|

DVD-recensie
Glorieuze Verdi-zang
© Paul Korenhof, april 2017
|
Verdi: Un ballo in maschera
Piotr Beczala (Riccardo), George Petean (Renato), Anja Harteros (Amelia), Okka von der Damerau (Ulrica), Sofia Fomina (Oscar), Andrea Borghini (Silvano), Anatoli Sivko (Samuel), Scott Conner (Tom), Ulrich Reß (Un giudice), Joshua Owen Mills (Servo di Amelia)
Koor van de Bayerische Staatsoper
Bayerisches Staatsorchester
Dirigent: Zubin Mehta
Regie: Johannes Erath
C-Major 739504 (Blu-ray)
Opname: München, 3-9 maart 2016 |
|
 |
Een van de verraderlijkste tenorpartijen waarover al menige zanger struikelde, is Riccardo in Un ballo in maschera. Niet alleen Ferruccio Tagliavini en Giuseppe di Stefano hebben door het zingen van die rol een deel van de glans op hun stem verloren, maar ook onze eigen Frans Vroons. De tijd zal aantonen of Piotr Beczala er wijs aan deed deze opera te zingen, en dan ook meteen een aantal malen achtereen in München en Wenen. Verdi voorzag Riccardo's muziek vooral in de eerste scènes heel bewust van een lichte toon, maar dat wil bepaald niet zeggen dat het een lichte rol is. De ensembles in de eerste twee taferelen vragen bij alle luchtigheid al om een stevige spinto-lyriek, het schitterende maar ook veeleisende liefdesduet eist een enorme inzet en niet voor niets werd in de Met zelfs voor Jussi Björling de aria aan het begin van het laatste bedrijf gecoupeerd.
Piotr Beczala
Dat Piotr Beczala vorig jaar maart in München met zijn Riccardo
een formidabele prestatie leverde, kan overigens niemand ontkennen, maar
in de Weense voorstellingen die hij een maand later zong, lijkt zijn zang
al wat voorzichtiger. Verdi heeft bij (voor Riccardo) belangrijke momenten
een voorkeur voor As/A (slotnoot 'la lor credulità' in het befaamde
kwintet in I.2, de top van een paar crescendi in het liefdesduet e.a.).
In München leek het soms of Beczala het daar een beetje benauwd begon
te krijgen door de manier waarop Verdi zijn tenoren erheen opstuwt en
dan ook soms nog een ff vraagt, maar bij de Weense voorstelling die ik
hoorde, leek hij iets voorzichter naar die momenten toe te gaan. De Bes
op 'estinto tutto' suggereerde echter dat hij daar toch op de grens zit
en dat is zorgwekkend. Echte Verdi-tenoren uit de oude school als Gigli,
Bergonzi en Tucker, maar ook Pavarotti en Domingo ontplooiden tijdens
dit duet een vocalistiek die suggereerde dat zij indien nodig nog veel
meer in huis hadden, terwijl bij Beczala, hoe indrukwekkend zijn prestatie
ook is, al snel de indruk ontstaat dat hij met deze rol een grenspartij
heeft bereikt. Dat neemt niet weg dat hij hier nergens teleurstelt en
dat de opname die nu op dvd/blu-ray is verschenen, zijn faam als een van
de beste tenoren van dit moment ten volle bevestigd.
Zinka Milanov
Een absolute must voor iedere zangliefhebber is deze opname echter
vooral door Anja Harteros, momenteel op afstand de beste Verdi-sopraan
die men zich wensen kan. Prachtig van klank, uiterst muzikaal in haar
voordracht en met een stralende hoogte, ongeacht of die pianissimo of
fortissimo moet klinken, doet haar Amelia mij regelmatig denken aan Zinka
Milanov. Dat geldt zowel voor de manier waarop zij moeiteloos in Verdi's
grote bogen over het orkest heen straalt, als voor haar beeldschone pianissimo's
die zij zo beheerst realiseert, dat zij er ondertussen ook nog in kan
fraseren. Milanov inderdaad, met iets van de techniek van Montserrat Caballé
en Alfredo Kraus. Het is een soort Verdi-zang zoals die wij zelden nog
gehoord hebben sinds het 'rokerige' middenregister van Leontyne Price
de norm werd. Ook dat was mooi, maar deze Verdi-zang sluit via Milanov
aan bij die van degrote Verdi-sopranen uit de eerste helft van de vorige
eeuw en waarschijnlijk ook die in Verdi's eigen tijd - en wij weten dat
Verdi zelf toen al een zwak (niet alleen op muzikaal terrein!) had voor
Duitse sopranen. Daarbij is Harteros ook nog een vertolkster van het hoogste
niveau en u kunt zich van dat alles zelf overtuigen tijdens de uitzending
van Opera Actueel op
zondag 23 april.
