DVD-recensie

Als langharig tuig een opera schrijft . . .

 

© Paul Korenhof, oktober 2017

 

Faccio: Amleto

Pavel Cernoch (Amleto), Claudio Sgura (Claudio), Dshamilja Kaiser (Gertrude), Iulia Maria Dan (Ofelia), Eduard Tsanga (Polonio), Sébastien Soulès (Orazio), Bartosz Urbanowicz (Marcello), Paul Schweinester (Laerte), Gianluca Buratto (De geest, Een priester), Jonathan Winell (Gonzaga, Een heraut), Sabine Winter (De koningin), Yasushi Hirano (Luciano, Eerste grafdelver), Hans-Jorg Ulm (Tweede grafdelver)
Praags Philharmonisch Koor
Wiener Symphoniker
Dirigent: Paolo Carignani
Regie: Olivier Tambosi
C-Major 740704 (Blu-ray)
Opname: Bregenz, 18 juli 2016

 

Franco Faccio (1840-1891) kennen wij vooral als de door Verdi hoog geschatte muzikaal leider van de Scala die daar onder meer de Italiaanse première van Aida en de wereldpremière van Otello leidde. Meer nog dan als componist van Mefistofele en Nerone werd Arrigo Boito (1842-1918) bekend als de geniale librettist van Otello en Falstaff nadat hij eerst operateksten had geschreven voor onder andere Amilcare Ponchielli. Diens La Gioconda werd zelfs mede dankzij hem een van de weinige Italiaanse opera's die in de schaduw van Verdi ontstonden en ook repertoire hielden.

Vrijwel onbekend was tot voor kort dat Faccio en Boito al veel eerder samen een Amleto ( Hamlet ) hadden geschreven. Dat gebeurde in hun revolutionaire periode, toen beiden behoorden tot een groep jonge kunstenaars die zich vanwege hun haardracht provocerend betitelden als 'scapigliatura', een benaming die doet denken aan de term 'langharig tuig' waarmee het Nederlandse establishment een halve eeuw geleden de Beatles-generatie aanduidde.
De première van deze opera, Boito's eerste belangrijke bewerking van een stuk van Shakespeare, vond plaats in Genua in 1867. Het was het jaar waarin in Parijs Verdi's Don Carlos op het toneel verscheen en een jaar voordat Boito zijn eigen Mefistofele uitbracht. Toeval of niet: geen van die drie opera's was in de eerste versie een lang leven beschoren. Het echte succes van Don Carlos begon pas met de Milanese versie van 1881 en Mefistofele kreeg pas erkenning toen in 1885 een herziene en sterk ingekorte versie in première ging.

Faccio's Amleto verging het minder gunstig en volgens commentatoren (ik moet op hun woorden afgaan) is de tweede versie vooral door een drastisch snoeien in de recitatieven beduidend sterker dan de eerste. Ook deze première op 9 februari 1871 in de Milanese Scala bracht echter niet het gehoopte succes en ondanks de tegenwerpingen van vrienden trok de componist zijn partituur terug. Toen hij later dat jaar muzikaal leider van de Scala werd en hij zich geheel aan het dirigeren ging wijden, werd het voor hem kennelijk een kwestie van integriteit om die positie niet in zijn eigen voordeel te gebruiken en Amleto verdween geheel uit zicht. De partituur werd zelfs niet gedrukt.

Het is duidelijk dat het publiek in 1867 en 1871 wat onwennig gestaan moet hebben tegen de zeer directe muziekdramatiek van Boito en Faccio, nog meer op het drama gericht dan de werken van Verdi wiens Otello pas in 1887 in première zou gaan. Dat blijkt echter niet doorslaggevend geweest voor de onfortuinlijk verlopen première. Van meer invloed was dat de tenor grote problemen had met de zware titelrol en vervolgens ook nog ziek werd. Toen hij eindelijk in staat was de uitgestelde première te zingen, gebeurde dat op halve kracht waarbij hij enkele moeilijke momenten gewoon wegliet en diverse frasen een octaaf lager nam. Bij een werk waarin de titelrol van begin tot eind in het middelpunt staat, bleek dat funest.

