DVD-recensie

George London: zanger met een uniek charisma

 

© Paul Korenhof, december 2011

 

 

George London - Between Gods and Demons

Met medewerking van Nora London, Catherine Malfitano, Deborah Polaski, Hilde Zadek, Waldemar Kmentt, Gottfried Kraus, Neil Shicoff e.a.
Regie: Marita Stocker

Bonus: 95 minuten fragmenten uit Boris Godoenov (Moesorgski), Don Giovanni, Le nozze di Figaro (Mozart), Faust (Gounod), Tosca (Puccini), Otello (Verdi), Das Rheingold (Wagner), liederen van Schubert, Moesorgski, Ibert e.a., songs van Loewe, Weill e.a.

ArtHausMusik 101 473


Zijn debuut in Wenen als Amonasro in Aida (1949) werd een sensatie en zijn plaats op het wereldtoneel werd een feit toen hij - o ironie: een zanger van joodse afkomst - in 1951 bij de eerste naoorlogse Bayreuther Festspiele de rol van Amfortas in Parsifal vertolkte. In 1955 zong hij de titelrol in de eerste uitvoering van Don Giovanni in de wederopgebouwde Weense Staatsopera en in 1963 werd hij wereldnieuws toen hij als eerste niet-Russische zanger in het Moskouse Bolsjoj Theater de titelrol in Boris Godoenov - in perfect Russisch! - op de planken zette. Maar al die wapenfeiten vallen in het niet bij de stem zelf zoals die uit zijn opnamen naar voren komt. Zeventig jaar nadat die gedenkwaardige Bayreuther Parsifal onder Hans Knappertsbusch werd vastgelegd, snijdt Amfortas' roep om 'Erbarmen!' de toehoorder nog altijd door de ziel. Over smaken en 'mooie stemmen' kan getwist worden, maar één ding is zeker: de George London (1920-1985), zoon van naar Canada geëmigreerde Russisch-Joodse ouders, behoort met Enrico Caruso en Maria Callas tot de grootste persoonlijkheden die het operatoneel van de 20ste eeuw gekend heeft.

Charisma
Als 14-jarige kocht ik bij een grammofoonplatenzaak in de Haagse Jan Hendrikstraat mijn eerste grammofoonplaten, vier 45t-plaatjes, en op een daarvan stond het duet 'Là ci darem la mano' uit Don Giovanni met de bariton George London in de titelrol. Ik herinner me nog levendig dat ik werkelijk als een blok viel voor de stem van de Canadese bariton George London, een zanger van Russisch-Joodse afkomst met een breed, donker en geheel eigen timbre (sommigen hadden moeite met zijn 'knödel') en een superbe dictie. Later besefte ik echter dat zijn grootste kracht lag in zijn persoonlijkheid, die zelfs in dat duetje van vier minuten naar voren kwam, en die mede berustte op zijn intellect, een constante fysieke training en een ijzeren wilskracht, drie elementen die hij zelf als onmisbaar beschouwde bij de opbouw en de vertolking van zijn rollen.

Zijn persoonlijkheid maakte George London tot de aangrijpendste Amfortas, de indrukwekkendste Hollander en de meest erotisch-demonische Don Giovanni van de jaren vijftig, en met zijn opnamen van die drie partijen, in het bijzonder zijn Amfortas in de eerste naoorlogse Parsifal in Bayreuth, schreef hij geschiedenis. Ook zijn Scarpia (Tosca), Méphistophélès (Faust) en Amonasro (Aida) genoten wereldfaam, evenals zijn vertolkingen van Mandryka (Arabella), Golaud (Pelléas et Mélisande) en de titelrol in Jevgeni Onegin. maar zijn grootste rol werd voor mij Wotan in Der Ring des Nibelungen.Das Rheingold legde hij vast in de legendarische Ring van Culshaw en Solti op Decca en zijn vertolking in Die Walküre is terug te vinden in een opname onder Erich Leinsdorf met Gré Brouwenstijn, Birgit Nilsson, Rita Gorr en Jon Vickers.
Die in 1961 door RCA opgenomen Walküre was mijn eerste complete opname van een Wagner-opera en de laatste plaatkant heb ik letterlijk grijs gedraaid. London's eerste woorden daar, 'Deinen leichten Sinn lass' dich denn leiten', staan in mijn geheugen geëtst, maar in feite kan ik die hele plaatkant in mijn hoofd afspelen. Het zal wel te maken hebben met 'eerste indrukken', misschien zelfs met 'jeugdsentiment', maar het blijft een van mijn favoriete opnamen van 'Wotans Abschied', slechts vergelijkbaar met bijvoorbeeld de vertolking van Hans Hotter in de Bayreuther Ring onder Keilberth komt daarbij in de buurt. Maar boven alles uit steekt zijn uitroep 'Erbarmen!' in Amfortas' monoloog aan het slot van de eerste akte van Parsifal. Kan hij als Wotan, als Hollander of als Don Giovanni nog met anderen vergeleken worden, als een van lijdenstragiek doortrokken Amfortas steekt hij ver uit boven alle andere zangers die ik ooit in die rol gehoord heb.

