DVD-recensie

Verdi in Sint-Petersburg

 

© Paul Korenhof, augustus 2013

 

Verdi: Attila

Ildar Abdrazakov (Attila), Vladislav Sulimski (Ezio), Anna Markarova (Odabella), Sergej Skorokhodov (Foresto), Mikhail Makarov (Uldino), Timur Abdikeyev (Leone), Mariinski Theater
Dirigent: Valery Gergiev
Regie: Arturo Gama

Mariinsky MAR534

Live-opname: Sint-Petersburg, 27 en 29 december 2010

 

Ondanks de vooral tegen het slot zwakke dramatische structuur blijft dit een heerlijke opera waarin Verdi met succes zijn overtuiging kon uitleven dat het theater gebaat was bij een uiterste beknoptheid. Met vier bedrijven en een tweedelige proloog samengebald in net iets meer dan anderhalf uur komt het erop neer dat Verdi er hier in slaagde ieder tafereel in vijftien tot twintig minuten af te ronden.
Niet alleen bereikte hij daarbij muzikaal en theatraal optimale effecten, maar ook schreef hij dermate effectief voor de solisten, dat geen van hen zich hoefde beklagen over een 'te kleine rol'. Sterker nog: Attila, Odabella, Ezio en Foresto vormen prototypen van wat Verdi op zijn best aan hun vier stemsoorten te bieden had. Dat heeft ook nadelen. Deze rollen vragen om de allerbeste Verdi-stemmen, maar waar vind je die tegenwoordig nog? Welke sopraan combineert de dramatiek van Renata Scotto met de precisie van Cristina Deutekom? Welke bariton bezit het timbre van Ettore Bastianini of de combinatie van timbre en dramatiek van Jan Derksen? Maar het grootste probleem blijft Foresto, een rol die ooit ideaal vertolkt werd door Carlo Bergonzi, maar waarvoor zich nog steeds geen opvolger van de nu 89 jaar oude stertenor heeft gemeld.

Veel makkelijker is de titelrol te bezetten. Verdi schreef Attila voor het oude type van de belcanto-bas, lichter en soepeler dan de 'basso profondo'. In een tijd waarin jonge zangers zich niet meer voldoende kunnen ontwikkelen, wordt dat laatste stemtype steeds zeldzamer, maar door diezelfde ontwikkeling is er minder gebrek aan het lichtere type dat bijvoorbeeld onontbeerlijk is voor het Rossini-repertoire, voor het 18de-eeuse bel canto en voor menige Franse rol.
Ildar Abdrazakov bevindt zich op de grens van beide werelden en weet de benodigde souplesse te combineren met een autoritair, donker timbre, beschikt zowel over een markante verschijning als over een fikse dosis acteertalent en is alleen al op grond daarvan ideaal voor zijn rol. Het feit dat deze Russische bas ook nog eens afstamt van de legendarische Mongolenvorst Genghis Khan legt op zich natuurlijk geen gewicht in de schaal, maar ik kan me voorstellen dat het de zanger wel een extra stimulans gaf om de acht eeuwen oudere Hunnenvorst in deze gestileerd historische voorstelling zo 'authentiek' en geloofwaardig mogelijk neer te zetten. Hoe het ook zij: alleen al voor zijn vertolking waarin dreiging, twijfel en verfijning samengaan op een manier die het karakter ver boven het clichématige uittilt, behoort deze uitgave tot de hoogtepunten van dit Verdi-jaar.

De drie andere hoofdrollen zijn iets minder indrukwekkend bezet en missen ook de 'italianità' die Abdrazakov zich inmiddels wel eigen heeft gemaakt, maar staan toch op een niveau waar menig theater jaloers op kan zijn. Bijzonder gecharmeerd ben ik van de fraai gezongen Ezio van de bariton Vladislav Sulimski, een bariton die soms aan de jonge Renato Bruson doet denken en die met iets meer coaching zeker ook de stijl kan ontwikkeling die zijn vertolking net iets meer spanning verleent. Nu heb ik bijvoorbeeld met bewondering naar zijn aria geluisterd, maar de daarop volgende cabaletta klonk nog net iets te braaf om voor vuurwerk te zorgen.
Ook de vocaal verder heel gezond klinkende Odabella van de sopraan Anna Markarova zou ik graag iets meer vuurwerk toewensen, maar mij bekroop daarbij het gevoel dat een reden daarvoor mogelijk gelegen is in het feit dat het Italiaans voor haar iets te veel een vreemde taal is. Datzelfde geldt voor de Foresto van de tenor Sergej Skorokhodov, een betrouwbare zanger, al horen we in de hoogte soms de grenzen van zijn stem, maar met onvoldoende gevoel voor frasering om zijn rol goed tot leven te brengen.

Naast Abdrazakov - of nog vóór Abdrazakov - is dirigent Valery Gergiev natuurlijk de ster van deze uitvoering, maar ik krijg toch de indruk dat mijn bedenkingen tegen de solistische vertolkingen voor een deel op zijn rekening moeten worden geschreven. Hij benadert de partituur duidelijk als de muziek van een 'jonge Verdi', opzwepend, waar mogelijk met een krachtige ritmiek en met duidelijke politieke ondertonen. Dat werkt heel overtuigend in het eerste deel van de proloog, maar al in de aria van Foresto miste ik de muzikale golfbeweging waarbij een 'Italiaanse tenor' zich in zijn element voelt. Nog sterker trof mij in het volgende tafereel, vooral in de cabaletta bij het duet van Odabella en Foresto dat hij met zijn strakke tempo onvoldoende met de solisten mee ademde. Een dirigent met weinig gevoel voor de gezongen taal kan nadelig werken op de frasering van de solisten en bij alle muzikale opwinding die Gergiev ook hier weer teweeg brengt, slaat hij hier idiomatisch de plank toch een beetje mis.

Zoals ik reeds aangaf, wordt de regie van Arturo Gama in toneelbeelden van Frank Philipp Schlössmann en Hanne Loosen gekenmerkt door een gestileerde historisering. Die stilering is vooral terug te vinden in decors en belichting, terwijl de kostuums niet zouden misstaan in een historisch prentenboek. Het belangrijkste is echter dat zowel de personages als het koor degelijk en met gevoel voor details geregisseerd zijn, en als het erop aankomt, is dat toch belangrijker dan iedere aankleding. Op de technische kwaliteit van de dvd is niets aan te merken.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links