DVD-recensie Het Théâtre Français in nieuwe glorie
© Paul Korenhof, april 2015
|
Tot 1919 heeft Den Haag zich bijna twee-en-een-halve eeuw lang kunnen koesteren in de aanwezigheid van een Théâtre Français, in de 19de en het begin van de 20ste eeuw beter bekend als 'de Franse Opera'. Het begon in de tweede helft van de 17de eeuw met het bezoek van rondreizende 'troupes' die zich aanvankelijk vooral presenteerden als toneelgezelschap (Comédie). In een huwelijk met het gezongen theater speelden deze reisgezelschappen echter al heel snel in op de groeiende belangstelling voor de opera, maar wanneer dit vroege muziektheater voor het eerst in de Hofstad te horen was, is onbekend. Zeker is dat het in of vóór 1682 geweest moet zijn, waarbij regelmatig gespeeld werd in de daarvoor steeds opnieuw aangepaste ruimtes van de (grafelijke) Manège of Picqueurschuur en de (particuliere) Kaatsbaan op het Buitenhof. Het belangrijkste Franse gezelschap vond bovendien vanaf 1682 vast onderdak in de kaatsbaan of schermschool van Pieter van Gool in de Casuariestraat, niet ver van de Koninklijke Schouwburg die van 1804 tot 1919 de zetel van het Théâtre Français zou worden. *) Op enkele honderden meters van het Buitenhof, in de Grote Kerk, een van de oudste gebouwen van Den Haag, presenteerde OPERA2DAY vorig jaar een verrassend eerbetoon aan die periode. Uitgaande van La Descente d'Orphée aux enfers, een korte opera in twee bedrijven die Marc-Antoine Charpentier in 1685-1686 schreef voor 'La Troupe du Roy' had artistiek leider Serge van Veggel met assistentie van onder mee rtekstschrijver Minnekus de Groot een voorstelling gecreëerd in de vorm van een raamvertelling: een 'troupe' strijkt neer in Den Haag en speelt daar het aloude verhaal van Orfeus en Euridice. De muziek werd daartoe aangevuld met enkele andere, voor het merendeel eveneens van Charpentier, en vanwege het dansante karakter van de muziek werd samenwerking gezocht met De Dutch Don't Dance Division, die de handeling nog eens extra wist te verlevendigen. Het resultaat was een voorstelling die in mei vorig jaar het Nederlandse operawereldje volledig overrompelde, maar die nauwelijks te beschrijven is voor al diegenen die de veel te korte serie voorstellingen niet konden bijwonen. De bezoekers betraden via de achterdeur ter hoogte van het voormalige hoofdaltaar een met een groot gordijn afgescheiden ruimte waar 'de troupe van Monsieur Apollon' zich met zang en dans voorbereidde op de komende voorstelling. Na deze uitgebreide proloog 'achter het toneel' verplaatste men zich naar de feitelijke theaterzaal voor de twee bedrijven van Charpentier's Descente, waarvan het eerste deel, het huwelijk van Orfeus en Euridice en de fatale slangebeet, zich afspeelde op een speelvlak dat tegen hetzelfde scheidingsdoek was aangebouwd. Visueel ronduit spectaculair was vervolgens de feitelijke 'descente' als het tussendoek weer open gaat en Orfeus' afdaling in de onderwereld het schip van de kerk zelf als decor krijgt met als magistrale bekroning het grafmonument voor Admiraal Jacob van Wassenaer Obdam op de achtergrond. Als op een gegeven moment de klanken van het grote Metzler-orgel zich daarbij voegen en het hele kerkgewelf zich in een majestueus licht baadt, mag dat een muzikaal anachronisme zijn, maar het was wel een effect waarbij het hele publiek zijn adem leek in te houden. Het gebruik van de grote kerkruimte, zowel scenisch als akoestisch, is kenmerkend voor het werk van Van Veggel en de zijnen. Ook bij eerdere producties toonde OPERA2DAY de gave om enerzijds met groot enthousiasme gebaande paden verlaten, terwijl anderzijds juist gestreefd werd naar een eerbetoon aan drie eeuwen operatraditie in de ruimste zin van het woord. Een speelse regie met veel gevoel voor details gaat daarbij samen met een verrassend muzikaal niveau, aangestuurd door de Argentijnse dirigent Hernán Schvartsman en zijn instrumentale ensemble, in dit geval slechts elf man groot, maar precies groot genoeg om in de wijdse akoestiek de muziek van Charpentier alle eer aan te doen. De kroon op het werk vormt de 'troupe' zelf, een ensemble van jonge solisten die niet alleen van begin tot eind een aanstekelijk enthousiasme uitstralen, maar die ook een verrassend hoog vocaal niveau bieden. Uitblinkers daarbij zijn de met veel flair vertolkte Orphée van de Belgische tenor Reinoud van Mechelen en de met veel warmte gezongen Euridice van zijn landgenote Sophie Junker. Misschien ontplooit deze Belgische sopraan net iets te veel vibrato voor deze Franse muziek, maar ik heb daar nooit zo'n probleem mee als sommige meer academisch ingestelde collega-critici. Integendeel: een goed gehanteerd vibrato kan bijzonder mooi zijn en uitermate expressief! De technisch uitstekend verzorgde dvd (geluid: 48/16 bij 1,5 Mbps) is voor € 29,95 te bestellen via bol.com, terwijl streaming in HD-kwaliteit mogelijk is voor € 20 (huur) of € 25 (koop) via vimeo.com. ______________________________ *) Meer informatie over deze belangwekkende periode in de Nederlandse
theatergeschiedenis in: index |
|