DVD-recensie

Terfel beheerst indrukwekkende Tosca

 

© Paul Korenhof, november 2012

 

 

Puccini: Tosca

Angela Gheorghiu (Floria Tosca), Jonas Kaufmann (Mario Cavaradossi), Bryn Terfel (Baron Scarpia), Lukas Jakobski (Cesare Angelotti), Jeremy White (Il sagrestano), Hubert Francis (Spoletta), ZhengZhong Zhou (Sciarrone), William Payne (Un pastore), John Morrisey (Un carceriere), Royal Opera House Chorus & Orchestra
Dirigent: Antonio Pappano
Regie: Jonathan Kent

EMI 4040639

Opname: Londen, 14 & 17 juli 2011


Een Tosca uit Covent Garden zonder de legendarische decors en kostuums van Franco Zeffirelli blijft wennen, maar de inmiddels ook alweer zes jaar oude productie van Jonathan Kent in decors en kostuums van Paul Brown is een goed en kleurrijk alternatief. Toch ontgaat het nut van deze 'vernieuwing' mij nog steeds, afgezien dan van het feit dat Zeffirelli's belichting niet meer voldeed aan de moderne eisen en dat wellicht de oude decors behoorlijk versleten waren. De nieuwe productie komt weliswaar iets gestileerder over dan de vorige. maar is daarom niet minder traditioneel.

Nu heb ik tegen een goede traditionele benadering absoluut geen bezwaar, zeker niet bij een opera van Puccini, zolang er nieuwe inzichten geboden worden, maar van dat laatste zie ik weinig. Er wordt over het geheel goed geacteerd (alleen Angela Gheorghiu blijft op dit punt een beetje achter), maar zelfs in de zoveelste herinstudering was Zeffirelli's tekening van de personages nog altijd iets gedetailleerder dan die van Kent. Die zin behoeft meteen een nuancering.
De Scarpia van Bryn Terfel zou best wel eens de meest gedetailleerde en meest uitgediepte kunnen zijn sinds de vertolking van Tito Gobbi, maar dat komt vooral tot uiting in zijn 'solo-momenten', niet alleen tijdens het 'Te Deum' (zijn gezicht daar is een studie waard), maar ook als hij tijdens de tweede akte toont hoe hij in gedachten op Tosca reageert. In de directe confrontatie met zijn prooi blijkt het minder duidelijk, en iets dergelijks geldt voor Jonas Kaufmann: als de camera hem vangt tijdens zijn aria's op andere 'gedachten', is hij de in alle opzichten superieure Cavaradossi van dit moment. In zijn twee grote duetten blijft hij echter een momenteel ongeëvenaarde Puccini-tenor in een mooie romantische benadering van zijn partij, terwijl wijlen Franco Corelli jaloers zou kunnen worden op een 'Vittoria!' waarvoor ieder Italiaans of Amerikaans theater zou worden afgebroken. (Hier houdt het publiek zich in, terwijl het toch verder niet zuinig is met applaus, en terwijl Pappano dat juist lijkt aan te moedigen door na 'Recondita armonia' de muziek even stil te zetten ter wille van zij stertenor - een goedkope ingreep die niet bij deze voorstelling past.)
Laat ik daar meteen aan toevoegen dat ik voor beide rollen momenteel geen betere vertolkers zou weten, niet interpretatief, maar ook niet vocaal. Kaufmann beheerst het hele scala van pianissimo en mezza voce tot fraai gedoseerd fortissimo op een manier die mij ondanks het timbreverschil nog steeds aan Richard Tauber doet denken en zingt in zijn 'E lucevan le stelle' die sterren bijna letterlijk van de hemel. Als we hem al mogen beschouwen als een klasse apart, geldt dat zo mogelijk nog meer voor Bryn Terfel. In zijn jongste Wotan uit Covent Garden klonk hij in mijn oren iets dunner dan normaal, maar in deze opname uit juli 2011 horen we nog steeds een volumineuze bariton met 'echt brons' in het timbre en gehanteerd met een superbe vocalistiek.

