Verdi: Falstaff
Ambrogio Maestri (Sir John Falstaff), Massimo Cavalletti (Ford), Javier Camarena (Fenton), Patrizio Saudelli (Dr. Cajus), Martin Zysset (Bardolfo), Davide Fersini (Pistola), Barbara Frittoli (Mrs. Alice Ford), Eva Liebau (Nannetta), Yvonne Naeff (Mrs. Quickly), Judith Schmid (Mrs. Meg Page), Opernhaus Zürich
Dirigent: Daniele Gatti
Regie: Sven-Eric Bechtolf
C Major 711108
Opname: Zürich, 25 maart - 1 april 2011
Tijdens het Styriarte Festival 2011 dirigeerde Nikolaus Harnoncourt een opmerkelijke semi-concertante uitvoering van Smetana's Die verkaufte Braut, die gelukkig door diverse radiozenders werd uitgezonden. In een interview met een Duitse zender verklaarde de dirigent toen, dat naar zijn mening moderne dirigenten geneigd zijn steeds sneller en daardoor te snel te gaan spelen. Ik kon daarin heel ver met hem meegaan, al was ik mij er tegelijk van bewust dat naar mijn mening alle uitvoeringen van Le nozze di Figaro die ik onder Harnoncourt gehoord heb, naar mijn overtuiging steevast te langzaam waren.
Een werk waarvoor Harnoncourt's stelling heel bijzonder opgaat, is Falstaff. Voor veel mensen staat 'komisch' sowieso al gelijk aan 'snel', maar als het om een Italiaanse opera gaat, lijkt daaraan nog een kwadraatsfactor te worden toegevoegd. Al te vaak wordt Verdi's meesterwerk er tegenwoordig in zo'n hoog tempo doorheen gejast, dat het (letterlijk) adembenemend is. Het grootste probleem daarbij is dat tezelfdertijd de geniaalste van alle komische opera's juist door dat tempo beroofd van een schat aan muzikale subtiliteiten en kleuren en dan zwijg ik nog van de moeilijkheid voor de zangers om tegelijk het libretto tot zijn recht te laten komen en daarbij ook nog aan inzetten en notenwaarde de aandacht te besteden die dit werk waard is!
Bij de eerste maten van de Falstaff die Daniele Gatti vorig jaar in Zürich dirigeerde, ging ik voor de bijl. Eindelijk weer een dirigent die zich zo goed bewust is van de humor in tekst en muziek, dat hij alle nuances van de partituur de kans geeft om tot klinken te komen. Voor de openingsscène, die tegenwoordig meestal net iets meer dan veertien minuten in beslag neemt, trekt hij - evenals Toscanini en de jonge Giulini - vijftien en een halve minuut uit, en dat scheelt! Ondertussen probeert hij bovendien de stijl van musiceren zo lichtvoetig en doorzichtig mogelijk te houden en ook dat loont! Het feit dat het Opernhaus in Zürich slechts een middelgroot theater is, speelt natuurlijk ook een rol. Wat daar mogelijk is, hoeft een dirigent in de Met of de Bastille niet te proberen, maar voor die theaters is dit werk ook niet geschreven.
Ondertussen kon ik mijn ogen nauwelijks van het scherm losmaken. Dezelfde lichtheid en transparantie kenmerkten ook de regie van Sven-Eric Bechtolf en de toneelbeelden van Rolf en Marianne Glittenberg, die een bijzonder overtuigende combinatie van eigentijds en traditioneel hadden nagestreefd. Daarbij had de regisseur bovendien - de eerste eis in een goede komedie - de personages volledig serieus genomen. Een komedie is geen klucht en ook Verdi nam zijn personages volledig serieus. Niet voor niets vermeldt hij bij Alice op een gegeven moment expliciet dat zij soms 'karikaturaal' mag zingen. Zij is immers degene die anderen - niet alleen Falstaff maar ook haar echtgenoot - bij de neus mag nemen. Barbara Frittoli, gepokt en gemazeld in het Mozart-vak, begrijpt precies wat van haar verwacht wordt en zet de overtuigendste Alice neer die ik sinds Ilva Ligabue heb meegemaakt.
Daarmee zitten we in de ideale situatie dat Alice en Falstaff in deze uitvoering tegen elkaar opgewassen zijn, want ook de zang van Ambrogio Maestri is een en al mozartiaanse subtiliteit en tekstbegrip met daarnaast aandacht voor wat er maar aan lijnen en legatomogelijkheden in de muziek van de titelheld te vinden is. Niet alleen door zijn lichte timbre is hij de Falstaff die mij het meeste doet denken aan de opnamen van de legendarische Mariano Stabile. Ook als acteur maar Ambrogio de rol trouwens helemaal waar. Hoeveel van zijn spel aan hemzelf te danken is en hoeveel aan de regisseur, valt moeilijk te bepalen, maar beiden zijn er duidelijk op gericht de dikke ridder niet belachelijk te maken. Nergens wordt hier gechargeerd, maar dat geldt voor de hele uitvoering.
Als jaloerse echtgenoot blijkt de mij onbekende Massimo Cavalletti een ontdekking: een mooi contrasterende lyrische bariton die de licht ontvlambare Ford het volle pond geeft; dat hij soms net buiten de maat loopt, zij hem van harte vergeven. Heel fraai ook de Fenton van Javier Camarena. Al is hij nog net geen tweede Luigi Alva, hier horen we wel weer een echte jonge 'tenore leggiero' die met de charmante Nannetta van Eva Liebau een verrukkelijk paartje vormt. Pas in zo'n uitvoering vol rust en souplesse is goed te horen hoe de oude Verdi zich met hun puberale verliefdheid amuseerde! Voor Mrs Quickly brengt Yvonne Naeff niet het orgelende 'Reverenza!' van Fedora Barbieri mee, maar daarmee past zij wel beter in de conversatiestijl die deze uitvoering kenmerkt, en laten we eerlijk zijn: in de handen van 'echte alten' wordt deze rol soms toch net iets te 'ordinair'. Laten we wel wezen: de dame is een vertrouwelinge van Alice en moet daarom toch echt enig niveau hebben. Een kostelijk bediendenpaar Martin Zysset en Davide Fersini en een net niet te overdreven Cajus van Patrizio Saudelli ronden het ensemble af.
Al met al een verrukkelijke uitvoering van misschien wel het grootste meesterwerk dat de Italiaanse opera heeft opgeleverd. Zowel het zingen en het musiceren als het spel en de aankleding getuigen van respect voor tekst en muziek, en de voorstelling is een wondertje van goede smaak in een tijd waarin regisseurs en ontwerpers er dikwijls alleen maar op uit zijn een komedie 'op te leuken'. Dat bij een gemoderniseerde aanpak zelfs de laatste akte geloofwaardig wordt, is een extra compliment voor de ontwerpers. Het geheel werd door de camera's fraai vastgelegd en ook op volle kracht afgespeeld vormt de geluidsband een warm bad voor de echte Verdi-liefhebber. De perfectie van de blu-raydisc miste ik tijdens het afspelen niet.