DVD-recensie

Een sprookje vol pasteltinten

 

© Paul Korenhof, juni 2012

 

 

Massenet: Cendrillon

Jean-Philippe Lafonte (Pandolphe), Ewa Podles (Mme de la Haltière), Madeleine Pierard (Noémie), Kai Rüütel (Dorothée), Joyce DiDonato (Cendrillon), Eglise Gutiérrez (La fée), Alice Coote (Le Prince Charmant), Jeremy White (Le Roi), Harry Nicoll (Le Doyen de la Faculté), Dawid Kimsberg (Le Superintendant des Plaisirs), John-Owen Miley-Read (Le Premier Ministre), Adrien Mastrosimone (Le Héraut) e.a., The Royal Opera, Covent Garden
Dirigent: Bertrand de Billy
Regie: Laurent Pelly

Virgin Classics 60250995 (2 dvd's)

Opname: Londen, juli 2011


Een onvergetelijke avond: 21 mei 1982, première van Cendrillon van Jules Massenet in de Brusselse Muntschouwburg in het kader van het inmiddels legendarische eerste seizoen van Gérard Mortier. In de hoofdrollen Frederica von Stade als Assepoester, Ann Murray (nog steeds actief…) als de Prince Charmant, Britt-Marie Aruhn als de fee en Jules Bastin als Pandolphe, in de bak dirigent Jacques Delacôte en als regisseur Gilbert Deflo. Alleen al voor die combinatie van namen zou ik nu de halve wereld over reizen…

Hartroerend muziektheater
Ik moet eerlijk toegeven dat ik ondanks mijn levenslange bewondering voor Massenet niet meteen bij het opgaan van het doen door de knieën ging. De uitvoering was betoverend, in alle opzichten, maar over de muziekdramatische kwaliteiten koesterde ik toch vraagtekens en ik miste vooral de grootse, meeslepende muzikale frases waarmee Massenet mij in zijn andere werken van meet af aan fascineerde.
De ommekeer kwam in het slottafereel van het tweede bedrijf, toen Frederica von Stade met een etherisch legato een broos maar zelfverzekerd 'Vous êtes mon Prince Charmant' door de zaal liet zweven. Heeft Massenet een simpeler en tegelijk hartroerender melodie geschreven? Ik weet het niet, maar op dat moment viel voor mij alles op zijn plaats. Zijn Cendrillon is geen 'nummeropera', maar 'muziektheater' in de wagneriaanse zin en afzonderlijke delen zijn nauwelijks representatief voor een uitzonderlijk geheel van sfeertekening en subtiele romantiek.
Met behulp van zijn librettist Henri Cain toverde Massenet het sprookje van Perrault om tot een delicaat palet van muzikale pasteltinten en Gérard Mortier had deze uiterst kwetsbare opera weer tot leven gewekt met behulp van Gilbert Deflo, Jacques Delacôte en een welhaast ideaal solistenteam (alleen Britt-Marie Aruhn miste iets van de zilveren tonen waarin bijvoorbeeld Ruth Welting in een Canadese voorstelling excelleerde). De geluidsband en de - helaas niet ideale - videoregistratie behoren tot de onvervangbare juweeltjes in mijn verzameling.

Helaas miste ik vorig jaar de voorstellingen in Covent Garden met Joyce DiDonato, Alice Coote en Eglisse Gutiérrez in de hoofdrollen, maar de radio-uitzending liet horen dat die muzikaal nauwelijks bij de Brusselse voorstellingen achterbleef. Hooguit kan men constateren dat Frederica von Stade en Ann Murray een fractie lichter klonken, zowel van stem als in hun frasering, maar daarbij speelt ongetwijfeld mee dat Joyce DiDonato en Alice Coote met hun stemmen een veel groter theater moesten vullen. Het blijft nu eenmaal een probleem dat menige Franse opera (ook Carmen, Manon, Mignon en zoveel andere) heel duidelijk geschreven is voor de intieme akoestiek van de Opéra Comique en met het doel dat de tekst daar ook goed verstaanbaar zou zijn. De overplaatsing van die werken naar de Opéra leverde al problemen op, laat staan een uitvoering in de Bastille, Covent Garden of (nog veel erger) de Met.

