DVD-recensie

 

© Paul Korenhof, augustus 2024

 

Langgaard: Antikrist

Thomas Lehman (Luzifer), Jonas Grundner-Culemann (Gottes Stimme), Valeriia Savinskaia (Das Echo der Rätselstimmung), Irene Roberts (Die Rätselstimmung), Clemens Bieber (Der Mund, der große Worte spricht), Marie Therese Carmack (Der Missmut), Flurina Stucki (Die große Hure), AJ Glueckert (Das Tier in Scharlach), Kieran Carrel (Die Lüge), Philipp Jekal (Der Hass), Thomas Lehman (Eine Stimme)
Deutsche Oper Berlin
Dirigent: Stephan Zilias
Regie en toneelbeeld: Ersan Mondtag
Kostuums: Annika Lu
Choreografie: Rob Fordeyn
Naxos NBD0176V (BD)
Opname: Berlijn, 10 & 12 februari 2023

 

De Deense componist Rued Langgaard (1893-1952) schreef zijn Antikrist kort na de Eerste Wereldoorlog, toen de wereld bovendien nog lang niet hersteld was van de mentale schok die de ondergang van de Titanic had teweeggebracht. Het was een tijd waarin Europa ook artistiek trilde op zijn grondvesten, de tijd van DADA, Kafka, Munch, Matisse en Duchamp, van het expressionisme, de opkomst van de atonale muziek en de vernieuwende invloed van de jazz, van het Berlijnse cabaret, het verzet tegen de burgerlijke moraal en nog veel meer. Kortom: een tijd waarin de Europese cultuur aan geen enkele regel meer gebonden leek en talloze gedesillusioneerde kunstenaars op zoek waren naar nieuwe wegen en vooral naar een nieuwe wereld.

Antikrist is een typisch product van die tijd, een opera met wel enkele 'dramatische' momenten maar zonder handeling, een mix van nog op de 19de-eeuwse romantiek gebaseerde muziek op een puur expressionistisch, schijnbaar onsamenhangend libretto. De teksten van Langgaard doen denken aan zowel de gedichten van Hans Arp als de expressionistische schilderkunst uit die tijd: iedere zin op zich heeft een betekenis, maar kleurstelling en samenhang zijn surrealistisch, het verband lijkt soms ver te zoeken en aan het totaal ontbreekt schijnbaar iedere logica. Het is een opera zonder 'verhaal' met als kern het door Lucifer geïnitieerde optreden van de 'antichrist' - in de eerste scène met instemming van een God die doet denken aan de proloog van Goethe's Faust. Zijn optreden resulteert alleen niet tot gebeurtenissen met een duidelijke lijn, maar tot beelden die soms zelfs geen enkele scenische structuur bezitten.

De eerste versie van Antikrist met als ondertitel 'allegorische opera in vijf scènes', voltooid in februari 1923, werd door het Koninklijk Theater in Kopenhagen niet geaccepteerd, naar verluidt omdat de tekst 'niet geschikt was voor een opera'. In 1926 begon de componist aan een bewerking en dat leidde in 1930 tot een definitieve versie met als ondertitel 'kerkopera in twee bedrijven en zes scènes'. Het is echter noch een religieus werk, noch bestemd voor uitvoering in een kerk, maar beschrijft in psychologisch associatieve beelden het 'passiedrama' van de in de bijbel voorspelde Antichrist, die met zijn uiteindelijke ondergang de weg moet vrijmaken voor de in de Apokalyps beschreven eindstrijd en de wederkomst van Christus.

Ondanks diverse verwijzing naar de bijbel is Antikrist geen zuiver religieus werk, maar, aldus de in het dvd-boekje aangehaalde toelichting van de Deutsche Oper Berlin:
"een filosofisch-religieuze opera over het verval en de ondergang van de westerse beschaving - en in het algemeen een kritiek op de moderne ‘levensstijl' en mentaliteit. Het is een onheilsprofetie en een waarschuwing tegen egoïsme, arrogantie en de afwezigheid van spirituele waarden. De boodschap van de opera is er één van desillusie. De maatschappij, de beschaving en de kerk hebben ons in de steek gelaten, en er blijft maar één ding over: de persoonlijke relatie van het individu met God." Daarbij dient de muziek "om zowel ‘de tijdgeest' uit te drukken als ons de weg naar het goddelijke te wijzen."