Gedecolleteerde Oscar
De Ulrica van Okka von der Damerau heeft in deze regie meer weg van
een femme fatale die voortdurend op de achtergrond aanwezig is, dan van
mysterieuze waarzegster, maar haar zang is welluidend en evenwichtig,
zij het zonder de autoriteit waardoor Marjana Lipovsek ooit in de oude
Münchner enscenering zo onvergetelijk was. Ook de Renato van George
Petean komt niet veel verder dan een solide, vooral 'mooi gezongen' vertolking.
Een kernachtige Verdi-bariton met 'italianità' is hij niet, maar
dat hij niet al te veel karakter in zijn rol kan leggen, houdt mogelijk
ook verband met het feit dat de regie hem enigszins sullig afschildert.
Je zou bijna zeggen: geen wonder dat Amelia haar oog liever op Riccardo
laat vallen.
Voor Oscar brengt de Russische Sofia Fomina een mooie maar iets te romige
lyrische sopraan mee, maar haar zang mist het sprankelende, zeker in de
afwerking van de fiorituren, waardoor de rol hier niet de speelse lichtstraal
tegen een overwegend sombere achtergrond wordt. Ook de regie ontneemt
haar trouwens dat element, zeker als zij zich in het laatste bedrijf opeens
ontpopt als een gedecolleteerde blondine, en ik kan mij voorstellen dat
zo'n fysieke uitbeelding ook haar zang beïnvloedt.
Zubin Mehta
Als we uitgaan van een voorstelling die doortrokken zou moeten zijn
van vocale italianità, laat deze voorstelling enkele wensen onvervuld,
maar naar moderne maatstaven scoort het internationale ensemble bijzonder
hoog. De individuele prestaties van Harteros en Beczala steken daarboven
uit, maar de geroutineerde directie van Zubin Mehta staat garant voor
een hecht en in alle opzichten overtuigend ensemble. Groot pluspunt daarbij
is Mehta's gave om deze nummeropera een stuwende dramatische kracht te
verlenen die resulteert in een doorlopende muzikale spanningsboog, terwijl
ook de prestaties van koor en orkest doen terugdenken aan de tijden van
Wolfgang Sawallisch.
Terug naar Boston
De enscenering van Un ballo in maschera die de Bayerische Staatsoper
decennia lang op het repertoire had, was reeds lang aan vervanging toe
- en dan druk ik mij zwak uit. Als ik had gezegd dat het de saaiste voorstelling
was die ik ooit van een opera gezien heb, zou dat niet ver bezijden de
waarheid zijn. De productie van Johannes Erath in decors van Heike Scheele
die vorig jaar in première ging, was in ieder geval een stuk levendiger
en kleurrijker, al was de keuze om het werk te verplaatsen naar de jaren
twintig van de vorige eeuw niet bepaald origineel meer.
Aan de andere kant ben ik blij dat er nu eens niet allerlei kunstgrepen
zijn toegepast om het werk weer van Boston, waartoe Verdi op last van
de censuur zijn toevlucht moest nemen, terug te verplaatsen naar het Zweedse
hof van Gustavus III. Beide plaatsen zijn even onlogisch en de dramaturg
Malte Krasting stelt in zijn inleiding onomwonden dat zij als historische
achtergrond ook volstrekt onbelangrijk zijn. In dit drama gaat het louter
om de menselijke relaties - een stelling die ik van harte onderschrijf!
Ulrica
Helaas betekent dat laatste niet dat ik mij helemaal kan verenigen met de enscenering van Erath, al moet ik er meteen aan toevoegen dat die bijzonder gedetailleerd is, weloverdacht, muzikaal, zeker ook heel esthetisch en met grote aandacht voor wat de Duitsers zo mooi de 'Personalführung' noemen. Ik word alleen een beetje moe van het analyseren van ensceneringen die niets met het werk te maken hebben en dus zal ik mij ditmaal beperken tot de beschrijving van wat er in één enkel tafereel te zien is. Daarvoor koos ik het tweede tafereel, dat zich volgens het libretto afspeelt in een grot buiten de stad waar de waarzegster Ulrica haar duistere praktijken uitoefent.
