DVD-recensie

 

© Paul Korenhof, juni 2012

 

 

R. Strauss: Die Liebe der Danae

Manuela Uhl (Danae), Mark Delavan (Jupiter), Matthias Klink (Midas), Thomas Blondelle (Merkur), Burkhard Ulrich (Pollux), Hulkar Sabirova (Xanthe), Paul Kaufmann, Clemens Bieber, Nathan De'Shon Myers, Hyung-Wook Lee (Vier Könige), Hila Fahima (Semele), Martina Welscherbach (Europa), Julia Benzinger (Alkmene), Katarina Bradic (Leda), Deutsche Oper Berlin
Dirigent: Andrew Litton
Regie: Kirsten Harms

Arthaus Musik 108032 (Blu-ray)

Opname: Berlijn, 2011


Te midden van Strauss' overige operaheldinnen heeft Danae het al van begin af aan moeilijk gehad. Het oorspronkelijk plan van Strauss om met een librettoschets van Hugo von Hofmannsthal als uitgangspunt ‘een fijnzinnig, licht ironisch zangspel’ te schrijven, bleek met andere tekstdichters moeilijk te realiseren. Toen Josef Gregor uiteindelijk, en niet echt enthousiast, met het project instemde, ging diens de voorkeur bovendien meer uit naar een grote opera met breed uitgewerkte sentimenten. Het resultaat was een mengvorm met als belangrijkste wijziging in het oorspronkelijke ontwerp, dat Jupiter nu als een van de belangrijkste personages ten tonele werd gevoerd, terwijl hij in de oorspronkelijke opzet ‘onzichtbaar over het geheel zweeft’.
De première, gedirigeerd door Clemens Krauss, zou oorspronkelijk plaatsvinden tijdens de Salzburger Festspiele 1944 met Viorica Ursuleac en Hans Hotter in de hoofdrollen, maar bij die gelegenheid kwam het niet verder dan een openbare generale repetitie. De uitvoering zelf kon geen doorgang vinden door een bevel van Nazi-leider Goebbels dat alle theaters gesloten moesten worden, en de première werd uiteindelijk uitgesteld tot de Salzburger Festspiele 1952, drie jaar na de dood van de componist, waarbij de hoofdrollen werden overgenomen door Annelies Kupper en Paul Schöffler.

Ook daarna zat het Strauss' voorlaatste opera niet mee en de enige andere mij bekende uitvoeringen in de 20ste eeuw vonden plaats in München in 1960 en 1988. Verder bleef het rond de arme Danae merkwaardig stil. Merkwaardig inderdaad, want ook volgens de componist zelf behoren delen uit de partituur, onder andere de derde akte, tot het beste wat hij geschreven heeft. In vergelijking met de zweverig fladderende Aegyptische Helena biedt Die Liebe der Danae bovendien heel wat meer 'opera', ondanks het overladen libretto van Gregor, dat in de handen van een minder capabele regisseur al snel ridicuul dreigt te worden.
Wie het soms onzinnige libretto leest, kan zich moeilijk voorstellen dat dit werk ontstond in de woeligste periode van de 20ste eeuw en als men Strauss een verwijt kan maken, is het dat hij als componist zijn ogen sloot voor de wereld om hem heen. Evenals het beduidend betere libretto van Capriccio, dat in dezelfde periode ontstond, bevat dat van Die Liebe der Danae een thematiek die geen enkele relatie vertoont met de toenmalige realiteit. Een opera over de lustgevoelens van oppergod Jupiter voor de bekoorlijke koningsdochter Danae zou beter passen in het Frankrijk van de 18de eeuw dan in het Duitsland uit de nazi-tijd. Aan de andere kant modelleerde Strauss diezelfde Jupiter ondubbelzinnig naar Wotan in Der Ring des Nibelungen en als zijn vroegere geliefden zich ontpoppen als een een soort Rheintöchter, is de parallel compleet, zeker in de enscenering van Harms, die hun scène met Wotan in het laatste bedrijf ongegeneerd in een rivier van ijsschotsen situeert. (Het 'gloeiende woestijnzand' uit het libretto moeten we maar met een korreltje zand nemen…)