Langgaard verwoordde dit alles in zes allegorische scènes met de ondertitels 'Het licht in de wildernis', 'IJdelheid', 'Moedeloosheid', 'Lust', 'Iedereen tegen zijn naaste' en 'Verderf' met personages die namen dragen als 'De sfeer van mysterie', 'De mond die grote woorden spreekt', 'De grote hoer', 'Het scharlakenrode beest', 'De leugen' en 'Haat'. Tegenover deze expressionistische elementen staat echter een partituur die nog duidelijk schatplichtig is aan de symfonieën van Nielsen, werken van onder anderen Wagner (Parsifal) en Strauss (Salome), en met reminiscenties aan tijdgenoten als Korngold, Ravel en Schoenberg.

Al met al blijkt Antikrist muzikaal bijzonder boeiend, bij vlagen indrukwekkend en eigenlijk verrassend tonaal. De partituur lijkt ideaal voor de concertzaal (en voor een ZaterdagMatinee), maar de aarzelingen om het werk op het toneel te zetten zijn te begrijpen. Dat probleem wordt geïllustreerd door een twintig jaar oude Deense registratie waarbij het werk geënsceneerd was in beelden die associaties oproepen met een Noord-Europese religieuze gemeenschap. Het visuele resultaat suggereert op die manier een 'echte' opera met een soort 'verhaal', en zelfs wie de tekst kent, zal tijdens het kijken waarschijnlijk toch een soort dramatische samenhang ondergaan die niet in het werk zit.

Uiteindelijk is de associatieve, expressionistische en totaal ondramatische tekst van Antikrist zo belangrijk voor het karakter van het werk en wat Langaard ermee wilde zeggen, dat begrip van die tekst onontbeerlijk is. Terecht besloot de Deutsche Oper Berlin daarom het werk in een vertaling op het repertoire te nemen, iets wat overigens in Duitsland nog regelmatig gebeurt met voor het publiek onbekende werken.

In dit geval leverde dat een extra dimensie op in de combinatie met de surrealistische enscenering van Ersan Mondtag met decors en kostuums die doortrokken zijn van de sfeer van de jaren twintig. Het toneelbeeld is een kleurrijke versmelting van sets uit een oude Amerikaanse gangsterfilms met de sfeer van een expressionistisch juweeltje als Das Cabinet des Dr. Caligari (1920), terwijl de kostuums een combinatie lijken van figuren uit dadaïstische Franse komedies en beelden die afkomstig lijken van expressionistische schilderijen. Juist de verstaanbaarheid van de soms al even absurdistische tekst leidt in deze context tot een direct, brechtiaans contact dat grotendeels zal ontbreken bij een voorstelling in een onverstaanbare taal.

Aan de ene kant roept de combinatie van Langgaard's muziek met deze vormgeving in een brechtiaanse sfeer van theater maken een markante impressie op van de jaren twintig, terwijl aan de andere kant juist een fascinerend staaltje modern muziektheater wordt geboden. Behalve de reeds vermelde inleiding bevat het dvd-boekje een synopsis die niet uitmunt door helderheid, maar dat is in feite inherent aan het werk. Het volgen van de tekst, al dan niet via de ondertiteling, is daarom zeker aan te bevelen.

Ook het camerawerk en de technische afwerking dragen ertoe bij dat deze dvd (en zeker van de Blu-ray Disc) een bijzondere ervaring kan opleveren. Om een beetje 'erin' te komen ben ik overigens begonnen met alleen het beluisteren van de partituur die hier door Stephan Zilias en het ensemble van de DOB met grote overtuigingskracht ten gehore wordt gebracht. (De twee bedrijven worden overigens uitgevoerd als als eenakter van net iets meer dan anderhalf uur). En dat luisteren bleek op zich al een bijzonder welkome ervaring. Antikrist zal niet naar ieders smaak zijn, maar dat was Le Sacre du printemps evenmin, en zo zijn er meer voorbeelden te bedenken.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links