Na anderhalve eeuw verwaarlozing begon de hernieuwde belangstelling voor Amleto in de VS, waar Anthony Barese, artistiek leider van de Opera Southwest in Albuquerque, aan de hand van manuscripten en overgeleverd orkestmateriaal een partituur samenstelde die in grote lijnen moet overeenkomen met Faccio's tweede versie. De uitvoering werd in 2014 een groot succes en nadat deze reconstructie door Ricordi was uitgegeven, verzorgden de Bregenzer Festspiele in 2016 de eerste uitvoering in Europa sinds 1871.
Een studente die aan die productie meewerkte, bezorgde mij al snel een geluidsband en al luisterend viel ik van de ene verbazing in de andere. Onwillekeurig zoek je bij een onbekend werk van een onbekende componist naar invloeden, maar het opmerkelijke was dat vrijwel steeds als een passage mij deed denken aan een andere componist, het een werk betrof dat pas ná Amleto geschreven was. Diverse malen betrof dat een componist uit de veristische periode, onder andere Francesco Cilea, maar in de knappe concertato-finale aan het slot van het tweede bedrijf hoorde ik zelfs structurele (meer dan muzikale) overeenkomsten met het grote ensemble uit het derde bedrijf van Otello. Boito's stem? Het kan bijna niet anders!

De scapigliaturi pretendeerden de Italiaanse muziek van de toekomst te schrijven, maar kennelijk was dit niet alleen maar grootspraak van overmoedige jonge kunstenaars. In hoeverre Boito daarbij Faccio beïnvloed heeft of omgekeerd, zullen we nooit kunnen achterhalen, maar die invloed zal niet gering zijn geweest. Zijn tekst getuigt hier al van hetzelfde dramatisch inzicht: hij condenseerde Shakespeare's lange tekst dusdanig, dat er niets essentieels verloren ging. In feite zit alles erin, vaak zelfs letterlijk en slechts op één punt heeft Boito rigoureus geschrapt. Zoals in Otello het hele eerste bedrijf werd weggelaten, zo ontbreekt hier de hele subplot met Rosencrantz en Guildenstern met de 'zijsprong' naar Engeland.

Aan de andere kant slaagde Boito erin de rollen van Gertrude en de geest van Hamlet's vader meer kern te verlenen, wat de muzikale kracht van het drama alleen maar ten goede kwam. De sterke vertolking van mezzosopraan Dshamilja Kaiser en de zwarte bas van Gianluca Buratto in deze rollen maken hun terzet ('Gran scena e Terzetto') met Hamlet in het derde bedrijf, gevolgd door een krachtige soloscène van Gertrude tot effectief muziekdrama waarvoor menig bekender componist zich niet zou hoeven schamen.

Natuurlijk zijn er ook zwakkere momenten, maar het zijn er niet veel. Ik kan me voorstellen dat Boito en Faccio bij Ofelia's waanzinscène iedere associatie met opera's als Lucia di Lammermoor wilden vermijden, maar de commentaren van Laerte zorgen hier voor een ietwat larmoyant effect, een indruk die wordt versterkt door het feit dat de tenor Paul Schweinester niet de sterkste solist in het geheel is. Over het geheel is hier ondanks de internationale bezetting echter een uitstekende cast op de been gebracht, waarin ook de bariton Claudio Sgura (Claudio) en de basbariton Eduard Tsanga (Polonio) voor markante bijdragen zorgen.

In de titelrol overtuigt de Tsjechische tenor Pavel Cernoch als een krachtige, verre van weifelachtige Hamlet, vocaal soms zelfs iets te krachtig. Zijn uitmuntende tekstbehandeling maakt ieder woord verstaanbaar, maar in zijn frasering had ik graag iets meer half omfloerste of 'Bergonzi-achtige' nuances en af en toe zelfs een vleugje romantiek willen horen.
Ten dele ligt dat laatste misschien minder aan de zanger dan aan de uitvoering als geheel - en vooral de rol van dirigent Paolo Carignani. Diens inzet is onmiskenbaar en hij verdient alle lof voor muzikale dramatiek, klankvorming, spanning, helderheid en noem maar op, maar regelmartig heb ik het gevoel dat hij de zangers te veel volume laat geven. Ten onrechte. Deze opera is zo sterk, dat de overtuigingskracht niet gezocht hoeft te worden in de decibels! Een iets 'kleinere' aanpak had minstens zo effectief kunnen zijn, ook voor Ofelia, schitterend vertolkt door de Roemeense Iulia Maria Dan. Als zij in de hoogte aan haar grenzen komt, krijg ik de indruk dat zij daar door Carignani te sterk in de dramatische richting geduwd wordt.

Met nieuwe opera's van Arno Schrier (Wenen) en Brett Dean (Glyndebourne) plus een hernieuwde belangstelling voor het werk van Ambroise Thomas lijkt Hamlet momenteel internationaal in de belangstelling te staan - althans in de operawereld. De herontdekking van Faccio's opera is daarbij zonder meer het belangrijkste element en dat is een reden te meer om blij te zijn met deze uitvoering in een strakke maar kleurrijke regie van Olivier Tambosi. De in alle opzichten schitterende opname door de Oostenrijkse televisie is zonder meer voorbeeldig op het punt van de geluidsweergave, op de Blu-ray Disc 48 kHz, 24 bit, 2.3 Mbps. Daar kan vrijwel geen cd tegenop.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links