DVD-recensie

Alexia Voulgaridou - geboren voor Puccini

 

© Paul Korenhof, juni 2014

 

Puccini: Madama Butterfly

Alexia Voulgaridou (Cio-Cio-San), Cristina Damian (Suzuki), Ida Aldrian (Kate Pinkerton), Teodor Ilincai (B.F. Pinkerton), Lauri Vasar (Sharpless), Jürgen Sacher (Goro), Viktor Rud (Il Principe Yamadori), Yongmin Park (Lo Zio Bonzo),
Thomas Florio (Il Commissario Imperiale), koor van de Staatsoper Hamburg, Philharmoniker Hamburg
Dirigent: Alexander Joel
Regie: Vincent Boussard

Arthaus Musik 108106 (Blu-ray)

Opname: Hamburg, november 2012

 

In november 2012 presenteerde de Hamburgse Staatsopera een nieuwe productie van Madama Butterfly die al bij voorbaat grote aandacht trok doordat niemand minder dan de Parijse modegigant Christian Lacroix was aangetrokken voor de kostuums. Op dat punt werd het bepaald geen teleurstelling. De eveneens Franse regisseur Vincent Boussard had weliswaar gekozen voor een 'eigentijdse' aankleding, maar dat verhinderde Lacroix niet om met zijn ontwerpen oogverblindende effecten te bereiken. Weliswaar deed de veelkleurige en tot in de kleinste details uitgewerkte exotiek in de eerste akte meer aan een Japanse show op een wereldtentoonstelling denken dan aan het dagelijks leven in het Nagasaki aan het einde van de 19de eeuw, maar het effect was zonder meer oogverblindend. Sterker nog: juist door het huwelijkstafereel aldus tot een onwaarschijnlijk visueel niveau te verheffen, creëerden Boussard en Lacroix een extra navrant contrast met de desolate Cio-Cio-San in shirt en jeans die zich in het tweede bedrijf volledig van de buitenwereld heeft afgesloten in afwachting van de terugkomst van haar geliefde.

De 'actualisering' van Boussard is bij dat alles van de beste soort die men zich wensen kan en laat het drama zich volledig afspelen in overeenstemming met tekst en muziek. Het 'actuele' beperkt zich in feite tot de eigentijdse kostuums en een moderne psychologisering, maar laten we eerlijk zijn: dat was in het theater normaal van Aischylos tot Rossini en gold evenzeer voor Shakespeare en Vondel als voor Monteverdi, Händel en Mozart. Sinds de Ring van Chéreau is het operapubliek daaraan gelukkig weer gewend geraakt en het werkt hier verbluffend sterk in de toneelbeelden die Boussard en Lacroix creëerden in het sobere eenheidsdecor van Vincent Lemaire. Hun Madama Butterfly speelt zich af in een kale ruimte met twee hoge schuifdeuren, enkele requisieten en in het midden een enorme wenteltrap die uit het niets lijkt te komen en ook weer in het niets verdwijnt.

Wie in deze opera vooral zoekt naar het sprookjesachtig exotisme van Japanse prenten, komt bedrogen uit, maar Madama Butterfly is ook geen sprookje. Het is de tragedie van een meisje dat uit liefde voor een vreemde besluit zich van haar eigen cultuur af te keren en die daarmee een outcast wordt in haar eigen wereld tot zij vereenzaamd en bedrogen daaraan ten onder gaat. Dat was ook wat de David Belasco voor ogen stond toen hij het toneelstuk schreef dat geleid heeft tot het tweede deel van deze opera. Het eerste bedrijf is er door Puccini en zijn librettisten aan toegevoegd, maar de tragiek en het zwaartepunt blijven gelegen in het huidige tweede en derde bedrijf dat Boussard terecht tot uitgangspunt nam, maar zonder het Japanse element uit te bannen. Het is niet alleen in het eerste bedrijf in overvloed terug te vinden in de kostuums van Lacroix, maar we zien het ook in de bijzonder delicate en sfeervolle projecties van onder andere bloemmotieven op de decorwanden.

In deze vormgeving concentreert alles zich op het raffinement waarmee Boussard de personages psychologisch heeft geanalyseerd, en niet alleen de hoofdpersonen, maar ook de bijrollen en zelfs de koorleden. Daarbij schildert hij de neergang van een Cio-Cio-San die langzaam ieder contact met de realiteit verliest, zelfs in die mate dat wij ons kunnen afvragen of haar kind wel echt bestaat of alleen maar een projectie is. Hierbij gaat Boussard misschien te ver en ook was ik niet helemaal gelukkig met het feit dat hij Cio-Cio-San iets ouder maakt dan we gewend zijn. Gewenning is in het theater alleen een slechte raadgever, maar hier speelt wel mee dat Puccini er in het eerste bedrijf met zijn muziek op inspeelt en dan kan een 'volwassen' Cio-Cio-San in het tweede bedrijf vraagtekens oproepen.