De kleinere rollen zijn adequaat bezet, maar missen naar mijn smaak toch de vereiste italianità, en dat geldt dan vooral voor de wat zompige koster van Jeremy White, maat muzikaal staat deze voorstelling zo stevig als de drie gebouwen in Rome die tot inspiratie dienden. Dat danken we vooral aan Antonio Pappano, niet alleen een geboren operadirigent die het Italiaanse repertoire na aan het hart ligt, maar ook een uitzonderlijk chef-dirigent. Afgezien van James Levine in New York hebben we de afgelopen decennia eigenlijk maar weinig dirigenten meegemaakt die zich zo met hart en ziel aan 'hun' theater hebben gewijd, maar de resultaten spreken voor zich. De vocale prestaties mogen dan niet altijd van het hoogste niveau zijn, maar een voorstelling met Pappano in de bak betekent wel dat er iets gebeurt, en niet alleen muzikaal. Het lijkt of iedereen zich door hem geïnspireerd voelt om ook op het toneel zijn beste beentje voor te zetten en dat maakt ook deze Tosca nergens neigt naar het routineuze. En als bij dit werk ook uit de orkestbak vuurwerk komt, blijkt het toch een opera waarbij alle mogelijke kritiek op het libretto en de dramaturgie wegvallen tegen de muzikale kracht van Puccini's partituur.

Tja, en dan blijf ik zitten met Angela Gheorghiu, ontegenzeglijk een van de interessantste zangeressen van deze tijd. Haar liefde voor Puccini is algemeen bekend, maar voor mij blijft zij ideaal voor Mimì, Suor Angelica en Liù, terwijl zij onder gunstige omstandigheden eveneens hoge ogen kan gooien als Manon Lescaut en Madama Butterfly. Floria Tosca blijft haar echter een maatje te groot, muzikaal en als rol. Niet alleen komt haar overwegend lyrische sopraan aan kracht te kort voor Tosca's emotionele, soms zelfs geëxalteerde uitbarstingen, maar zij mist ook het borstregister om Scarpia effectief partij te kunnen geven. Tot op zekere hoogte kan hetzelfde gezegd worden van sopranen als Pilar Lorengar en Raina Kabaivanska, die de Romeinse primadonna wel overtuigend wisten neer te zetten.
Het grootste probleem van Gheorghiu in juist deze rol is dat zij niet echt een groot actrice is. Zijn raakt niet echt met een rol vergroeid, maar 'speelt' die, met veel inzet en overtuiging, maar zonder hier toch echt helemaal overtuigend te worden. Haar Tosca komt te jong en te meisjesachtig over, soms ook iets te gemaniëreerd, en alle juwelen waarmee zij zich voor deze voorstelling heeft getooid (de kranten stonden er vol van) kunnen dat niet verhullen. Als Floria Tosca al een interessant karakter is (wat ik - in het voetspoor van onder meer Maria Callas - durf te betwijfelen), ligt dat in de omstandigheid dat zij als volwassen vrouw zichzelf en haar emoties niet onder controle heeft.
Luister ik naar de tweede akte van deze opname zonder ernaar te kijken, dan word ik meegesleept als zelden tevoren en komt de intensiteit van deze uitvoering dankzij Terfel, Kaufmann en Pappano voor mij dicht in de buurt van de legendarische opname onder De Sabata. In dat geheel draait Gheorghiu dankzij haar zang uitstekend mee, al haalt zij als persoonlijkheid niet het niveau van Callas, Tebaldi of Milanov, maar met het beeld erbij overtuigt zij iets minder door haar extraverte, tamelijk clichématige acteren, samengaand met een niet altijd even natuurlijke tekstbehandeling, bijvoorbeeld in het gedeclameerde 'E avanti a lui tremava tutta Roma!' Dan maar het beeld uit zetten? Maar wie dat doet, berooft zich van het genot Terfel met roofdierachtige motoriek bezig te zien als een wellustige, verfijnd sadistische Scarpia.

De uitgave wordt gecompleteerd door een boekwerkje waarin we ook weer eens een synopsis en een toelichting aantreffen, beide in drie talen, ­en dankzij de samenwerking met de BBC kon ook de documentaire worden opgenomen die Pappano voor die omroep gemaakt had. Al met al een uitstekende verzorgde productie, maar het vreemde is dat in, naarmate de technische verzorging beter is, ik meer verlangen heb om (ook) de bluray-disc te zien. Dat geldt zeker bij deze Tosca, en niet alleen vanwege de door Gheorghiu geshowde juwelen. Beeld en geluid van de dvd (1080/60 - LPCM 48kHz/16bit 1.5 Mbps) zijn uitstekend, maar vooral tijdens de tweede akte werd ik toch nieuwsgierig naar die fractie meer kleurcontrast en scherpte van de bluray-disc. En als een Tosca muzikaal opwindend is, kan net dat extra beetje ­brille in de klank ook geen kwaad!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links