![]() DVD-recensie Herinneringen aan een nooit ingeloste belofte
© Paul Korenhof, juni 2010
|
||
Donizetti: L'Elisir d'amore. María Bayo (Adina), Cristina Obregón (Nannetta), Rolando Villazón
(Nemorino), Jean-Luc Chaignaud (Belcore), Bruno Praticò (Dulcamara), Gran Teatre del Liceu. Virgin Classics 26727790 Opname: juni 2005
Actualiteit nummer één: na een concert in Londen dat de tweede (of inmiddels al derde?) comeback van Rolando Villazón had moeten inluiden, kopte de criticus Hugh Canning in The Times in met de kop 'Villazón's voice has broken'. Anderen kwamen tot een gelijksoortige conclusie. In amper vijf jaar tijd is de Mexicaanse tenor erin geslaagd een ooit zo glorieuze stem te veranderen in een ruïne die zelfs het oorspronkelijke timbre soms niet meer laat herkennen. Onoordeelkundig gebruik, overmoed, gebrek aan zelfkennis en vermoedelijk ook slechte raadgevers hebben een veelbelovende carrière voortijdig ten einde gebracht, of in ieder geval beperkt tot optredens in de 'populair-klassieke' sector. Mogelijk zien we hem, gesteund door een batterij microfoons, over twee jaar bij André Rieu in Maastricht. Voor velen zal dat een genot zijn, maar de ware zangliefhebber weet wel beter. Vocale neergang De vocale redding leek te komen van de mediahype rond Villazón en Anna Netrebko, die een jaar later op gang kwam dankzij hun gezamenlijke optreden in een Salzburger La traviata. In veel gevallen werkt zo'n mediacircus negatief, maar voor Villazón was het voordeel dat ook Netrebko een zuiver lyrische stem had, en dat zij wel tot een verstandiger repertoirekeuze kwam, zodat hij zich in hun samenzang in veiliger vaarwater bevond (hoewel ook La Bohème voor een tenor altijd nog behoorlijk zwaar is!). Desondanks volgde al kort daarna een eerste inzinking, in 2008 moest Villazón bij De Nederlandse Opera verstek laten gaan in Un ballo in maschera, een concert dat hij in plaats daarvan zijn Nederlandse bewonderaars aanbood, riep bij iedereen met oren aan zijn hoofd grote zorgen op en een jaar later bleek zelfs een ingreep aan zijn stembanden noodzakelijk. De huidige situatie doet het ergste vrezen. Platte klucht Evenwichtiger Door dit alles overtuigt ook Villazón meer en komen de karakters beter uit de verf in een evenwichtige voorstelling die het werk centraal stelt, terwijl de voorstelling in Wenen toch meer een show werd van twee sterren in een populaire opera. Het feit dat de Weense regie van Otto Schenk op zich meer sfeer heeft, verandert daar weinig aan. Met andere woorden: de talloze bewonderaars van Villazón kunnen hier hun hart ophalen, terwijl degenen die hem niet zo hoog hebben staan, zich uitgebreid kunnen ergeren aan zijn 'Mister Bean-gedrag'. Meer dan een 'simpele ziel', wat Nemorino toch voor alles is, brengt Villazón hem over het voetlicht als een verliefde puber die gefrustreerd wordt door zijn eigen smachten en zuchten, terwijl hij de vocale lijnen daarbij toch vaak meer 'verdiaans' dan in de stijl van Donizetti opbouwt. Samen met Bayo vult hij het verhaal echter uitstekend in en de bariton Jean-Luc Chaignaud draagt daaraan een uitstekende zij het vocaal weinig markante Belcore bij. Voor de Dulcamara van Bruno Praticò geldt exact hetzelfde en voor hun beider rollen geef ik zonder meer de voorkeur aan Leo Nucci en Ildebrando d'Arcangelo in Wenen, in een voorstelling die eveneens door Virgin werd uitgebracht. Overbodige regievondsten De technische verzorging is degelijk met standaard breedbeeld (16:9) en stereo plus dts. De cameravoering munt niet uit door subtiliteit, maar waarschijnlijk is deze productie naast de twee maanden oudere opname uit de Weense Staatsopera ook nooit voor een commerciële uitgave bedoeld geweest. Nu het echter ietwat twijfelachtig wordt of we Rolando Villazón nog in belangrijke operaproducties zullen tegenkomen, kan ik me voorstellen dat EMI-Virgin poogt om in ieder geval nog even te profiteren van materiaal dat Villazón nog in zijn goede dagen heeft vastgelegd. index | ||