DVD-recensie Belangrijk sleutelwerk
© Paul Korenhof, april 2019
|
Een voorstelling van I Capuleti ed i Montecchi onder leiding van een jonge Claudio Abbado tijdens het Holland Festival 1966 begon voor mij een levenslange liefde voor dat werk en voor diens componist, niet gehinderd door het feit dat hij als mens redelijk onsympathiek moet zijn geweest. Heel lang had ik echter het gevoel dat ik in mijn bewondering voor deze opera vrijwel alleen stond, maar twee decennia geleden leek daarin verandering te komen. Momenteel lijkt het werk het zelfs te kunnen opnemen tegen Norma en I puritani , althans in het aantal uitvoeringen, want als muziekdrama staan de beide latere werken natuurlijk veel sterker in hun schoenen. De vijf jaar oudere Giulietta e Romeo van Nicola Vaccaj (1790-1848) is nauw met Bellini's opera verbonden, en niet alleen door de tragische geschiedenis van Romeo en Julia (die in beide gevallen overigens niets met Shakespeare te maken heeft). De tekstdichter was in beide gevallen Felice Romani, de beste librettist van zijn tijd, die voor Bellini's opera zijn eigen tekst net genoeg wijzigde om er een andere opera van te maken. De hoofdzaken met betrekking tot beide hoofdpersonen bleven echter ongewijzigd en voor het conservatieve Italiaanse operaleven gaf dat voldoende aanleiding om lange tijd Bellini's slotscène te vervangen door de populaire versie van Vaccaj. In die versie heb ik in de vorige eeuw I Capuleti ed i Montecchi ook nog horen opvoeren, maar inmiddels hebben we gelukkig voldoende oor voor Bellini's geniale schrijfwijze (al zal menige orkestraal ingestelde muziekliefhebber met dat laatste nog steeds niet eens zijn) om dit als een vergissing te zien. Aan de andere kant zijn we inmiddels voldoende ingevoerd in de serieuze Italiaanse opera's uit die periode om te kunnen horen dat Vaccaj bepaald niet de '18de-eeuwse' componist was waarvoor zowel hij als zijn tijdgenoot Rossini door menigeen nog steeds wordt aangezien. Sterker (en gelukkig gaat het dvd-boekje hier redelijk op in): als Rossini al meer 19de-eeuws was ingesteld dan lange tijd werd ingezien, geldt dat nog sterker voor de twee jaar oudere Vaccaj. Muzikaal en dramatisch kan zijn Giulietta e Romeo zelfs gezien worden als een verbindende schakel tussen Rossini en Bellini, zelfs met meer overeenkomsten met de laatste (die toen nog niet eens bekend was) dan met de diens immens populaire voorganger. Ik ben het dan ook helemaal eens met toelichter Danilo Profumo dat het tijd wordt om meer muziek van Vaccaj te leren kennen. Niet alleen omdat hij daarvoor interessant genoeg lijkt, maar ook om ons een beter oordeel te kunnen vormen over de manier waarop de Italiaanse opera zich in de eerste decennia van de 19de eeuw ontwikkeld heeft. In een paar woorden zou men kunnen zeggen: de melodiek van Vaccaj neigt naar die van Bellini, maar mist diens combinatie van natuurlijkheid en schijnbare eenvoud. Het is er of er bij Vaccaj altijd een paar nootjes te veel staan, maar wel in muziek die ik graag eens in het theater zou willen horen! Het libretto van Romani houdt daarmee gelijke tred. Terwijl hij zich bij Bellini concentreerde op de dramatische kern, de weg naar de onvermijdelijk tragische afloop, had hij bij Vaccaj meer ruimte gegeven aan daaraan gerelateerde elementen. Zo werden Capellio en diens emoties breder uitgewerkt en werd voorafgaand aan de scène met de gifdrank plaats ingeruimd voor een uitgebreid duet van Julia en Lorenzo, hier de steun en toeverlaat van Romeo, bij Bellini later een vage ondergeschikte (huisleraar?) in dienst van Capellio. DVD-première In dit geval heeft regisseuse Cecilia Ligorio gekozen voor een tijdloze en heldere enscenering in bijna shakespeareaanse stijl. Wit is daarbij de hoofdkleur voor de Montagues en zwart voor de Capulets, waarbij Giulietta's kostuum halverwege overgaat van zwart naar wit. Niet wereldschokkend, wel voor de hand liggend en effectief. Bovendien is het daardoor een enscenering die lang mee kan, niet ongunstig voor een werk waarvan voorlopig waarschijnlijk geen tweede opname gemaakt zal worden. Ook de muzikale leiding van Sesto Quatrini, het spel van het orkest van de Accademia Teatro alla Scala en de zang van het operakoor uit Piacenza munten uit door degelijkheid, terwijl vrijwel alle solistische bijdragen het aanhoren meer dan waard zijn. Dat laatste geldt vooral voor de sopraan Leonor Bonilla en de mezzosopraan Raffaella Lupinacci in de titelrollen. Zou het om de opera van Bellini gaan, dan zou ik wellicht voor Giulietta een sopraan met een fractie lichter of helderder timbre prefereren, maar bij Vaccaj lijkt de noodlotssfeer sterker aanwezig en zijn beide solisten uitstekend op hun plaats. De derde hoofdrol en de belangrijkste tenorpartij in deze versie is niet voor Tebaldo, die al aan het einde van het eerste bedrijf door Romeo gedood wordt, maar voor vader Capellio. In die rol suggereert de zang van Leonardo Cortellazzi, die terecht niet klinkt als een 'jonge minnaar', eveneens meer dramatiek dan lyriek, maar de Tebaldo van de lyrische bariton Vasa Stajkic kon wel iets meer persoonlijkheid gebruiken. De bezetting wordt afgerond met een welluidende Lorenzo van de bariton Christian Senn en een markante moeder van de sopraan Paoletta Marrocu, die na een respectabele carrière als vertolkster van 'grote rollen' met nog altijd fraai stemmateriaal kennelijk begonnen is aan een tweede loopbaan als karakterzangeres. index |
|