Tragiek
Het vervolg is minder opwekkend. In 1967 werd London, pas 47 jaar oud, door een gedeeltelijke verlamming van zijn stembanden gedwongen zich van het podium terug te trekken. In de tien jaar die volgden, stak hij zijn tomeloze energie in het leiden van onder andere het Kennedy Centre en de Washington National Opera, maar toen dwong een hartaanval hem zijn activiteiten verder te beperken tot het coachen van jonge zangers. Hij overleed reeds acht jaar later, in 1985, kort voor zijn 65ste verjaardag.
Dat de naam van George London nog steeds voortleeft, is niet verwonderlijk. Weinig zangers hebben door hun optreden, op het toneel en daarbuiten, zo'n enorme invloed uitgeoefend op hun collega's. Na zijn terugtreden heeft London, gesteund door zijn echtgenote Nora, het ondersteunen van vocalisten ook tot een tweede roeping gemaakt en daarvan profiteerden leerlingen als Catherine Malfitano, Deborah Polaski en Neil Shicoff. Behalve door zijn talloze opnamen leeft zijn naam bovendien voort in de door Nora London geleide George London Foundation for Singers.

Bij mijn weten is - natuurlijk dankzij de Japanners - slechts één complete videoregistratie van George London bewaard gebleven, een Tosca met Renata Tebaldi die op 3 juni 1961 vanuit Stuttgart werd uitgezonden. Ik herinner mij dat ik die uitzending nog gezien heb en dat moet dan zelfs mijn eerste televisie-opera zijn geweest, en niet de onlangs door mij besproken Don Giovanni uit Berlijn in september van dat jaar. Wel zijn er diverse losse scènes bewaard gebleven, voornamelijk studio-registraties, waaronder de befaamde, bijna vijftien minuten durende scène uit Tosca die hij in 1956 onder Dimitri Mitropoulos had opgenomen voor de Ed Sullivan Show. Andere hoogtepunten: twee opvallend serene Chansons de Don Quichotte van Ibert en een aangrijpende vertolking van het Schotse volkslied Lord Randall.

Intense vertolkingen
Dat alles wordt met enthousiasme maar zonder enige overdrijving of sentimentaliteit uit de doeken gedaan in de documentaire Between Gods and Demons van Marita Stocker, waarbij ik vooral onder de indruk kwam van de commentaren van de sopraan Hilde Zadek, de Duitse sopraan die zo dikwijls naast London op het Weense operatoneel stond (zij was zijn Donna Anna in de Philips-opname onder Rudolf Moralt en in een opname uit Keulen onder Otto Klemperer) en de criticus Gottfried Kraus, die op de hem eigen wijze weet te karakteriseren en te relativeren.
Wat naast zijn unieke stem en zijn enorme persoonlijkheid duidelijk uit deze documentaire naar voren komt, is een van de grote geheimen achter de intense vertolkingskunst van George London: zijn omgang met de taal. Niet alleen zong hij uitsluitend in talen die hij ook kon spreken - en hoe! - maar ook deed hij er alles aan om tot in de kleinste details te begrijpen wat hij zong, en niet alleen door het lezen van alles wat maar los of vast zat. Daarachter zat ook de les van zijn zanglerares, die hem aan het begin van zijn loopbaan dwong om een tekst die hij moest zingen, net zo lang te spreken, te declameren en voor zichzelf te herhalen, totdat zij ervan overtuigd was dat hij die tekst tot in de diepste betekenissen beheerste. Daarna pas mocht hij de woorden ook zingen!

Bonusmateriaal
Alle commentatoren in Between Gods and Demons, of het nu critici of collega's zijn, benadrukken dat de grote kracht van London lag in het feit dat hij zijn rollen niet 'speelde', maar dat hij het personage dat hij uitbeeldde ook in zich had, ongeacht of het nu Amfortas of Don Giovanni of Boris Godoenov was. De documentaire illustreert dat rijkelijk, maar een nog beter beeld komt naar voren uit het bonusmateriaal met ruim anderhalf uur televisieopnamen van George London uit de jaren vijftig.
Helaas bevindt zich op deze dvd niet veel materiaal uit theater of concertzaal, maar de scène uit Tosca met Maria Callas werd in 1956 wel degelijk met publiek opgenomen, en dat vergoedt ruimschoots dat we hier te maken hebben met een soort compilatie, waarbij een half uur tweede akte in een kwartier werd samengevat. De technische kwaliteit van de opnamen is zo goed als men van gerestaureerde televisiebanden uit de jaren vijftig verwachten kan. Een nadeel is hooguit dat alle fragmenten als aparte 'tracks' op de dvd zijn gezet, zodat het niet mogelijk is het bonusmateriaal af te spelen zonder constant de afstandsbediening te gebruiken.

Bijzondere aandacht verdient het slot van de compilatie met live-opnamen van de slotscènes uit Das Rheingold en Boris Godoenov, afkomstig van een concert in het kader van het Festival of Performing Arts 1962. Niet alleen sluit London de dvd af in de rol die hem misschien wel het meest aan het hart lag, maar tevens hebben we de unieke kans om op de achtergrond een grandioos onderschatte dirigent uit die tijd aan het werk te zien: de Fransman Jean Morel, over wie ik tot nu toe op internet zelfs niet meer heb kunnen vinden dan dat hij in 1903 geboren is in Abbeville.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links