DVD-recensie

Toen vernieuwing nog niet hoefde...

 

© Paul Korenhof, juni 2012

 

 

Puccini: Tosca

Raina Kabaivanska (Floria Tosca), Flaviano Labò (Mario Cavaradossi), Gian Piero Mastromei (Scarpia), Carlo Mericiano (Angelotti), Fernando Jacopucci (Spoletta), Guido Mazzini (Sagrestano), Franco Lombardi (Sciarrone), Toshiko Tsunemori (Pastore), Union of Japan Professional Choruses, NHK Symphony Orchestra
Dirigent: Oliviero De Fabritiis

VAI 4548

Opname: Tokio, 24 september 1973

 


Dramaturgisch mag Tosca dan een flinterdun effectwerkwerk zijn dat aan alle kanten rammelt met personages zonder enige diepgang die slechts enkele basale emoties kennen (Callas verklaarde ooit dat zij na talloze voorstellingen er nog steeds niet veel van begreep), maar in een goede uitvoering is het werk onweerstaanbaar. En met een goede uitvoering bedoel ik niet dat er een regisseur aan het werk is geweest die met allerlei kunstgrepen probeert het stuk 'iets te laten zeggen' aan een modern publiek. Een goede uitvoering van Puccini's opera is een uitvoering waarbij datzelfde publiek wordt meegesleept door de muziek, want laten we eerlijk zijn: wie gaat er nu naar Tosca om te zien wat een regisseur bij elkaar heeft weten te verzinnen?

Tot de voor mij onvergetelijke voorstellingen behoort die welke ik ooit in een zomers Parijs vanuit de boven het orkest gelegen directieloge meemaakte met achter mij Alain Vanzo, die avond de 'reserve' voor Jaime (Giacomo) Aragall. Pas toen deze Spaanse tenor, berucht om zijn zenuwen en zijn plotselinge plankenkoortsen, veilig door zijn 'Vittoria!' in de tweede akte heen was gekomen, was redelijk zeker dat hij de voorstelling zou voltooien en mocht Vanzo naar huis…
Aragall, voor Puccini en de meer lyrische Verdi-partijen (zijn Don Carlos is voor mij onvergetelijk) een van de beste tenoren van zijn generatie, maakte die avond deel uit van een solistentrio zoals ik dat dolgraag nog eens zou meemaken, met de Bulgaarse sopraan Raina Kabaivanska in de titelrol en de Amerikaanse bariton Sherrill Milnes als Scarpia. Koor en orkest onder leiding van Thomas Fulton weerden zich uitstekend, de enscenering was saai en fantasieloos, maar het vocale aandeel van de drie hoofdrolsolisten was opera op het hoogste niveau!

Mijn grootste interesse ging die avond uit naar Kabaivanska, een Puccini-zangeres bij uitstek, die ik echter nog nooit 'live' in die rol gehoord had. Ik kende haar slanke, elegante verschijning, maar ook haar stem die eenzelfde slanke, elegante indruk maakte en waarvan ik eigenlijk betwijfelde of zij wel op haar plaats was in een partij met grote emotionele uitbarstingen. Mijn vrees bleek ongegrond. Vocaal leverde de rol haar geen enkel probleem op, maar bovendien bleek zij een veel jeugdiger Floria Tosca dan ik gewend was, wat de opera bovendien een stuk geloofwaardiger maakte.
Een 'volwassen' Tosca die zich op een dergelijke manier laat verblinden door haar jaloezie, komt snel 'dom' over, maar Kabaivanska gaf haar rol een bijna wereldvreemde onvolwassenheid mee die haar reacties, zowel in haar duetten met Mario als in haar confrontaties met Scarpia een stuk geloofwaardiger maakte. De opname die zij in 1984 voor Balkanton maakte, kon mij echter maar matig overtuigen en met de herinnering aan Parijs in mijn oren klonk die zelfs vlak en ongeïnteresseerd.

