlos Kleiber als dirigent, onder andere de befaamde seizoensopening van de Scala op 7 december 1978 met Mirella Freni en Piero Cappuccilli, die indertijd ook door de televisie werd uitgezonden.
Aan hem vooraf ging de vijftien jaar oudere Canadese tenor Jon Vickers, anders dan de meer baritonaal getimbreerde Domingo een echte 'Italiaanse' heldentenor met het stralende klaroengeluid dat deze stemsoort van huis uit eigen is. Al bij zijn eerste opname, gemaakt in 1960 in Rome onder Tullio Serafin, lang voordat hij de rol voor het eerst op het toneel zou zingen, bewees hij dat hij voor Otello in de wieg was gelegd, maar helaas zou later geen opname meer volgen die zijn gerijpte visie op de titelrol volledig recht deed. Wel legde hij de opera voor de film vast onder Herbert von Karajan, maar die uitvoering ademde net iets te veel de strakke, net iets te sterk esthetiserende hand van Karajan om Vickers de kans te bieden in zijn interpretatie tot op de bodem te gaan. Want dat is toch wel een van de sterkste punten van deze grote Canadese tenor: dat hij tot een maximale inleving en emotie-overdracht in staat was in rollen die hem emotioneel aanspraken, en dan denk ik vooral aan Otello, Canio (Pagliacci), Tristan, Siegmund (Die Walküre), Peter Grimes en Samson (die van Händel zowel als die van Saint-Saëns).

Jon Vickers
Een jaar geleden bracht de Metropolitan Opera in eigen beheer een televisieregistratie van Otello uit 1976 op de markt met de toen 50-jarige Jon Vickers op het hoogtepunt van zijn artistieke kunnen. Aanvankelijk bleek het lastig, zo niet onmogelijk die opname per post toegestuurd te krijgen, maar aan het begin van het nieuwe seizoen besloot de Met kennelijk de exclusiviteit op te heffen en via Amazon.com operaliefhebbers wereldwijd van deze uitgave - en nog enkele andere - te laten profiteren (tip: veel sneller en vaak iets voordeliger is Amazon.fr). Toevallig gebeurde dat zo ongeveer aan de vooravond van Vickers' 85ste verjaardag, maar dankzij de publicatie van zijn laatste interview, vastgelegd in 2004, in Opera van oktober 2011 weten we dat het een verjaardag met een donker randje is. Kort na dat interview ging zijn gezondheid snel achteruit en reeds enkele jaren verblijft de grote heldentenor van weleer in een verzorgingstehuis in een toestand die een goed gesprek over zijn carrière niet meer toelaat.

Verschillen
De opname die de Amerikaanse televisie op 25 september 1978 van Otello maakte, trof mij midscheeps. Mario Del Monaco imponeerde met een stentorstem waarmee hij alle problemen kon overwinnen, maar bleef altijd de veldheer die gewend is op het slagveld te bevelen, Domingo heb ik altijd bewonderd om de muzikaliteit en de intelligentie die hem in staat stelden deze uitzonderlijk zware partij overtuigend tot een goed einde te brengen en José Cura sleepte mee door zijn aangrijpende vertolking maar niet altijd door zijn vocale afwerking.
Een technisch in alle opzichten geslaagde weergave van Verdi's dynamisch genuanceerde notenbeeld met ook nog een vertoon aan vocaal overwicht hoorde ik vooral bij de jonge Vickers in zijn opname uit 1960 en de rijpere Vickers in de Karajan-film, maar beide registraties bleven duidelijk studio-opnamen die de zanger niet dwongen fysiek tot het uiterste te gaan. Dat laatste gebeurde wel in deze opname uit de gigantische zaal van de Metropolitan Opera, toen nog zonder de geraffineerde geluidsversterking waar zangers nu van profiteren, maar die tegelijk ook de realiteit kan verdoezelen en zelfs een negatieve invloed kan hebben op voordracht en stemgebruik.

'Magische frases'
Natuurlijk kwam de enorme vocale reserve die Vickers hier ten toon spreidt, niet helemaal als een verrassing, wel de manier waarop hij ervan weet te profiteren. Waar andere zangers al lang blij zijn als zij zonder kleerscheuren door de muziek heen komen, staat Vickers er nog altijd zo ver boven, dat hij in staat blijft tot subtiele schakeringen in kleuring, volume tekstweergave. Dat levert het ene fascinerende moment na het andere op, bijvoorbeeld door de intensiteit en tederheid die hij legt in de mezza voce gezongen woorden 'È il fazzoletto ch'io la le diedi, pegno primo d'amor', enkele maten voor zijn uitbarsting 'Sì, pel ciel'. Het is één van die betoverende momenten die Leo Riemens ooit aanduidde als de 'magische frase' waartoe alleen de allergrootsten in staat zijn, en waarin Vickers hier lijkt te grossieren.
Bij de vocale superioriteit van deze stentorstem komt dan ook nog eens een zeldzaam inlevings- en acteervermogen. Toen ik Peter Diamand ooit vroeg hoe hij Callas als persoon had ervaren, zei hij mij dat alles aan haar 'greater than life' was. Daaraan moet ik altijd denken als ik een opname hoor of zie van Jon Vickers - en zeker bij het luisteren en misschien meer nog het kijken naar deze Otello. Vickers was zeker niet klein, maar hier lijkt hij een reus van een man met het postuur van een forse Canadese houthakker een groot, expressief gelaat met opvallend grote, heldere ogen en een expressiviteit die een uitstraalt wat Callas eens aldus formuleerde: 'de emotie van je zang moet altijd al een fractie eerder op je gezicht zichtbaar zijn.'

