DVD-recensie

Tosca in Verona

 

© Paul Korenhof, augustus 2011

 

 

Puccini: Tosca

Fiorenza Cedolins (Floria Tosca), Marcelo Álvarez (Mario Cavaradossi), Ruggero Raimondi (Il barone Scarpia), Marco Spotti (Cesare Angelotti), Fabio Previati (Il sagrestano), Enrico Facini (Spoletta), Giuliano Pelizon (Sciarrone), Angelo Nardinocchi (Un carceriere), Ottavia Dorrucci (Un pastorello), Arena di Verona
Dirigent: Daniel Oren
Regie: Hugo de Ana

Arthaus Musik 108 027

Opname: Verona 2006 (Unitel)


Uit de meer dan levensgrote theaterruimte van de Arena in Verona een meer dan levensgrote Tosca in een uitvoering die de muzikale emoties en de meer dan levensgrote theatrale effecten op een welhaast verpletterende wijze over het voetlicht brengen. Of de impact ter plekke ook zo groot was, kan ik niet beoordelen omdat ik die voorstelling indertijd niet zelf heb meegemaakt, maar ik kan me zo snel niet herinneren dat een uitvoering van deze opera via de beeldbuis zo overtuigend op mij is overgekomen.
Natuurlijk blijft Tosca dramaturgisch een probleem en ik kan me levendig voorstellen dat Callas helemaal niet zo weg was van de titelrol, ondanks het succes dat zij er altijd mee had gehad. Psychologisch zijn de karakters van zowel Tosca als Scarpia, ondanks al hun uitvergrote dramatische gestes, zo plat als een dubbeltje en op de keper beschouwd heeft Cavaradossi zelfs helemaal geen karakter, alleen maar een paar mooie en bijzonder effectieve melodieën om te zingen.
Puccini moet zich van dat alles heel goed bewust zijn geweest en het theatrale effect heeft hij daarbij overduidelijk en schaamteloos nagestreefd. Anders is niet bijvoorbeeld verklaren dat hij aan het slot, na Tosca's 'O Scarpia, avanti a Dio!' de opera eindigt door haar zelfmoord te begeleiden met de hoofdmelodie uit Cavaradossi's aria 'E lucevan le stelle'. Het effect is niet te ontkennen, maar dramaturgisch slaat het natuurlijk nergens op: het is een melodie die totaal niet in relatie staat tot Scarpia en die Tosca zelfs nooit gehoord heeft, laat staan dat zij eerder in de opera zelf gezongen heeft. Het is een liefdesmotief dat Cavaradossi ooit - en in gedachten! - richtte aan Tosca, maar Cavaradossi is op dat moment al lang en breed dood.
De vraag blijft dus wat de componist met die melodie uit de immens populaire tenor-aria op deze plaats wil uitdrukken. Misschien dat hij zelf zo zielsveel van zijn heldin hield, dat hij zich met Cavaradossi ging identificeren? In zijn boek Opera as drama karakteriseert Joseph Kerman de partituur van Tosca als 'muziek met de banaliteit van kroegmuziek' en hoewel hij daarmee onrecht doet aan de ingenieuze manier waarop Puccini zijn melodische invallen heeft uitgewerkt en georkestreerd, heeft hij zonder meer gelijk als hij doelt op de dramaturgische kwaliteiten van deze muziek.

Dat alles neemt niet weg dat een goede uitvoering van Puccini´s jaloeziedrama niet alleen iedere zaal plat krijgt, maar ook de kritische eenling in de huiskamer. Dat zoiets hier ook gebeurt, is te danken aan een bijzonder gelukkige samenloop van omstandigheden. Zo zien we hier een goed geregisseerde voorstelling in een gematigd moderne vormgeving die het in de partituur beschreven drama volledig in stand houdt zonder dat enige ´regievondst´ voor een vraagteken zorgt. Muzikaal is de uitvoering al even overtuigend en ´partituurgetrouw´, terwijl we hier de gelukkig toeval hebben van een op alle punten uitzonderlijk sterke rolbezetting.