Een welkom eerbetoon aan Raina Kabaivanska, een van de grote verismo-sopranen van haar tijd, is een dvd met de banden van een voorstelling die op 24 september 1973 gegeven werd in Tokio in het kader van de serie Lirica Italiana, waarvoor decennia lang complete voorstellingen uit Italië naar Tokio werden overgebracht. Althans: nagenoeg compleet. Koor en orkest waren Japans en ook een (onzichtbare) bijrol mocht soms door een plaatselijke solist vertolkt worden.
Dankzij de Japanse televisie zijn veel van die voorstellingen gelukkig ook bewaard gebleven, zij het in een zeer matige beeldkwaliteit en met Japanse ondertitels (de door VAI uitgebrachte dvd's plaatsen daar desgewenst andere ondertitels overheen). Als door een wonder blijken de geluidsbanden meestal echter uitstekend van kwaliteit en diverse uitgaven van VAI, waaronder Lucia di Lammermoor met Renata Scotto en Carlo Bergonzi en La traviata met Scotto en een jonge José Carreras, behoren daardoor tot de hoekstenen van mijn verzameling.

Op dit algemene beeld vormt deze Tosca geen uitzondering. Laat u echter niet afschrikken door de openingsbeelden met grijze totaalshots. Naarmate de camera de solisten beter in het vizier neemt, stijgt de beeldkwaliteit. De kleuren worden helderder, de contouren scherper en - het belangrijkste! - de gelaatsexpressie van de zangers komt zo goed over dat ik alle technische onvolkomenheden al snel op de koop toe nam. En dat dan mede dankzij de over het geheel voortreffelijke, niet al te brede maar wel heldere stereoklank.

Wat we horen - en ook redelijk kunnen zien - is een 'lekker ouderwetse' Tosca, in degelijke Puccini-stijl gedirigeerd door Oliviero de Fabritiis en afgezien van het rommelige koor op een vocaal niveau dat ieder theater van nu zich alleen maar kan wensen. Kabaivanska, die bij ons nooit de faam heeft gekregen die haar toekwam, is hier wederom een lyrische, soms bijna broze titelheldin, geloofwaardig in haar menselijke en opmerkelijk gedetailleerde uitwerking van haar rol en vol 'italianità'.
Tegenover haar staat de sterk onderschatte tenor Flaviano Labò, die wij hier wel twee maal hebben kunnen horen, maar die toen helaas niet op z'n best was. Hier presenteert hij een gezond, stralend stemgeluid op het niveau van de Don Carlos die hij ooit voor DGG opnam. Soms neigt hij licht naar het larmoyante, maar dat zij hem vergeven. Waar vinden we tegenwoordig nog zo'n op en top 'Italiaanse' Cavaradossi? (Met alle respect voor Jonas Kaufmann: vocaal is hij een klasse apart, maar in dit repertoire klinkt hij mij net iets te gecultiveerd.)

Misschien wel de grootste verrassing vormt echter de Scarpia van de Italiaans-Argentijnse bariton Gian Piero Mastromei. Ook hij is onderschat, dat wist ik, maar ik was niet voorbereid op het lyrische venijn waarmee hij deze rol kon bezielen en die van de vileine Romeinse politiechef weer een elegante edelman maakt. Scarpia is een schurk, zonder meer, maar een schurk van adel die meer fluweel dan staal in zijn stem moet hebben. Mastromei maakt dat waar, maar doet dat bovendien met een brede, volumineuze bariton zoals er tegenwoordig niet veel te vinden zijn. Ik heb grote bewondering voor zangers als Hampson, Lucic, Álvarez, Hvorostovsky en Keenlyside, maar zij blijven lyrische baritons zonder het brons voor de echte grote Verdi-partijen, laat staan dat zij de vocale allure hebben voor Rigoletto, Simon Boccanegra en zeker Scarpia! Maar ja, we leven nu eenmaal in een tijd waarin de nu zeventig jaar oude (lyrische!) Leo Nucci nog steeds onbetwist de grootste Verdi-bariton is…
In de kleinere rollen horen we diverse grote comprimario's uit die periode en weer wordt bewezen hoeveel de muziek van Puccini wint als juist die kleine, sterk sfeerbepalende partijen met doorknede Italiaanse solisten bezet zijn. De korte scènes van Cavaradossi met Angelotti die vaak vrijwel ongemerkt voorbijgaan, krijgen hier door het samenspel van Labò met Carlo Mericiani een opmerkelijke dramatiek, terwijl Guido Mazzini zich als de koster een meester van het vocale detail betoont zonder te vervallen in het chargeren waarmee zoveel andere zangers deze rol menen te moeten 'opleuken'.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links