DVD-recensie

 

© Paul Korenhof, oktober 2013

 

Rossini: Adelaide di Borgogna

Daniela Barcellona (Ottone), Jessica Pratt (Adelaide), Bogdan Mihai (Adelberto), Nicola Ulivieri (Berengario), Jeannette Fischer (Eurice), Francesca Pierpaoli (Iroldo), Clemente Antonio Daliotti (Ernesto), Teatro Comunale di Bologna
Dirigent: Dmitri Jurowski
Regie: Pier' Alli

Arthaus Musik 101 646 (2 dvd's)

Opname: Pesaro, augustus 2011

 

De minder bekende opera's van Rossini verrassen mij regelmatig door het onverwachte gevoel voor muziekdrama, maar met Adelaide di Borgogna heb ik toch een beetje moeite. Rossini schreef het werk in 1817, na een meesterwerk als La cenerentola en evenmin te versmaden opera's als La gazza ladra en Armida, terwijl het werk onmiddellijk gevolgd werd door Mosè in Egitto, een van de sleutelwerken in zijn oeuvre. Adelaide di Borgogna lijkt ook in ander opzicht 'een tussendoortje', vol onmiskenbare Rossini-muziek, vlot, knap geschreven en een lust voor de liefhebbers van het bel canto uit die periode, maar muziekdramatisch wat kleurloos.
Als er al enige relatie bestaat tussen muziek en dramatische inhoud, is die voor onze oren nauwelijks nog waarneembaar en af en toe is echt onduidelijk of we ons in een serieuze opera bevinden of in een pure komedie. Toch gaat het hier wel degelijk om een late opera seria rond Adelheid van Bourgondië die wordt bedreigd door de boze Berengard en die tegelijk wordt beschuldigd van de moord op haar eerste echtgenoot. Zij wordt gered door de Duitse keizer Otto de Grote, die op zijn beurt eveneens slachtoffer dreigt te worden van de onbetrouwbare Berengard. Het loopt echter allemaal goed af en uiteindelijk trouwt Otto met Adelheid, waarmee het libretto van Giovanni Federico Schmidt in grote lijnen overeenkomst met de geschiedenisboekjes, ondanks het feit dat hij de gebeurtenissen verplaatste van 951 naar 947.

In de hele lijst van Rossini's opera's blijkt Adelaide di Borgogna tot de minst succesvolle en minst uitgevoerde te behoren. De première op 27 december 1817 in het Teatro Argentina in Rome bleek een nog groter fiasco dan die van Il barbiere di Siviglia, tweeëntwintig maanden eerder in hetzelfde theater. Nu was er weliswaar applaus voor één enkele zanger, een buffobas die op het laatste moment was ingevallen, maar verder viel het werk grote onverschilligheid ten deel, terwijl bij de Barbiere in ieder geval soms nog hartelijk gelachen werd. Uitvoeringen elders in Italië waren in de hele 19de eeuw op de vingers van één hand te tellen en ook in de 20ste eeuw wekte het werk zo weinig belangstelling, dat ik nog steeds geen uitvoering buiten Italië heb kunnen vinden.

Als de uitvoering die in 2011 tijdens het Rossini Festival van Pesaro werd gegeven, ons er niet van overtuigt dat Adelaide di Borgogna als opera wel degelijk de moeite waard is, kan dat ten dele misschien op rekening worden geschreven van regisseur-ontwerper Pier' Alli, die er niet in slaagde het werk enige spankracht te verlenen. Hij verplaatste de handeling een paar eeuwen in onze richting en naar een onbekend fantasieland waar de kleding uit een vreemde mengelmoes van stijlen bestaat. De toneelbeelden lijken voor een deel overgenomen uit een ouderwets prentenboek, maar regelmatig worden in plaats van decors ook videoprojecties gebruikt die niet echt iets aan het drama lijken toe te voegen. Het blijft allemaal wat vrijblijvend met als gevolg dat de personages niet de kans krijgen om theatraal tot leven te komen.

Muzikaal zit het allemaal gelukkig beter in elkaar en als we het werk niet zien als 'drama', maar als een aaneenschakeling van losse aria's, duetten en andere fragmenten, valt er heel wat te genieten, vooral dankzij de 'prima donna' en de 'seconda donna'. Als Adelheid (Adelaide) horen we een prachtig lyrische maar bij vlagen ook heerlijk felle Jessica Pratt en beide uitersten weet zij aan het begin van het tweede bedrijf heerlijk te combineren in haar duet met Adelberto, de tenor Bogdan Mihai, die met zijn soepele, lyrische vocalistiek eveneens een aantrekkelijke bijdrage levert. Haar mooiste momenten bewaart Pratt echter voor haar scènes met de 'seconda donna', de mezzosopraan Daniela Barcellona, die hier als Otto de Grote (Ottone) een nieuwe travestierol aan haar repertoire toevoegt, en voor haar virtuoze aria vlak vóór de slotscène.

 Van de overige vocale bijdragen verdient zeker ook de solide Berengard van de bas Nicola Ulivieri vermeld te worden, terwijl in de bak Dmitri Jurowski zich bij dit alles een ervaren begeleider toont. Daarbij weet hij met het in dit repertoire doorknede orkest uit Bologna dankbaar gebruik te maken van de mogelijkheden die Rossini te bieden heeft en dat alles draagt ertoe bij dat deze uitgave voor de liefhebber beslist de moeite waard is. De kwaliteit van beeld en geluid alsmede de genereuze verdeling van de muziek over twee schijfjes met een uitgebreide 'making of' als toegift vormen evenzovele extra pluspunten.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links