Psychisch verscheurd
Bij Vickers lijkt het trouwens of hij door zijn vocale overwicht ook als acteur vrijer was in zijn bewegingen en daardoor ook in die hoedanigheid meer details in zijn interpretatie kon verwerken, niet alleen tijdens 'stil spel' en in rustiger passages, maar ook op momenten van grote heftigheid. Zo'n moment is te zien tijdens de grote ensemblefinale van de derde akte, als Otello met de woorden 'A terra en piangi!' Desdemona tegen de grond gooit. Bij de meeste tenoren gaat dat gewoon van 'één, twee, drie, wammes!', in één doorgaande, vaak zelfs ongecontroleerde beweging, alsof zij een vuilniszak in een container gooien. Niets daarvan bij Vickers, die deze handeling verdeelt in drie overdachte stappen waarmee bijna ten overvloede de tragiek en de psychische verscheurdheid van Otello geïllustreerd worden. Zijn Otello is geen wekker die in de tweede akte door Jago wordt opgewonden en daarna ratelend afloopt, maar een man die aanvankelijk grootsheid uitstraalt, maar die steeds meer twijfelt, verscheurd wordt, hoopt dat hij zich vergist en bang is, maar daardoor juist weer extra heftig reageert bij iedere keer waarop Jago's machinaties in zijn geest de overhand krijgen.
Vickers spaart zichzelf hier trouwens niet en zelfs - zeldzaam bij deze zanger - wordt in zijn solo 'Tu! Indietro!! Fuggi!' gedurende een kort moment hoorbaar dat hij daar toch echt de grenzen van zijn stem bereikt. Bij dat alles heeft hij wel het voordeel dat de regie van Franco Zeffirelli hem ook alle ruimte biedt zich als zingende acteur te ontplooien. Jammer is hooguit dat hem daarbij zo'n - voor ons - achterhaalde, kroezige afro-pruik werd opgezet.

Renata Scotto
Desdemona is als personage heel wat minder interessant dan Otello, maar desondanks doet de vertolking van Renata Scotto hier bepaald niet onder voor die van Vickers. Toen zij in dezelfde periode haar grote soloscène opnam voor een recitalplaat, verleidde mij dat tot een van de meest enthousiaste recensies die ik ooit over ene vocaal recital heb geschreven, maar haar vertolking van de complete rol in deze opname, imponeert nog meer. De grote Italiaanse sopraan, opgevoed in de schaduw van Callas' bel canto, horen we hier aan het einde van haar op het hoogtepunt van haar carrière en nog net aan het einde van haar 'lyrische periode', en bovendien bewijst ook zij hier weer dat zij naast een fenomenaal zangeres ook een uitstekende actrice is. Deze Desdemona is geen onbeduidend kindvrouwtje, maar een driedimensionaal karakter dat voortdurend geconfronteerd wordt met onverwachte, emotionele situaties en niet weet hoe zij daarop moet reageren. Dat zij daarbij keer op keer precies het verkeerde doet is bij Scotto geen kwestie van domheid, maar een combinatie van onschuld en rotsvast geloof in rechtvaardigheid.
Tegenover dit tragische echtpaar stelt de onlangs (15 juli 2011) overleden Cornell MacNeill een sonore Jago in de traditie van de grote Amerikaanse Verdi-baritons. Als acteur staat hij misschien niet op het niveau van Tito Gobbi of Gabriel Bacquier, maar puur vocaal behoort zijn portrettering tot het beste wat men zich op dit terrein wensen kan.

De overige solisten behoren alle tot het vaste ensemble uit die jaren, waarbij we een jonge James Morris, die later als Jago in de voetsporen van MacNeill zou treden, hier nog tegenkomen als een sonore Lodovico. De directie leiding van James Levine beantwoordt aan de Verdi-stijl die we van hem gewend zijn: een brede en tegelijk ook 'open' orkestklank met sterke accenten en een aangename 'italianità', die hand in hand gaan met een discipline en een dramatische impuls die de muziek, hoe overweldigend ook, een sterk theatrale werking geeft. Het toneelbeeld van Zeffirelli is af en toe aan de donkere kant, zeker via de televisie, en af en toe ook een beetje benauwd, maar zijn regie laat de solisten hun karakters optimaal uitwerken en bedeelt ook de koorleden met een individualiteit die de levendigheid van het geheel in de hand werkt.

Routinecoupure
Voor een 35 jaar oude opname is het beeld alleszins redelijk en behoorlijk scherp; de klank is zelfs overweldigend: in een prachtig heldere en brede stereospreiding zijn stemmen en orkest niet alleen prachtig in balans, maar beide worden ook weergegeven met een natuurlijkheid en een dynamisch spectrum dat ik toch echt soms mis bij menige digitale opname uit later jaren. Twee bedenkingen: Levine maakte in 1976 nog steeds een lelijke routinecoupure tijdens de climax aan het slot van de derde akte en op de donkerder momenten, onder andere tijdens de stormscène aan het begin, zien we de bij oudere video-opnamen inmiddels bekende verkleuring aan een van de zijkanten van het beeld. (Inmiddels heb ik overigens ontdekt dat Amazon.com de originele Met-uitgave levert en dat de uitgave op de website van Amazon.fr daarbij een Sony-logo draagt. Daar wordt ook de mogelijkheid geboden deze uitgave te bestellen in combinatie met de gelijktijdig verschenen opnamen Cavalleria rusticana en Pagliacci met Plácido Domingo, Tatiana Troyanos en Teresa Stratas en Lulu met Julia Migenes, alle onder leiding van James Levine.)


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links