Wie of wat Ulrica in deze enscenering is, werd mij ook na lezing van de inleiding niet duidelijk, maar zoals de hele opera speelt ook deze scène in een grote hal met op de achtergrond een enorme wenteltrap, een decor dat vaag doet herinneren aan een voorstelling van Arabella in het Théâtre Châtelet. Centraal staat een groot bed dat we al zagen vanaf het voorspel, als Riccardo onder toeziend oog en zelfs met behulp van Ulrica overweegt zelfmoord te plegen, kennelijk omdat zijn grote liefde onbereikbaar is. Riccardo is ook hier vanaf het eerste moment aanwezig, in kamerjas met open boord en loshangend vlinderstrikje, maar het koor blijft voorlopig achter het toneel, een van de weinige onmuzikale ingrepen in de regie van Erath.
Tijdens haar solo daalt Ulrica de wenteltrap af en onthult dan Riccardo
het lijk van zijn dubbelganger in bed na de kennelijk geslaagde zelfmoord.
Riccardo gaat naast zichzelf op het bed zitten en even later verschijnt
- in grijs streepjeskostuum met stropdas - de matroos Silvano die na zijn
verhaal aan de andere kant op het bed gaat zitten, zodat Riccardo snel
diens bevordering kan ondertekenen en in diens colbertzak steken - over
zijn eigen lijk heen, want dat ligt nog steeds rustig tussen hen in.
Overbevolkt bed
Na het vertrek van Silvano verschijnt de dienaar van Amelia. Riccardo
roept 'Wat zie ik? Een bediende van Amelia!', hoewel overduidelijk is
dat hij het niet kan zien, en verstopt zich achter het bed, terwijl Ulrica
zo fijngevoelig is om vóór Amelia's opkomst het lijk van
Riccardo's dubbelganger met de sprei te bedekken. Het terzet met Amelia
lijkt zich probleemloos te voltrekken tot halverwege de dubbelgangster
van Amelia verschijnt die kennelijk ook zelfmoord overweegt. Zij wordt
daarvan weerhouden door haar zoontje, dat zij vervolgens liefdevol instopt
in een bed dat inmiddels overbevolkt begint te raken. (Dat neemt overigens
niet weg dat dit terzet mede door de geladen opbouw van Zubin Mehta een
van de muzikale hoogtepunten van de voorstelling is.)
Na het vertrek van Amelia mag eindelijk het koor het toneel op en krijgt
Riccardo van Oscar een buiksprekerspop, waarmee hij Ulrica vraagt zijn
toekomst te voorspellen (de diepere zin mag de toeschouwer zelf bedenken).
Afgezien van enig gedoe met die pop gebeurt er verder weinig opzienbarends
tot de opkomst van het volk voor het afsluitende ensemble, als we om de
een of andere reden snel even een paar echtelijke ruzies van koorleden
te zien krijgen. Aan het slot verschijnt bovendien opeens het zoontje
van Amelia en Renato op zoek naar zijn vader (met de Wozzeck van
Warkikofski bij DNO nog vers in het geheugen vraag ik mij dan wel af waarom
moderne regisseurs opeens zo op kinderen gefixeerd zijn).
Ook in de andere taferelen is het nodige te zien waarover wij ons kunnen
verbazen, maar anders dan bijvoorbeeld Warlikofski en zijn partner bij
hun Wozzeck zijn Erath en zijn ontwerper zich goed bewust van de
akoestische werking van decors en dat de stemmen zo stralend en uitmuntend
verstaanbaar doorkomen, is zeker ook aan hen te danken. Al met al is het
resultaat een reeks mooie plaatjes die nergens op slaan, maar die ook
niet hoeven te storen als je er niet echt op let, en afgezien van een
paar scènes met het koor in de coulissen werken ze akoestisch nog
gunstig ook.
Een groot compliment verder voor de technici die de toch wat somber en
erg grijs-zwart ogende toneelbeelden fraai met de camera hebben gevangen.
Daarbij horen we een schitterende geluidsband met een uitstekende balans
tussen stemmen en orkest. Ook het uitstekend leesbare boekje (met trackindeling!)
verdient een pluim en wie de behoefte voelt, kan zich in drie talen verdiepen
in een analyse van de enscenering. Een schoonheidsfoutje is echter de
irritante, bijna zeurderige geluidsband onder het menu.
|
|