![]() DVD-recensie Tsjaikovski in een betoverend prentenboek
© Paul Korenhof, april 2011
|
||
Tsjaikovski: Jevgeni Onegin Irina Oedalova (Larina), Maria Gavrilova (Tatjana), Jelena Novak (Olga), Galina Borisova (Filipjevna), Vladimir Redkin (Onegin), Nikolaj Baskov (Lenski), Aik Martirosijan (Vorst Gremin), Alexandr Arkhipov (Monsieur Triquet), Vladimir Krasov (Een kapiteitn), Alexandr Korotki (Zaretski), Vladimir Sokolovski (Een boer)
Moe van al die moderne ensceneringen die zich afspelen in gekkenhuizen (het wordt een cliché), bordelen (al veel te vaak vertoond), gevangenissen (ook niet nieuw meer) of ergens in de Palestijnse of islamitische wereld (soms wel heel erg voorspelbaar)? Dan kunt u zich laven aan deze opname van Jevgeni Onegin, in 2000 gemaakt in het Bolsjoi Theater. In Rusland blijven voorstellingen nog altijd lang op het repertoire, maar het unieke in dit geval is dat een productie uit 1944 van Boris Pokrovski voor deze gelegenheid door de bejaarde regisseur zelf weer opnieuw werd ingestudeerd. Het resultaat is meer dan allen maar een historisch interessant document. In het voetspoor van grote Russische regisseurs als Konstantin Stanislavski had de toen 32 jaar oude Pokrovski (hij overleed twee jaar geleden op 97-jarige leeftijd) een operastijl ontwikkeld, die we kunnen bestempelen als het volmaakte samengaan van Russisch realisme, Russische romantiek en dat vage onderhuidse gevoel dat wij zin het westen zo graag als 'Russische melancholie' bestempelen. Kijken naar deze enscenering, die in prachtige kleuren werd vastgelegd met veel totalen en half-totalen (helaas nog wel in 4:3) is meer dan kijken naar een theatraal museumstuk. Met zijn beelden, in werkelijk schitterende decors vol kleur en dieptewerking van Alena Pikalova, weet Pokrovski ook de moderne toeschouwer nog steeds te fascineren en in het verhaal mee te slepen, iets waar zelfs menige geslaagde 'actualisering' al na een paar jaar niet meer toe in staat is. Wie thuis is in de wereld van het ballet en de goede film, kent dat fenomeen, maar in het theater heerst kennelijk de notie dat traditie en vernieuwing absoluut niet kunnen samengaan. Helaas is er echter wel een 'maar', of beter: er zijn twee 'maren'. De eerste betreft het publiek, dat zich na ieder slotakkoord of wat erop lijkt (zelfs al na het openingskwartet...), te buiten gaat aan een applaus dat soms uitzinnige vormen aanneemt. En als dat applaus nu nog enigszins gerechtvaardigd was door het optreden van grootheden van het formaat van Galina Visjnevskaja, Joeri Mazoerok, Ivan Koslovski en Ivan Petrov, maar niets daarvan. Op het toneel staat een doorsnee uit het huidige Moskouse solisten-ensemble, maar dat bevindt zich sinds enkele decennia echt op een niveau dat ligt onder dat van het Mariinski Theater in Sint-Petersburg. Het klinkt allemaal heel gezond, betrouwbaar en solide, maar zonder al te veel gevoel voor kleuring, nuancering en karakterisering, en het moet gezegd dat kennelijk noch Pokrovski noch dirigent Mark Ermler op dit punt intensief met de solisten hebben samengewerkt. index |
||