Om met de solisten te beginnen: die kunnen op moment nauwelijks beter. Fiorenza Cedolins kan beschouwd worden als de enige prima donna van het huidige Italiaanse operatoneel, met een repertoire dat vrijwel even breed is als dat van Callas in haar hoogtijdagen, maar anders dan bij haar Griekse voorgangster ligt haar grote kracht minder bij het bel canto dan in de werken van Verdi (vooral de 'late' Verdi) en Puccini. Floria Tosca lijkt haar bovendien op het lijf geschreven. Vocaal combineert zij de lyriek met de grote emoties, zij weet uitstekend met de tekst om te gaan, is ook qua uiterlijk helemaal geloofwaardig in haar rol en paart dat aan een acteerkunst die haar op het toneel op en top de grote prima donna laat zijn.
Tegenover haar staat een monumentale Scarpia van Ruggero Raimondi, uiterst gedetailleerd in zijn karakterisering en met een stem die zelfs in Verona met een sinistere dreiging tot de achterste rij lijkt te orgelen. Echte grote baritonstemmen zijn momenteel zeldzaam en ook de bas (beter: 'basse chantante') van Raimondi behoort niet tot die categorie, maar hij bezit wel helemaal de 'bite' die voor deze rol nodig is en alleen op meer ingehouden momenten mis ik iets van de helderheid van een Tito Gobbi of een Cornell MacNeil.
Uitstekend op zijn plaats is hier ook Marcelo Álvarez, die mij als Verdi-tenor nooit honderd procent heeft kunnen overtuigen, maar die precies de lyrisch getinte spinto-tenor bezit voor deze muziek en die ook stilistisch net dat melodramatische in zijn voordracht heeft zonder dat zijn zang larmoyant gaat klinken, waardoor Puccini's tenormelodieën zo onweerstaanbaar kunnen worden dat je het totaal ontbreken van iedere karakterisering vergeet.
Een extra woord van lof verdient de bezetting van de kleinere rollen, die niet alleen individueel stuk voor stuk uitmuntend bezet zijn, maar die ook eindelijk weer eens een echt Italiaans ensemble vormen. Voor een opera van Puccini, de componist van de 'piccole cose', is dat essentieel voor de sfeer en de dieptewerking. De enige 'afwijking' van de partituur is de bezetting van de herdersjongen in de derde akte met een meisjessopraan, waarschijnlijk omdat de gemiddelde jongensstem toch net iets te ijl klinkt voor de grote ruimte van de Arena.

Uit de bak klinkt indrukwekkend orkestspel onder leiding van Daniel Oren, dat bovendien met meesterhand werd vastgelegd, met een warmte en een volheid van klank alsof het een studio-opname betreft in plaats van een uitvoering in de open lucht. Terecht concentreert Oren zich hier wel meer op de grote lijnen dan op de details, maar dankzij een gedisciplineerd spelend orkest zijn al Puccini's instrumentale juweeltjes wel hoorbaar en dat gebeurt zelf in een akoestisch goed functionerend theater niet altijd.
De regie van Hugo de Ana volgt dezelfde lijn: niet te veel details, maar wel grote helderheid en een sterke theatrale discipline waardoor de handeling nergens slordig, goedkoop of oppervlakkig wordt. En dan heeft zo'n min of meer 'traditionele' regie voor de dvd wel enorme voordelen. Naar zo'n enscenering kan ik ook over een groot aantal jaren nog kijken, terwijl ik bijvoorbeeld bij de indrukwekkende maar veel 'modernere' enscenering van Nikolaus Lehnhoff voor De Nederlandse Opera al heel snel een gevoel had van 'nou weet ik het wel'. Het blijft onvermijdelijk: hoe 'tijdlozer' de regie is, hoe langer de voorstelling mee kan!
Tot slot een woord over de door mij bekeken Blu-ray-Disc: die blijkt qua beeld zo scherp gedefinieerd als ik nog nooit een voorstelling uit Verona op het beeldscherm gezien heb, terwijl het geluid zich dus met dat van de beste studio-opname kan meten. Kortom: een traditionele opera in een traditionele aanpak, maar voor de liefhebbers van het genre een aanrader van de eerste orde!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links