DVD-recensie © Paul Korenhof, april 2024
|
Seks, geweld, liefde en humor vormen de vier pijlers onder de gedemocratiseerde en daardoor ook vercommercialiseerde Venetiaanse opera. Dat maakte het genre in het overige katholieke Italië niet onomstreden. Zelfs in onze ogen komen sommige Venetiaanse opera's nog opvallend vrijmoedig over, laat staan in de ogen van 17de-eeuwers in het pauselijke Rome of het minstens zo behoudende Napels. Dat juist die vier elementen de drijfveren zijn in L'incoronazione di Poppea, weten we ook al lang, maar toch werd ik nog verrast door de directheid waarmee zij naar voren komen in de productie van Ted Huffman uit 2022 voor het Festival van Aix-en Provence. Wel keek ik na de jubelende reacties die mij uit Aix bereikt hadden, aanvankelijk vreemd op van de dvd die vorig jaar in het theater van Versailles was opgenomen. Het toneelbeeld doet namelijk in het begin meer denken aan een repetitie of een workshop dan aan een spraakmakende voorstelling: een kaal toneel met een grote buis aan het plafond en met de zangers links en recht op stoelen of op een lange bank tegen de verlichte achterwand. Wie aan de beurt is, komt naar het midden, speelt zijn of haar scène en zoekt daarna weer een plaats aan de zij- of achterkant. Daarbij geeft de eigentijdse, overwegend casual kostumering nauwelijks een indicatie over de rol die gespeeld wordt, terwijl bovendien al snel duidelijk wordt dat de meeste zangers meerdere rollen voor hun rekening nemen. Alleen de in een kort wit nachtgewaad onder een grote witte handdoek geklede Poppea is meteen duidelijk herkenbaar, en met haar meteen haar minnaar Nerone. Maar wel treft al daarvóór, in de scène van de soldaten die hun liefdesnacht bewaken, een enorme directheid die het libretto van Busenello opvallend modern doet overkomen. En al snel blijkt dat daarmee de basis is gelegd voor een liefdesscène waar met puur op seks gerichte sensualiteit ook de machtswellust van af druipt. In het spel van Poppea en Nero zet die lijn zich tot het einde toe voort met als opmerkelijk moment het liefdesspel van Nero en Lucano na de dood van Seneca, dat een extra dimensie krijgt als Poppea zich er actief in mengt. Maar waar zulke momenten vaak iets krijgen van met de haren erbij gesleept regietheater, lijkt de regie van Huffman slechts te tonen wat in het werk van meet af aan aanwezig was. Wie het libretto ooit goed gelezen heeft, wist dat alles al lang, maar eigenlijk namen we aan dat Monteverdi het erotische, scabreuze en sadistische met zijn muziek juist een beetje had afgeschermd. Gesteund door de muzikale aanpak van Leonardo Garcia Alarcón toont Huffman dat de muziek in directheid en expressiviteit gelijk opgaat met Busenello's tekst en die zelfs versterkt. Zelden is de uitdrukking 'c'est le ton qui fait la musique' duidelijker geïllustreerd dan door deze uitvoering. Individualiteit Een vergelijkbare individualiteit met onverwachte emotionele uitersten vinden we in alle rollen. Heel opmerkelijk is bijvoorbeeld de jeugdige Ottavia van Ambroisine Bré, fel en hartstochtelijk in haar woede en haar wraakzucht, maar aan het slot emotioneel volledig aan scherven. Haar afscheid van Rome, waarbij zij aanvankelijk letterlijk niet uit haar woorden kan komen, is zonder meer aangrijpend. Daartegenover toont Huffman ons juist de keerzijde van de meestal alleen maar als wijs en nobel voorgestelde Seneca. Hier zien we ook zijn manipulatieve kanten met de suggestie dat de befaamde filosoof met opportunistische motieven de kant van Ottavia kiest. De gesoigneerde, jong overkomende vertolking van Alex Rosen. is op dat punt een juweeltje van nuanceringskunst. Ook het werken met dubbelrollen blijkt hier dramatisch functioneel. Zagen we bij het samengaan van Ottavia met de allegorische Virtù (Deugdzaamheid) al een bewuste keuze van Huffman, die lijn trekt hij door met het samensmelten van Amore met Valletto en van Fortuna met Drusilla. Juist die twee godheden zijn het