![]() DVD-recensie Muzikale sprankeling in Pesaro
© Paul Korenhof, september 2014
|
Het Rossini Festival in Pesaro beleeft gouden tijden. Een halve eeuw geleden, toen de operawereld zich nog kon verheugen over een flinke hoeveelheid zangers voor de opera's van Verdi en Wagner, waren echte Rossini-specialisten zeldzaam, zeker onder de tenoren en de bassen. Sinds de instelling van het Rossini Festival, door het Italiaanse parlement zelfs met een wet bekrachtigd, en de daardoor bevorderde wereldwijde Rossini-renaissance is het tij echter gekeerd. Een opera van Verdi of Wagner is tegenwoordig nauwelijks goed te bezetten, maar behalve over een groot aantal virtuoze sopranen en mezzosopranen beschikken we inmiddels ook over steeds meer bassen met een goede coloratuurtechniek. Het grootste wonder is echter de explosieve toename van het aantal specifieke Rossini-tenoren met een licht, helder timbre, een stratosferische hoogte, een enorme virtuositeit en daarbij ook nog een grote beheersing van het vibrato. Waartoe dat alles kan leiden, demonstreerde het Rossini Festival vorig jaar met een nieuwe productie van L'Italiana in Algeri met uitsluitend zangers van de nieuwste generatie, aangevoerd door de jonge Russische mezzosopraan Anna Goryachova in de titelrol. Zij klinkt in de laagte minder vol dan Teresa Berganza (aan de borsttonen van Marilyn Horne denk ik maar helemaal niet) en haar coloraturen zijn ook een fractie minder gearticuleerd, maar over het geheel staat zij haar mannetje in een zelfverzekerde vertolking. Wel schakelt zij in haar lyriek moeiteloos over naar de meer serieuze momenten, maar toch overtuigt zij meer door haar virtuositeit dan op de momenten waarop zij zich tegenover haar tegenspelers gemeend (Lindoro) of gespeeld (Mustafà) verleidelijk opstelt. De serieuze kant van zowel haar karakter als het werk blijven daardoor te veel achter het komedianteske van deze voorstelling verborgen en dat is niet alleen jammer, het is ook onjuist. In een echte komedie is het serieuze namelijk wel degelijk aanwezig, zeker bij Rossini, die zijn vrouwelijke hoofdpersonen altijd bijzonder serieus neemt, als ware voorloopsters van de romantische Bellini-heldinnen. De absolute winnaar van deze uitvoering is daarmee de bas Alex Esposito als een kapitale Mustafà met geciseleerde coloraturen, terwijl hij er bovendien in slaagt bij alle vocale capriolen de sonoriteit van zijn timbre te bewaren. Dat laatste lukt de tenor Yijie Shi iets minder. Alle nootjes zijn er wel, wat Rossini ook van hem vraagt, maar een fractie van de charme van Luigi Alva in de opname met Teresa Berganza zou zijn rol al meer reliëf hebben gegeven. De hen omringende solisten staan op het niveau dat men van het festival in Pesaro mag verwachten met zelfs als uitschieter de bariton Mario Cassi die de onnozele Taddeo heel wat minder sullig neerzet dan meestal gebeurt. Hoe het ook zij: in deze regie vinden we het zoveelste voorbeeld van een regisseur die absoluut niet gelooft dat een muzikale komedie nog uit zichzelf leuk kan zijn. Dat tekst, muziek en verhaalsituaties grappig zijn, komt er bij Livermore kennelijk niet in en dus verzint hij er maar van alles bij om het door de televisie afgestompte publiek zijn noodzakelijke dosis in hoog tempo afgewerkte visuele vermaak te geven. En om het niveau te illustreren: om het echt leuk te maken krijgen Mustafà en zijn aanhang tijdens de slotscènes zelfs varkensneuzen opgezet. Onderbroekenlol wordt het nog net niet, maar kinderachtig, would be en platvloers is het regelmatig. Is het moderne operapubliek muzikaal echt zo afgestompt dat dit soort visuele leut nodig is? O ja, wie de laatste tien minuten helemaal begrijpt, mag zijn vinger opsteken. index |
|