Alexia Voulgaridou
Essentieel bij dat alles blijft natuurlijk hoe de hoofdrol hierbij wordt ingevuld. In veel opera's is het voor een regisseur tot op zekere hoogte nog wel mogelijk de belangrijkste personages te reduceren tot marionetten die alleen maar het toneelbeeld hoeven in te vullen, maar als in Madama Butterfly geen zangeres op het toneel staat die het publiek vanaf het eerste moment emotioneel weet mee te slepen, is de voorstelling bij voorbaat mislukt. En op dat punt speelde de Staatsoper Hamburg zijn grootste troef uit met de jonge Griekse sopraan Alexia Voulgaridou, een Puccini-sopraan bij uitstek die zich de titelrol in deze opera inmiddels zodanig eigen heeft gemaakt dat zij volgens haar eigen site www.voulgaridou.com alleen al in het hele jaar 2015 nog voor geen andere rol geëngageerd is.
De eerste eis voor een echt goede Cio-Cio-San is natuurlijk dat een zangeres de rol vocaal aan moet kunnen en dat klinkt eenvoudiger dan het is. Voor een sopraan is Butterfly een 'killer', een lange, zowel vocaal als psychisch zware rol met een flink aantal climaxen waarbij de sopraan het tegen een breed uitwaaierend Puccini-orkest moet opnemen. De tweede eis is dat de zangers het naïef-kinderlijke van de eerste akte als de combinatie van naïveteit met volwassen tragiek in de rest van de opera moet waarmaken. Ook dat is niet veel zangeressen gegeven, maar Voulgaridou vertolkt haar rol met een enorme vocale superioriteit, zeilt met het grootste gemak door Puccini's climaxen, straalt boven ieder orkestraal fortissimo uit en vindt bij ieder woord en iedere emotie de juiste kleuren.

Met haar warme, lyrische sopraan doet Alexia Voulgaridou mij meer denken aan 'verdiaanse' voorgangsters als Renata Tebaldi en Galina Visjnevskaja dan aan sopranen als Victoria de los Angeles en Anna Moffo, die het 'kinderlijke' van Cio-Cio-San meer nadruk gaven, maar hoewel Voulgaridou ook rollen als Marguérite ( Faust ) en Nedda (Pagliacci ) regelmatig vertolkt, heeft zich dan ook reeds bewezen als Tosca. Daarbij is zij een uitmuntend actrice die als weinig anderen in staat blijkt de gelaagdheid te tonen van een rol die al te vaak als 'naïef kindvrouwtje' wordt weergegeven. Tijdens haar gesprek met Sharpless in II dringt in deze regie door haar manipulerende houding ook steeds meer het signaal door dat zij psychisch niet meer in evenwicht is en als zij hier bij vlagen zelfs kinderlijker overkomt dan in het eerste bedrijf, lijkt dat vooral te duiden op een vlucht in een verleden waarin zij nog in geluk geloofde. Adembenemend is het moment tijdens het tussenspel als zij in een slordig vallende badjas op de trap gaat zitten om op Pinkerton te wachten - combinatie van persoonlijkheid met de uiterst fraaie beelden van een regisseur (en een cameraman!).

Belangrijk bij zo'n vertolking is de Suzuki en in de Roemeense Cristina Damian kon Voulgaridou zich geen betere partner treffen: een zangeres met een mooi donker gekleurde mezzosopraan die als actrice helemaal waarmaakt dat zij gedurende al die jaren het wankele leven van Cio-Cio-San overeind heeft gehouden. In alle opzichten overtuigend zijn ook de Roemeense tenor Teodor Ilincai, fraai getimbreerde lyrische tenor met een mooie kern in zijn stem die als Pinkerton duidelijk gelooft in de eerlijkheid van zijn eigen bedrog, en de licht baritonale tenor Jürgen Sacher als een uitgekookte maar bij vlagen ook menselijke Goro. De bariton Lauri Vasar zien we als een mooi uitgewerkte Sharpless, maar zijn soms te sterk op het woord gerichte zang zou gebaat zijn met iets meer 'italianità'.

Puccini-rubato
Dat ik tijdens het luisteren het gevoel had dat ik deze fenomenale partituur veel te weinig hoorde, kwam vooral door het prachtige spel van de Hamburger Philharmoniker. Puccini spelen is veel moeilijker dan het lijkt en eist behalve techniek ook een speciaal stijlgevoel, maar onder leiding van Alexander Joel klinkt de partituur hier werkelijk in volle glorie. De tutti bezitten een meeslepende warmte, de doorzichtigheid geeft ruimte aan al die 'piccole cose' in deze fenomenale partituur, maar vooral horen we hier voortdurend dat specifieke Puccini-rubato dat we eigenlijk alleen kunnen verwachten van een echt 'operaorkest' dat deze muziek in het bloed heeft zitten.

Al met al kan ik niets tegen deze voorstelling inbrengen, afgezien misschien van het feit dat Sharpless' zang soms naar het 'Sprechgesang' neigt. De cameraregie bereikt een aangename verhouding tussen close-ups, half-totalen en totalen waardoor zowel het spel als de aankleding goed tot hun recht komen, de warme opname is prachtig helder wat al die 'piccole cose' in Puccini's partituur prachtig tot hun recht laat komen, terwijl de balans de juiste aandacht schenkt aan de verhouding tussen de stemmen en het orkest. Technisch overtreft de BD bovendien de dvd-opname die ik indertijd via Arte maakte met een straatlengte, zowel door de prachtige beelden als door een sublieme geluidsweergave. Sterk aanbevolen!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links