immers op wie Poppea zich in een dialoog met Arnalta beroept als haar steunpilaren. In de felle Valletto van Julie Roset, heerlijk brutaal in spel en vertolking, die met Amore samensmelt tot een soms onscheidbare eenheid, werkt dit het sterkste door. Niet minder overtuigend is de combinatie van Fortuna met de Drusilla van Maya Kherani, die door haar hartstochtelijke vertolking de wat vage Ottone van Iestyn Davies weet mee te slepen. Minder sfeer bezat hier overigens de kostumering met een korte, wat al te jongensachtige broek voor Ottone en aan het slot een weinig flatteus badpak voor Drusilla. Elsa Benoit In Elsa Benoit zien we een Poppea die daarvan profiteert met een elektriserende combinatie van sensualiteit, raffinement en humor. Nu eens lieftallig en schijnbaar spontaan, dan weer berekenend, maar altijd 'super vrouwelijk' en verleidt haar slachtoffer met alle middelen die haar ten dienste staan, inclusief soms betoverende zang, zowel door haar frasering als door haar stemschoonheid. En als zij na de eerste scène met Nero in haar scène met Arnalta meer van het achterste van haar tong laat zien (maar nog lang niet alles!) is duidelijk dat zich hier een uitzonderlijke vertolkster aandient, prachtig van stem en met grote acteerkwaliteiten. Benoit studeerde in Amsterdam, was ook lid van de Opera Academy, maar degene die in die tijd bij DNO de casting verzorgde, was kennelijk in diepe slaap verzonken. Haar Poppea werkt zelfs door in de scènes waarin zij achterop het toneel kijkt naar het spel van de anderen, soms hand in hand met Nero, soms half in een omhelzing, maar soms ook alleen maar toekijkend met veelzeggende lichte glimlach van een vrouw met een vastomlijnd doel voor ogen en de zekerheid dat zij dat ook zal bereiken. Die doorkijkjes naar de als in een workshop toekijkende solisten, in het begin misschien even bevreemdend, ontwikkelen zich tot een essentieel element in de enscenering van Huffman. Evenals het samenvoegen van personages levert dit een extra dimensie doordat de vertolkers meer en op een andere manier dan normaal met de personages lijken te versmelten. Niet alleen doordat zij betrokken worden bij scènes waarin zij zelf niet meespelen, maar meer nog omdat de grens tussen de realiteit en de fictie van het theater lijkt te vervagen. Een fascinerend effect! Venetiaanse workshop In een interview in het dvd-boekje, overgenomen uit het programmaboekje van het Festival van Aix-en Provence, formuleert muzikaal leider Leonardo García Alarcón hierover enkele opmerkelijke gezichtspunten. Aanleiding daartoe waren zijn ervaringen met twee andere werken uit die tijd van medewerkers en leerlingen van Monteverdi: La finta pazza van Francesco Sacrati (1567-1623) en Il palazzo incantato van Luigi Rossi (1597-1653). Een vergelijking van de stilistische variaties in de partituur van Poppea met deze beide werken bracht hem tot de conclusie dat dit werk waarschijnlijk ontstaan is uit de samenwerking (een 'workshop' noemt hij het) van vrienden en leerlingen die de zieke Monteverdi bijstonden bij het schrijven van zijn laatste opera. Daarbij geeft Alarcón enkele concrete voorbeelden. Zo vermoedt hij op grond van de partituur van La finta pazza dat de partij van Valletto grotendeels het werk is van Sacrati, terwijl ook diverse duetten en terzetten sterke overeenkomsten met dat werk vertonen. Aan de andere kant is hij ervan overtuigd dat bijvoorbeeld de muziek van Ottavia geheel van Monteverdi's hand is en speciaal door hem geschreven voor de zangeres Anna Renzi. Waar het de tamelijk conventionele muziek van Ottone betreft, gaan zijn vermoedens meer in de richting van Cavalli. Een interessante theorie waarvan ik absoluut niet kan beoordelen of en in hoeverre die realistisch is, maar die wel een verklaring kan bieden voor het feit dat deze opera theatraler overkomt - en vooral meer als 'theatraal amusement' - dan de slechts drie jaar oudere Il ritorno d'Ulisse in patria. __________ index |
|