Gaan we voorbij aan de kwaliteiten van het libretto en de tijd waarin het werk ontstond, dan moet ik meteen eerlijk toegeven dat ik Die Liebe der Danae prefereer boven alle andere opera's die Strauss na zijn samenwerking met Hofmannsthal gecomponeerd heeft. Met Die schweigsame Frau en Friedenstag heb ik nooit goed uit de voeten gekund, Capriccio heeft een schitterende opening en een prachtige slotscène, maar inhoudelijk verzandt het werk in semi-intellectualistisch en pseudofilosofisch geneuzel, terwijl Daphne muzikaal ongelooflijk mooi is, maar geen 'drama'. Ondanks de zwakke plekken en de veel te nadrukkelijke symboliek in het tekstboek is Strauss er namelijk wel in geslaagd in Die Liebe der Danae personages te creëren, die op overtuigende wijze uiting geven aan primaire gevoelens waardoor zij in algemeen menselijke conflictsituaties verzeild raken.
Tot mijn vreugde heeft regisseur Kirsten Harms in haar laatste productie als artistiek leider van de Deutsche Oper Berlin daarvoor ook duidelijk oog gehad. Danae is een vrouw met de allures van Arabella en tegelijk de menselijkheid van een Mozart-heldin, Jupiter is volkomen geloofwaardig in zijn woede en gekrenkte trots en zelfs Midas, die muzikaal zowaar ontstijgt aan het symbolische drijfzand waarin Strauss zijn tenoren bij voorkeur laat verzanden, wordt hier in zijn scènes met Danae een wezen van vlees en bloed. Dat alles vervatte zij in een levendige en kleurrijke enscenering die inventief een moderne aankleding combineerde met symbolen en attributen uit de klassieke wereld, waardoor de personages hun mythologische karakter bleven behouden.

Zonder 'grote namen' verzorgde de Deutsche Oper Berlin een voorstelling die muzikaal geen zwakke plek vertoont en die ondanks kleine coupures en enkele transposities een waardig pleidooi vormt voor deze miskende partituur. Manuela Uhl herhaalt haar titelrol uit de complete uitvoering die zij tien jaar geleden voor cpo opnam op basis van uitvoeringen in Kiel, waar Kirsten Harms toen intendant-regisseur was. Zo te horen stond Uhl bij deze tweede opname niet meer helemaal op haar vroegere niveau, maar mede dankzij enkele coupures en transposities slaat zij zich er uitstekend doorheen en interpretatief weet haar vertolking zeker nog te boeien, misschien wel meer dan voorheen.
Mark Delavan toont zich als Jupiter een uitstekende Wagner-bariton (inderdaad, hij heeft ook Wotan op zijn repertoire), Matthias Klink weet Midas interessanter te maken dan deze rol op het eerste gezicht lijkt en het ensemble kleinere rollen wordt aangevoerd door een vermakelijke Merkur van Thomas Blondelle en een leuk getypeerde Pollux van Burkhard Ulrich. Kostelijk is in de openingsscène de schildering van diens faillissement door het wegdragen van de schilderijen uit zijn privémuseum…

De blu-raydisc zorgt voor een scherp beeld met opmerkelijk veel diepte en mutatis mutandis kan hetzelfde gezegd worden van de orkestklank. De weergave van de stemmen staat in de eerste twee bedrijven op hetzelfde niveau, maar klinkt in het laatste bedrijf wat vlakker, waarschijnlijk onder invloed van een slecht reflecterend decor. Als bonus zien we een korte documentaire met onder meer repetitieflitsen en interviews met Kirsten Harms, die met deze productie afscheid nam van de Deutsche Oper Berlin, en dramaturg Andreas Meyer.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links