Joyce DiDonato
Een ander saillant punt betreft de titelrol van Joyce DiDonato. Ooit was ik zo ongeveer de enige op de hele wereld die wat bedenkingen had tegen de solo-cd DivaDivo, waarop deze Amerikaanse mezzosopraan een flirt met masculine travestierollen combineerde met feminine sopraanrollen uit hetzelfde repertoire. Die 'sopraanrollen' zag ik wel zitten, maar in de 'echte' mezzorollen vond ik haar te sterk in een altregister duiken waarin zij naar mijn mening niet thuishoorde. En wat zien we hier: diezelfde Joyce DiDonato die zich op die cd voorstelde als de Prince Charmant in de sprookjesopera Cendrillon van Jules Massenet, zingt hier niet alleen de vrouwelijke titelrol, maar overtuigt op alle punten meer dan zij waarschijnlijk in de rol van de prins ooit had kunnen doen.
Ben ik verbaasd? Absoluut niet. Evenals Elina Garanca is Joyde DiDonato geen 'alt-mezzo', maar een echte mezzosopraan of wat de Fransen een 'falcon' noemen, naar Cornélie Falcon (1814-1897), creatrice van Rachel in La Juive, of een 'galli-marié', naar Célestine Galli-Marié (1840-1905), de eerste Carmen en Mignon. Het is dit type zangeresssen dat bewijst dat een echte 'mezzosopraan' precies is wat het woord zegt: geen 'lichte alt' maar een 'halve sopraan' die ook in dramatische sopraanpartijen op haar plaats is. Ook Massenet's Assepoester hoort in dit rijtje thuis: een heerlijk rol om te zingen, maar naast Carmen, Mignon, Rachel Hélène en Charlotte (Werther) ook een typische 'demi-caractère', geschreven voor een zangeres met een ietwat donker getimbreerde stem zonder de borsttonen van een echte alt en met de heldere hoogte van een gewone sopraan. Het is het stemvak waarin de vorig jaar overleden Jane Rhodes excelleerde en waarin Joyce DiDonato een legitieme opvolgster blijkt.

Het verschil tussen Von Stade en DiDonato is fractioneel, waarbij hooguit opvalt dat het timbre van de laatste net iets donkerder is, maar dat is dan in verhouding met de ook visueel bijzonder overtuigende Prince Charmant van Alice Coote, die eveneens iets meer breedte in haar timbre heeft dan Ann Murray. Eglise Gutiérrez toont iets meere karakter dan Britt-Marie Aruhn, maar voor de suggestie van een echte sprookjesfee blijf ik toch teruggaan naar Ruth Welting in de CBS-opname en in een technisch helaas uiterst matige video-opname uit Ottawa (1979).
In deze door Bertrand de Billy in een vloeiende Franse stijl gedirigeerde voorstelling zijn de overige rollen goed tot uitstekend bezet. Triest is het alleen te horen dat ook Jean-Philippe Lafont, de laatste grote Franse bariton van de oude stempel, duidelijk het einde van zijn carrière nadert en daardoor soms zijn toevlucht moet nemen tot een licht chargeren. Bijzonder indrukwekkend - maar dat zal niemand verbazen - is daarentegen de markante Mamdame de la Haltière van Ewa Podles, op en top de boze stiefmoeder zonder dat zij daarvoor de trukendoos hoeft open te trekken!

Harde kleuren
Afgezien van het feit dat sommige zangers onvermijdelijk niet helemaal idiomatisch 'Frans' klinken, heb ik eigenlijk maar één bezwaar tegen deze uitvoering, namelijk de te kluchtige regie van Laurent Pelly. Het wereldwijde succes van deze regisseur met zijn licht overtrokken enscenering van Donizetti's La Fille du régiment was begrijpelijk, maar Donizetti's meer extraverte humor kan zo'n aanpak ook hebben. Bij Cendrillon verving Pelly niet alleen de pasteltinten door harde kleuren, maar ontplooide hij voor de licht melancholieke humor van Perrault en Massenet een aanpak die iets te veel naar het kluchtige neigt en meer zou passen bij een Amerikaanse tekenfilm. Jammer, maar laten we eerlijk zijn: liever een muzikaal schitterende uitvoering waarbij op het beeld iets af te dingen is dan omgekeerd!
Ook beeldtechnisch gooit deze uitgave op twee dvd's hoge ogen, maar de klank had van mij toch een fractie helderder mogen zijn, zeker bij deze partituur. Al met al is dit echter een aanwinst voor de catalogus, zeker omdat er nog altijd geen representatieve opname op cd verkrijgbaar is. Toegegeven, de opname die CBS in 1978 in Londen maakte met Julius Rudel, Frederica von Stade, Ruth Welting, Jules Bastin en Jane Berbié is vrijwel ideaal, maar slaat op de plank volkomen mis met de tenor Nicolai Gedda als Prince Charmant. Het effect is vergelijkbaar met een uitvoering van Der Rosenkavalier waarin Jonas Kaufmann Octavian zou zingen…


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links